nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat na het
instellen van een waterschap het algemeen bestuur niet binnen twee jaren zal
aftreden in verband met de reguliere waterschapsverkiezingen, maar bij de
eerstvolgende verkiezingen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Waterschapswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de titel van hoofdstuk IV, § 4, en in artikel 29, derde lid,
komt «gewone» te vervallen.
B
In artikel 27, eerste lid, wordt voor «algemeen bestuur» ingevoegd:
zittende.
C
In artikel 29 wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde
lid, na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur
ingevolge het derde lid eindigt binnen twee jaren en acht dagen na de instelling
van het waterschap vinden de verkiezingen niet plaats in dat waterschap en
eindigt de zittingsperiode van dat algemeen bestuur in afwijking van dat lid
tegelijk met de zittingsperiode van de leden van de algemene besturen
van de overige waterschappen die volgt op de eerste verkiezingen voor de waterschappen
na de datum van instelling.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,