nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de mogelijkheden
om tot leraar te worden benoemd in het voortgezet onderwijs uit te breiden
en in verband daarmee de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het
hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET VOORTGEZET
ONDERWIJS
In artikel 33 van de Wet op het voortgezet onderwijs worden na het eerste
lid twee leden ingevoegd, luidende:
1a. Indien het bevoegd gezag een leraar benoemt of tewerkstelt zonder
benoeming voor uitsluitend het geven van middelbaar algemeen voortgezet onderwijs
of het geven van onderwijs in de eerste drie leerjaren van het hoger algemeen
voortgezet onderwijs of van het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs,
is het eerste lid, onderdeel b, onder 3°, niet van toepassing en volstaat
in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, het bezit van
het getuigschrift van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.3a, eerste
lid, onderdeel a, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
waaruit blijkt dat:
1°. de betrokkene in het kader van die opleiding met goed gevolg
ten minste 30 studiepunten als bedoeld in artikel 7.4, eerste lid, van de
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, heeft besteed aan
voorbereiding op het geven van onderwijs in een met zijn opleiding inhoudelijk
overeenkomend vak in die leerjaren, en
2°. is voldaan aan de bekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 36,
eerste lid, voor zover die van toepassing zijn op dat onderwijs.
1b. Bij ministeriële regeling bepaalt Onze Minister op grond van
welke bacheloropleidingen als bedoeld in lid 1a onderwijs verzorgd kan worden
in daarbij aan te wijzen vakken.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET OP HET HOGER ONDERWIJS
EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
Aan artikel 7.6 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten
aanzien van opleidingen die leiden tot een getuigschrift als bedoeld in artikel
33, lid 1a, van de Wet op het voortgezet onderwijs.
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,