32 262 Instellen van de tijdelijke baten-lastendienst nieuwe VWA

Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 februari 2011

Tijdens het Algemeen Overleg met de vaste Kamercommissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 16 december 2010 over de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) (32 262, nr. 5) heb ik drie schriftelijke reacties overhandigd gekregen vanuit uw Kamer. Ik heb toegezegd deze schriftelijk te beantwoorden. Onderstaand treft u de antwoorden aan. Het antwoord op de derde brief is mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport opgesteld.

1.

De heer Ormel van het CDA stelde mij de volgende schriftelijke vragen:

Vraag 1:

Bij elke aanvraag voor een exportkeuring moet een uitdraai van een routebeschrijving van Routenet zitten; ook al ga je elke week naar Tours of Toulouse;

Routenet is nodig om te kunnen beoordelen of de route realistisch is. Via de routenetuitdraai wordt ook steekproefsgewijs gecontroleerd of de transporteur zich aan de routebeschrijving heeft gehouden. Deelnemers aan een kwaliteitssysteem hebben een aantal administratieve faciliteiten ten aanzien van het aanleveren van de routenetgegevens.

Vraag 2:

Bij het vervoeren van schapen van het 1e naar de 2de verzamelcentrum moet ogv Europese regelgeving een veterinair document van de overheid zitten; dit heeft, zeker voor gecertificeerde verzamelcentra in de VWA controle geen toegevoegde waarde en staat haaks op de eI&R. Praktische oplossing is bijv. dat er een fax van het verzamelcentrum uitgaat naar de VWA en met een stempel terug wordt gefaxed. Dan is er een officieel overheidsdocument en kan de VWA bovendien steekproefsgewijs controleren.

Het veterinaire document is een Europese verplichting. Het document is de vastlegging van de gezondheidscontrole van de dieren. Omdat het gaat om een veterinair document is een gezondheidscontrole bij de afgifte verplicht.

Daartoe moet de nVWA-dierenarts de dieren ook daadwerkelijk zien. Een fax is om die reden dus niet mogelijk. Daarnaast is een gefaxt document met een officieel stempel te fraudegevoelig.

Vraag 3:

Verzamelcentra krijgen nog steeds jaarlijkse VWA controle terwijl ze ook controle van SGS voor het kwaliteitssysteem krijgen. Onnodig. Een voordeel voor deelname aan een kwaliteitssysteem zou juist moeten zitten in het verminderen van dergelijke overheidscontroles. Is tevens letterlijk lastenverlichting.

In de EU-Richtlijnen 64/432 en 91/68 staat vermeld dat verzamelcentra regelmatig door de bevoegde autoriteit gecontroleerd moeten worden om er zeker van te zijn dat nog altijd wordt voldaan aan de erkenningseisen.

Het is op dit moment nog veel te vroeg om de controles van de VWA zonder meer te vervangen door die van de certificerende instantie. Er is nog te weinig informatie over de werking van het kwaliteitssysteem in de praktijk. Pas wanneer er meer informatie is uit rapportages vanuit het systeem kan bekeken worden of het aan de orde is om het toezicht van de nVWA anders in te richten.

Vraag 4:

Stalkeuring en keuring zonder dat de veewagen bij de exportkeuring aanwezig is, kan nu alleen bij varkens; graag zsm uitbreiden naar runderen en schapen.

Ik heb u eerder toegezegd dat uitbreiding naar de andere diersoorten mogelijk is als het systeem voor de varkens volledig naar tevredenheid zou werken. Op dit moment is er nog niet voldoende informatie om dat oordeel te geven.

Vraag 5:

Verzamelcentra dienen een protocol te hebben waarin hun werkwijze wordt beschreven; overbodige eis voor gecertificeerde verzamelcentra.

Wijziging van dit onderdeel zou wijziging van de Regeling preventie op zijn basisonderdelen betekenen. Dit is niet aan de orde. Bovendien is dit door de VWA goedgekeurde protocol ook door de sector zelf opgenomen in de nieuwe kwaliteitsregeling QLL.

Vraag 6:

De stalkeuring brengt zowel de (varkens-)exporteur als de VWA voordeel van flexibele planning van de veterinaire keuring van de dieren en het uiteindelijk vertrekken van de geladen veewagen met zich mee. Dit geldt echter niet voor het vertrek op maandag: de maandagochtendspits inzake exportkeuringen blijft bestaan, omdat binnen 24 uur na exportkeuring moet worden vertrokken. Keuren op vrijdag en vertrekken op maandag zou een voordeel zijn voor gecertificeerden en een forse lastenverlichting.

De Europese regelgeving schrijft voor dat dieren binnen 24 uur voor vertrek gekeurd moeten worden. Als de periode tussen keuring en vertrek te lang zou worden, kan er in de tussentijd teveel gebeuren waardoor de gezondheidsverklaring, waar de certificering in feite uit bestaat, aan betrouwbaarheid inboet.

Vraag 7:

Een verzamelcentrum schapen mag volgens Europese regelgeving een verzamelblok van 144 uur hebben; echter in de regeling preventie is een blok maximaal slechts 120 uur, omdat de VWA 24 uur berekent voor het transport van de schapenhouder naar de 1e verzamelplaats. In principe zou het blok dus 144 uur mogen zijn; dat zou met name het 2de verzamelcentrum meer lucht geven om de dieren af te zetten.

EU-regelgeving stelt dat schapen en geiten niet langer dan 6 dagen (144 uur) buiten het bedrijf van oorsprong mogen verblijven alvorens zij hun laatste certificaat naar de definitieve eindbestemming krijgen. Het verzamelen van schapen of geiten gaat in op het moment van vertrek van de boerderij. Het is niet mogelijk om voor elk dier vast te stellen hoe lang het onderweg is vanaf de boerderij naar het eerste verzamelcentrum. En juist omdat schapen en geiten voorafgaand op een verzamelcentrum als het ware op de veewagen worden voorverzameld en dus lang onderweg kunnen zijn van boerderij naar boerderij is die eerste fase voor alle dieren gelijkgesteld op 24 uur.

Vraag 8:

Wanneer schapen/geiten voor afvoer gemeld zijn in de I&R database behoeft er ogv I&R regelgeving geen papieren vervoersdocument met het transport mee. Echter ogv de Transportverordening is een papieren vervoersdocument nog steeds een vereiste. Hier liggen kansen op administratieve lastenverlichting.

De EU-Transportverordening vereist dat er bij het vervoer van dieren altijd papieren documenten aanwezig zijn. Het doel hiervan is dat ter plaatse eenvoudig gezien kan worden of de dieren worden vervoerd in overeenstemming met de regels voor onder andere de duur van het transport (vertrek en bestemming) en de identificatie.

Vraag 9:

Express service aanbieden om het vandaag kopen en morgen afleveren bij bijvoorbeeld biggenexport te faciliteren. Dat is nu niet mogelijk. Hiervoor willen de exporteurs de extra toeslag graag betalen.

Het planningskader is indertijd ingesteld om de keuringen efficiënt te kunnen inplannen en met de vereiste kwaliteit uit te laten voeren. Het planningskader is recent (per 1 juli 2010) versoepeld, waardoor de nVWA meer flexibiliteit heeft gecreëerd voor het bedrijfsleven. Voor exportcertificering in de levend veesector is:

  • een ingrijpende verkorting van de aanvraagtermijn buiten openingstijd ingesteld,

  • exportcertificering nu landelijk vanaf 6.00 uur mogelijk,

  • er meer soepelheid bij incidentele te late aanvragen,

  • er een latere uiterste aanmeldtijdstip ingesteld van 8.00 uur de werkdag ervoor (geldt voor de handelaren die met het digitale aanmeldingsformulier werken).

Verder is de handelsvrijheid van de exporteurs die met kwaliteits-systemen werken beduidend toegenomen in vergelijking met de vroegere klepkeuring.

Het invoeren van het gevraagde voorstel is nu niet mogelijk. Het zou leiden tot een minder efficiënte inzet van nVWA-dierenartsen en tot ongelijke behandeling tussen de verschillende soorten export waarop de nVWA toezicht houdt. Het leidt ook tot hogere kosten en daarmee tot hogere retributies en tarieven. De nVWA blijft uiteraard bereid om met ondernemers in constructief overleg te kijken naar kansen en mogelijkheden tot verdere verbetering van de service voor het bedrijfsleven zonder in te boeten op de kwaliteit en de productiviteit.

2.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff van de VVD stelde mij een geanonimiseerde brief van een akkerbouwer ter hand waarin deze klaagt over de wijze waarop hij met betrekking tot de bestrijding van aardappelmoeheid is behandeld door de nVWA. Ik wil deze brief als volgt beantwoorden:

De nVWA bewaakt en bevordert de gezondheid van planten en plantaardige producten binnen de geldende nationale en internationale regelgeving. Ze draagt daarmee bij aan de handel en export van planten en plantaardige producten. Overheid en sector dienen dezelfde belangen, namelijk het bevorderen van de gezondheid van planten en plantaardige producten. Hiervoor vindt veelvuldig contact plaats met de sectoren over zowel de invulling van wet- en regelgeving als de uitvoering ervan.

De schrijver van de brief heeft zich onheus bejegend gevoeld door de nVWA. Omdat de brief anoniem is, kan ik de toedracht van het telefoongesprek niet meer achterhalen.

Uitvoering van regelgeving vindt plaats na overleg met sectororganisaties. Dat is ook gebeurd over de nieuwe EU-regelgeving voor aardappelmoeheid die sinds 1 juli 2010 van kracht is (EU-Richtlijn 2007/33/EG). Nederland heeft zich in de EU aanvankelijk op het standpunt gesteld dat aardappelmoeheid geen quarantainestatus meer zou moeten hebben. Dit bleek echter geen haalbare kaart. Daarop is door Nederland, in zeer nauw overleg met de betrokken sectororganisaties en keuringsdiensten, ingezet op het beperken van de gevolgen van de nieuwe EU-regelgeving voor de Nederlandse sector. Deze afstemming heeft zowel plaatsgevonden tijdens de voorbereiding als bij de implementatie van de EU-Richtlijn. Daarbij zijn successen behaald, zoals bijvoorbeeld de mogelijkheid voor een beperkte afbakening van besmetverklaringen. De nieuwe EU-richtlijn is echter veelomvattend en complex en bevat ook aanscherpingen ten opzichte van de oude richtlijn.

In de brief wordt verder gerefereerd aan een telefonisch contact van de nVWA over genomen bestrijdingsmaatregelen.

De nVWA doet navraag bij de teler over eventueel genomen bestrijdingsmaatregelen op het betreffende perceel. Het komt namelijk af en toe voor dat een teler te vroeg een bemonstering lijkt te hebben uitgevoerd op een voor aardappelmoeheid besmet verklaard terrein. De geldende wachttermijn is dan nog niet verstreken; deze wordt geteld in jaren. Indien de teler echter een bestrijdingsmaatregel heeft uitgevoerd, geldt een kortere wachttermijn. Soms hebben telers een bestrijdingsmaatregel uitgevoerd, maar niet gemeld aan de nVWA.

Om toch tot vrijgave van een besmetverklaring te kunnen komen, doet de nVWA dan (telefonisch) navraag. De nVWA ziet dit als een vorm van klantgerichtheid. Een omslachtige beroepsprocedure wordt zo voorkomen.

De nVWA staat open voor suggesties vanuit het bedrijfsleven om deze procedure te verbeteren.

De invoering van de nieuwe Europese regelgeving voor aardappelmoeheid is aanleiding geweest om de werkwijze bij export van aardappelpootgoed naar derde landen tegen het licht te houden en waar mogelijk te vereenvoudigen.

Een aantal exportbestemmingen stellen zodanige eisen aan de afwezigheid van aardappelmoeheid dat het nodig is om na de oogst een bemonstering van de partij pootaardappelen uit te voeren. In nauw overleg met betrokken sectororganisaties en keuringdienst is gezocht naar het verkleinen van het aantal landen waarvoor extra bemonstering nodig is en naar het minimaliseren van de gevolgen bij het aantreffen van een besmetting. Voor dit laatste is het belangrijk dat de bemonsterde grond met zekerheid afkomstig is van uitsluitend die zending die voor export wordt aangeboden. Dit kan worden bereikt door uit de gereedstaande partij te bemonsteren. De mogelijkheid om al «onder de sorteermachine te bemonsteren» is daarom komen te vervallen. De nu gehanteerde werkwijze werd al langer gebruikt, maar geldt per juli 2010 voor alle exportbestemmingen. De nVWA heeft met de sectororganisaties afgesproken de bovenstaande werkwijze na afloop van dit seizoen te evalueren.

3.

De heer Ormel van het CDA heeft een aantal schriftelijke vragen gesteld over importcontroles. Aangezien dit valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van VWS zijn onderstaande antwoorden opgesteld door mijn collega van VWS.

Alle Europese lidstaten dienen controles aan de buitengrenzen uit te voeren bij zogenaamde hoog risicoproducten uit bepaalde landen buiten de Europese Unie (EU-Verordening 669/2009 en artikel 15 lid 5 van de EU-controleverordening 882/2004). Invoer uit deze derde landen mag pas plaatsvinden als er geen afwijkingen zijn ten aanzien van bijvoorbeeld residuen van bestrijdingsmiddelen of de aanwezigheid van contaminanten. De landen en producten waarvoor deze controles plaatsvinden, worden aangewezen op basis van meldingen van normoverschrijdingen via het Europese Rapid Alert System (RASFF) en op basis van de resultaten van audits van de Europese Food and Veterinary Office (FVO).

Een voorbeeld van de toepassing van EU-verordening 669/2009 is de import van aardbeien uit Egypte. Hierover heb ik u in mijn brief van 15 december 2010 (TK 2010–2011 32 262, nr. 4) gemeld dat daarbij een verhoogd risico aanwezig was.

In het onderstaande ga ik in op uw voorstellen.

Voorstel 1:

De nVWA gaat zendingen selecteren op basis van risico en historische ervaringen. Nu selecteert de nVWA zendingen at random. In de huidige wetgeving bestaat de ruimte om dit risico-gebaseerd te doen. Bedrijven die in land van herkomst hun maatregelen nemen, hebben daar nu geen enkel voordeel van.

Antwoord

De EU-verordening schrijft voor dat ad random moet worden gecontroleerd. De nVWA heeft de Commissie uitgenodigd voor een discussie of de prestaties van een bedrijf uit het verleden kunnen worden meegewogen bij de selectie van te controleren zendingen. In een eerste reactie lijken de Europese Commissie en de FVO niet afwijzend te staan tegenover deze discussie.

Voorstel 2

De Aangewezen Punten van Binnenkomst (APB’s) in de Rotterdamse haven kennen een zeer beperkte regio. Een geringe uitbreiding die de Greenports incorpereert, leidt al tot sterke verbetering in de logistiek processen. Hiermee wordt veel tijd, kilometers en kosten voorkomen.

Antwoord

De definitie van een APB wordt op dit moment besproken bij de nVWA. Daarnaast wordt over dit onderwerp ook met de Europese Commissie gesproken tijdens de driemaandelijkse evaluaties van de EU-Verordening en eveneens tijdens de audit van de FVO in dit voorjaar.

Voorstellen 3 en 4

Het Kwaliteits Controle Bureau (KCB) gaat de monsters nemen van de zendingen. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het overheidsbeleid om de toezichtslast te verminderen en één inspectiedienst per bedrijf.

Private laboratoria de analyses van de in het kader van officiële controles genomen monsters laten uitvoeren. Dit kan mits deze laboratoria geaccrediteerd zijn volgens ISO/EC 17 025 en door de nVWA aangewezen zijn om bepaalde testen uit te voeren (artikel 12 verordening 882/2004). Door gebruik te maken van private laboratoria zullen de kosten van het bedrijfsleven afnemen en de monsters sneller worden afgehandeld. De snelheid van de analyse is van groot belang voor verse groenten en fruit. Per kwartaal wordt de bijlage van Verordening 669/2009 aangepast. De hoeveelheid analyses varieert sterk en is afhankelijk van het importseizoen, de product/land combinaties en het controlepercentage. Private laboratoria kunnen hier sneller en flexibeler op inspelen dan het laboratorium van de nVWA. De kosten van de overheid zullen lager worden.

Antwoord

De nVWA voert zelf de analyses en controles in het kader van EU-verordening 669/2009 uit. Op deze wijze is het toezicht efficiënt ingericht. Daarbij zijn de door de nVWA gehanteerde tarieven in het algemeen vergelijkbaar met de tarieven van handhavingorganisaties in andere EU-landen. Ook biedt de nVWA de garantie dat de uitslagen van het lab er binnen 72 uur zijn, in de praktijk ook vaak binnen 24 uur. De nVWA ontvangt hierover weinig klachten. Integendeel, bedrijven zijn over het algemeen erg te spreken over de wijze van uitvoering door de nVWA en hebben dit zowel mondeling als schriftelijk aan de nVWA kenbaar gemaakt.

Overigens heeft de nVWA tot op heden geen verschuivingen van handelsstromen naar andere EU-lidstaten geconstateerd. Dit is ook niet waarschijnlijk omdat het Europese regelgeving betreft.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven