nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
d.d. 5 november 2009 en het nader rapport d.d. 30 november 2009,
aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens
de minister van Justitie, de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en
de minister van Defensie. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 22 oktober 2009, no. 09.002946, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de minister van Justitie, de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
en de minister van Defensie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter
overweging aanhangig gemaakt een voorstel van rijkswet houdende goedkeuring
van het op 14 oktober 2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005
bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen
de veiligheid van de zeevaart (Trb. 2006, 223) en van het op 14 oktober
2005 te Londen tot stand gekomen Protocol van 2005 bij het Protocol tot bestrijding
van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms
op het continentale plat (Trb. 2006, 224), met memorie van toelichting.
Deze protocollen, tot stand gekomen onder auspiciën van de Internationale
Maritieme Organisatie, voorzien onder andere in strafbaarstellingen betreffende
het gebruik van schepen bij het voorbereiden en plegen van terroristische
aanslagen, het helpen van terroristen bij het vluchten na een aanslag, het
gebruik van een schip als wapen en het ongeautoriseerd vervoer per schip van
massavernietigingswapens.
De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van de
protocollen. Hij plaatst evenwel een kanttekening bij de mogelijkheid dat
de gelding van de protocollen beperkt blijft tot Nederland en de Nederlandse
Antillen.
De goedkeuring van het Verdrag wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.
In de memorie van toelichting wordt uiteengezet dat de regering van de Nederlandse
Antillen heeft aangegeven medegelding van de protocollen voor haar
land wenselijk te achten, doch dat nog niet is voorzien in de noodzakelijke
uitvoeringswetgeving. Het is niet duidelijk wanneer deze procedure zijn beslag
zal krijgen. De regering van Aruba beraadt zich nog over de wenselijkheid
van medegelding van de protocollen voor haar land.1
Gelet op het belang van de bestrijding van terroristische gedragingen
gericht tegen de zeevaart en vaste platforms, adviseert de Raad de medegelding
van de protocollen in alle landen van het Koninkrijk te bevorderen en in de
toelichting te vermelden wanneer de benodigde uitvoeringswetgeving naar verwachting
gereed zal zijn. Indien dit niet mogelijk is, adviseert hij in de toelichting
uiteen te zetten wat de consequenties zijn van het uitblijven van deze uitvoeringswetgeving
en daarbij het belang van het Koninkrijk en van de internationale rechtsorde
bij tijdige goedkeuring en ratificatie van de onderhavige protocollen voor
het gehele Koninkrijk te betrekken. De Raad adviseert de toelichting aan te
vullen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 oktober
2009, nr. 09.002946, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het
Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks
aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 november 2009, nr.
W03.09.0422/II/K, bied ik U hierbij aan.
Ingevolge het advies van de Raad is de memorie van toelichting onder paragraaf
III op het onderdeel Koninkrijkspositie aangevuld. Daarin is opgenomen dat
de Arubaanse regering het ook wenselijk acht dat de Protocollen mede voor
haar land zullen gelden.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel
van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten
van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de minister van Justitie, de staatssecretaris van
Verkeer en Waterstaat en de minister van Defensie, verzoeken het hierbij gevoegde
voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten
van Aruba te zenden.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen