32 250
Wijziging van de Wet op het notarisambt naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede regeling van enkele andere onderwerpen in die wet en wijziging van de Wet op het centraal testamentenregister

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Wet op het notarisambt te wijzigen naar aanleiding van de evaluatie van die wet, waaronder de invoering van een nieuwe vorm van algemeen toezicht en andere maatregelen ter bevordering van de integriteit en kwaliteit van het notariaat, alsmede om de Wet op het centraal testamentenregister te wijzigen in verband met de overdracht van het testamentenregister en om enkele andere onderwerpen in verband met de Wet op het notarisambt te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het notarisambt wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel a wordt, onder verlettering van de onderdelen b tot en met l tot onderdelen c tot en met k, een onderdeel ingevoegd, luidende:

b. toegevoegd notaris: de toegevoegd notaris, bedoeld in artikel 30b;

2. In onderdeel c (nieuw) wordt na «degene» ingevoegd «, niet zijnde toegevoegd notaris,».

3. Onderdeel h komt te luiden:

h. deeltijd: de werktijd die korter is dan de volledige arbeidsduur als bedoeld in artikel 2 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, wordt de zinsnede «de rechtbank in het arrondissement, waarin zijn plaats van vestiging is gelegen» vervangen door: de rechtbank in de hoofdplaats van het ressort waarin zijn plaats van vestiging is gelegen.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De notaris laat zich terstond na de eedsaflegging inschrijven in het register voor het notariaat, bedoeld in artikel 5, onder overlegging van het proces-verbaal van de eedsaflegging en onder deponering van zijn handtekening en paraaf.

C

Artikel 4 vervalt.

D

Artikel 5 komt te luiden:

Artikel 5

1. Er is een register voor het notariaat, dat wordt bijgehouden door de KNB.

2. In het register wordt iedere notaris, toegevoegd notaris en kandidaat-notaris opgenomen, onder vermelding van naam en plaats en datum van geboorte. In het register worden ten aanzien van hen, voor zover van toepassing, tevens gegevens opgenomen betreffende:

a. de benoeming van de notaris, zijn ontslag of overlijden;

b. de plaats van vestiging van de notaris;

c. het nummer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet op het centraal testamentenregister;

d. een aanwijzing tot overname van een protocol als bedoeld in artikel 15;

e. toevoeging als bedoeld in artikel 30b;

f. waarneming als bedoeld in artikel 28;

g. de eedsaflegging, bedoeld in artikel 3, met opname in het register van handtekening en paraaf;

h. een nevenbetrekking als bedoeld in artikel 11;

i. de onherroepelijke oplegging van een tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 103, eerste, derde en vierde lid;

j. de bij onherroepelijke uitspraak gegrond verklaarde bedenking zonder oplegging van een tuchtmaatregel, bedoeld in artikel 103, tweede lid;

k. de onherroepelijke oplegging van een ordemaatregel als bedoeld in de artikelen 25b, 26, 27 en 106, eerste en vijfde lid;

3. Het register ligt voor een ieder ter inzage. De KNB verstrekt op verzoek een gewaarmerkt afschrift of uittreksel tegen kostprijs.

4. De oplegging van de ordemaatregel, bedoeld in artikel 25b, is niet openbaar. De oplegging van de ordemaatregelen, bedoeld in de artikelen 26, 27 en 106, eerste en vijfde lid, is openbaar zolang deze maatregelen van kracht zijn. De oplegging van een waarschuwing of berisping als bedoeld in artikel 103, eerste lid, is niet openbaar, tenzij toepassing is gegeven aan artikel 103, vijfde lid.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de toepassing van het tweede lid, de inrichting van het register, de wijze waarop het wordt bijgehouden en de wijze van inzage in het register.

E

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt «EG-verklaring in de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties» vervangen door: erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties.

2. Het tweede lid, onderdeel b, onder 3°, komt te luiden:

3°. als toegevoegd notaris of kandidaat-notaris gedurende een al dan niet aaneengesloten periode van twee jaren binnen het tijdsbestek van drie jaren voorafgaande aan zijn verzoek om benoeming, in het Koninkrijk in Europa onder verantwoordelijkheid van een notaris of een waarnemer werkzaam is geweest of het notarisambt heeft waargenomen, dan wel als notaris gedurende die periode het notarisambt heeft vervuld, met dien verstande dat, in geval van werkzaamheid in deeltijd, deze termijnen naar evenredigheid worden verlengd;

3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

c. dat hij in het bezit is van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.

F

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. Degene die voor benoeming tot notaris in aanmerking wenst te komen dient bij Onze Minister een daartoe strekkend verzoek in, met opgave van de gemeente waarin hij voornemens is zich als notaris te vestigen. Bij het verzoek legt hij bewijsstukken over waaruit blijkt dat hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6. De overlegging van bewijsstukken met betrekking tot de voorwaarden als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onderdelen a en b, onder 1° en 2°, is niet vereist indien die reeds bij een eerder verzoek zijn overgelegd. In het verzoek doet hij tevens opgave van de werkgever of werkgevers bij wie hij als kandidaat-notaris of toegevoegd notaris in dienst is geweest.

2. Onze Minister beslist op het verzoek na advies te hebben ingewonnen omtrent de persoonlijke geschiktheid van de verzoeker voor het notarisambt bij de door hem benoemde Commissie toegang notariaat.

3. Ten behoeve van haar advies stelt de Commissie ten aanzien van de verzoeker een onderzoek in.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de advisering en het onderzoek door de Commissie, alsmede de samenstelling en werkwijze van de Commissie.

5. Op het verzoek wordt beslist binnen vijf maanden na ontvangst ervan.

6. Een afschrift van het verzoek met de bijlagen wordt aan de KNB en het Bureau gezonden, die binnen drie maanden advies kunnen uitbrengen aan Onze Minister.

G

De laatste volzin van artikel 9 komt te luiden: Hetzelfde geldt voor een toegevoegd notaris of een kandidaat-notaris.

H

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «de kamer van toezicht in het arrondissement» vervangen door: het Bureau.

2. Het zevende lid vervalt.

I

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De notaris doet opgave aan de KNB en aan de kamer voor het notariaat van het aanvaarden en beëindigen van een al dan niet bezoldigde nevenbetrekking.

2. In het tweede lid wordt in de tweede volzin na «aan de notaris» ingevoegd «, de KNB en het Bureau» en wordt in de derde volzin «hij» vervangen door: de notaris.

3. In het vijfde lid wordt «kamer van toezicht» vervangen door: kamer voor het notariaat.

4. Het zesde lid komt te luiden:

6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris.

J

Artikel 12a vervalt.

K

Artikel 14, derde lid, wordt vervangen door:

3. Op voordracht van Onze Minister kan aan de notaris bij koninklijk besluit ontslag worden verleend, indien hij:

a. geen gevolg heeft gegeven aan de verplichting, bedoeld in artikel 11, vierde lid, om een ongewenst verklaarde nevenbetrekking te beëindigen;

b. bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel aan hem bij een dergelijke rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft.

4. Op voordracht van Onze Minister wordt aan de notaris bij koninklijk besluit ontslag verleend, indien hij:

a. het Nederlanderschap verliest;

b. een ambt of betrekking heeft aanvaard dat, onderscheidenlijk die, op grond van artikel 9 onverenigbaar is met het notarisambt.

5. De griffiers der gerechten doen aan de kamer voor het notariaat, de KNB en het Bureau mededeling van rechterlijke beslissingen als bedoeld in het derde lid, onderdeel b.

6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris, met dien verstande dat zijn toevoeging door Onze Minister wordt ingetrokken dan wel kan worden ingetrokken.

7. In geval van waarneming door de notaris of toegevoegd notaris is bij zijn ontslag, respectievelijk de intrekking van zijn toevoeging, tevens zijn benoeming als waarnemer van rechtswege ingetrokken.

L

In artikel 15 komt de eerste volzin te luiden: Indien de notaris overlijdt, defungeert of zich vestigt buiten het arrondissement waarin zijn plaats van vestiging is gelegen zonder medeneming van zijn protocol, wijst Onze Minister, gehoord de kamer voor het notariaat, een notaris aan om het protocol en eventueel de overige notariële bescheiden over te nemen.

M

In artikel 16a wordt «hoofdstukken 3 en 4» vervangen door: hoofdstukken 3, 4, en 9.

N

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het tweede, derde, en vierde lid.

2. In het tweede lid wordt na «overtuiging» ingevoegd: of vermoeden.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

3. De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris binnen dezelfde onderneming of binnen het samenwerkingsverband waarvan hij deel uitmaakt, mits die het verzoek aanvaardt.

4. De notaris kan een verzoek van een partij tot het verrichten van werkzaamheden doorverwijzen naar een andere notaris, mits die het verzoek aanvaardt en de werkzaamheden niet algemeen gebruikelijk en van een zodanige aard zijn dat het belang van de verzoekende partij met de doorverwijzing wordt gediend.

5. Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de toepassing van het tweede tot en met het vierde lid.

O

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. De notaris dient binnen vier maanden na afloop van elk boekjaar een verslag in bij het Bureau ten aanzien van zowel het kantoorvermogen als ten aanzien van zijn privé-vermogen. Voor wat betreft de kantoorwerkzaamheden bevat het verslag een winst- en verliesrekening. Het verslag gaat vergezeld van een verklaring die is afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De termijn voor indiening van het verslag kan op verzoek van de notaris door het Bureau op grond van bijzondere omstandigheden worden verlengd met ten hoogste twee maanden. Op het verzoek wordt beslist binnen vier weken na ontvangst ervan.

2. Na het vierde lid wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, een lid ingevoegd, luidende:

5. Bij verordening worden regels gesteld betreffende de inhoud van het verslag en van de verklaring van de accountant, bedoeld in het vierde lid.

P

Na artikel 25 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 25a

Bij regeling van Onze minister kan aan notarissen de plicht worden opgelegd tot het doen van een melding aan het Bureau indien er zich, in de regeling nader aan te duiden, gebeurtenissen voordoen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van een notaris.

Artikel 25b

1. Indien de continuïteit van de praktijk van een notaris vanwege de wijze van bedrijfsvoering in gevaar dreigt te komen, kan door de voorzitter van de kamer voor het notariaat, ambtshalve naar aanleiding van een klacht dan wel op verzoek van de KNB of het Bureau, na verhoor en behoorlijke oproeping van de notaris, voor een periode van maximaal een jaar een stille bewindvoerder worden benoemd. Artikel 27, eerste lid, tweede en derde volzin, tweede lid en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. De stille bewindvoerder geeft de notaris advies en begeleiding bij zijn bedrijfsvoering en is tevens bevoegd om daaromtrent bindende aanwijzingen aan de notaris te geven.

3. Bij de benoeming wordt een honorarium vastgesteld dat ten laste komt van de notaris.

4. De kamer voor het notariaat of zijn voorzitter kan instructies geven aan de bewindvoerder met betrekking tot de bewindvoering.

Q

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26

1. Een notaris wordt door de voorzitter van de kamer voor het notariaat geschorst in de uitoefening van zijn ambt indien hij:

a. zich in voorlopige hechtenis bevindt;

b. tegen hem een gerechtelijk vooronderzoek ter zake van een misdrijf is ingesteld;

c. bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld dan wel aan hem bij een dergelijke rechterlijke uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

d. bij rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, hij surséance van betaling heeft gekregen, dan wel wegens schulden is gegijzeld, voor de duur van die maatregel.

2. Artikel 27, eerste lid, tweede en derde volzin, tweede lid en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. De griffiers der gerechten doen aan de kamer voor het notariaat, de KNB en het Bureau mededeling van rechterlijke beslissingen als bedoeld in het eerste lid.

4. In een geval als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, eindigt de schorsing na drie maanden. De kamer voor het notariaat kan de schorsing telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

5. In geval van waarneming door de notaris wordt hij tevens voor de duur van zijn schorsing geschorst als waarnemer in de uitoefening van het ambt, onverminderd de bevoegdheid van de kamer voor het notariaat tot intrekking van de benoeming tot waarnemer, bedoeld in artikel 29, eerste lid.

6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris, met dien verstande dat zijn toevoeging door de kamer voor het notariaat wordt opgeschort.

R

In artikel 27, eerste, derde en vierde lid, artikel 71, tweede lid, artikel 100, artikel 101, eerste en derde lid, artikel 102, eerste lid, en artikel 105 wordt «kamer van toezicht» telkens vervangen door: kamer voor het notariaat.

S

In artikel 28 wordt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot onderdelen e en f, na onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:

d. in geval van ontzetting uit zijn ambt;.

T

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het achtste lid vervalt en onder vernummering van het derde tot en met het zevende lid tot vierde tot en met achtste lid, komen het eerste tot en met het derde lid te luiden:

1. Tot waarnemer is benoembaar een notaris of een toegevoegd notaris. Een kandidaat-notaris is tot waarnemer benoembaar indien hij voldoet aan het vereisten van artikel 6, eerste en tweede lid, onderdelen b, onder 1° en 2°, en c, en een al dan niet aaneengesloten periode van twee jaren binnen het tijdsbestek van drie jaren voorafgaande aan de benoeming tot waarnemer onder verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam is geweest of als notaris het notarisambt heeft vervuld. In afwijking van het vorenstaande kan een kandidaat-notaris tot waarnemer worden benoemd in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, indien hij ten minste drie jaar heeft afgerond van de stage, bedoeld in artikel 31, en een al dan niet aaneengesloten periode van een jaar binnen het tijdsbestek van drie jaren voorafgaande aan de benoeming tot waarnemer onder verantwoordelijkheid van een notaris of van een waarnemer werkzaam is geweest of als notaris het notarisambt heeft vervuld. In geval van werkzaamheid in deeltijd, worden voorgenoemde termijnen naar evenredigheid verlengd. De kandidaat-notaris die reeds op grond van het tweede lid als waarnemer is benoemd, behoeft in geval van benoeming als waarnemer voor een andere notaris niet opnieuw te voldoen aan het vereiste van artikel 6, tweede lid, onderdeel c. Het notarisambt kan slechts worden waargenomen door degene die de zeventigjarige leeftijd nog niet heeft bereikt.

2. Op verzoek van een notaris benoemt de voorzitter van de kamer voor het notariaat een of meer notarissen, toegevoegd notarissen of kandidaat-notarissen die zich daartoe bereid hebben verklaard, tot vaste waarnemer teneinde de notaris in de in artikel 28, onderdelen a en b, bedoelde gevallen te vervangen. Telkens wanneer zich een geval als bedoeld in artikel 28 voordoet benoemt de voorzitter ambtshalve één of meer waarnemers, tenzij het een geval als bedoeld in artikel 28, onderdelen a of b, betreft en er een vaste waarnemer is. In het geval van ambtshalve benoeming tot waarnemer treft hij zo nodig een regeling omtrent het honorarium.

3. De kamer voor het notariaat kan een benoeming tot waarnemer te allen tijde intrekken. Van elke benoeming van een waarnemer en van elke intrekking van een benoeming wordt onmiddellijk kennis gegeven aan de betrokkenen, de KNB en het Bureau. Tegen een beslissing tot benoeming of tot intrekking van een benoeming kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van de brief waarbij die beslissing aan betrokkenen wordt meegedeeld beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Artikel 107, tweede tot en met vierde lid en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt «kamer van toezicht» vervangen door: kamer voor het notariaat.

3. In het vijfde lid (nieuw) vervalt: een notaris of kandidaat-notaris.

4. In het achtste lid (nieuw) wordt «de kamer van toezicht» vervangen door: de KNB.

U

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

De kandidaat-notaris die voor de eerste maal tot waarnemer wordt benoemd, legt in verband met de aanvaarding van zijn benoeming de eed af voor de rechtbank in de hoofdplaats van het ressort waarin de plaats van vestiging van de te vervangen notaris is gelegen. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

V

In artikel 30a, vierde lid, komt de laatste zin te luiden: de KNB zendt de gedefungeerde notaris of de gewezen kandidaat-notaris een bewijs van ontvangst van de kennisgeving.

W

Na titel III wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL IIIA. DE TOEGEVOEGD NOTARIS

Artikel 30b

1. Een notaris kan, met goedkeuring van Onze Minister, een kandidaat-notaris aanwijzen als een aan hem toegevoegd notaris. Het aantal toegevoegd notarissen per notaris bedraagt ten hoogste drie.

2. De toegevoegd notaris is bevoegd om namens, onder verantwoordelijkheid en toezicht van de notaris handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 2, eerste lid. De notaris beschikt over een exclusieve instructiebevoegdheid ten aanzien van de notariële werkzaamheden van de toegevoegd notaris.

3. De toegevoegd notaris is vaste waarnemer als bedoeld in artikel 29, tweede lid, teneinde de notaris te vervangen in de in artikel 28, onderdelen a en b, bedoelde gevallen.

4. De toegevoegd notaris gebruikt een zegel dat gelijk is aan het zegel van de notaris, bedoeld in artikel 51, met dien verstande dat hierop tevens zijn eigen naam en hoedanigheid zijn vermeld. De door de toegevoegd notaris opgemaakte minuten behoren tot het protocol van de notaris.

5. Tot het voeren van de titel toegevoegd notaris is uitsluitend bevoegd hij die overeenkomstig het eerste lid als zodanig is aangewezen en wiens toevoeging niet is beëindigd of opgeschort.

Artikel 30c

1. Een kandidaat-notaris komt in aanmerking voor toevoeging aan een notaris indien hij voldoet aan de voorwaarden van artikel 6, met uitzondering van het tweede lid, onderdeel b, onder 4°, en indien wordt voldaan aan de voorwaarden die volgen uit artikel 30b, tweede lid.

2. Het verzoek om goedkeuring van de toevoeging wordt ingediend door de notaris en de kandidaat-notaris gezamenlijk. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de bij het verzoek over te leggen bewijsstukken tevens betrekking hebben op de vervulling van de voorwaarden die volgen uit artikel 30b, tweede lid, en dat het advies van de Commissie toegang notariaat tevens ziet op de vraag of aan deze voorwaarden wordt voldaan. Aan de goedkeuring kunnen nadere voorwaarden worden verbonden.

3. De toegevoegd notaris die voor de eerste maal aan een notaris wordt toegevoegd, legt in verband met de aanvaarding van zijn toevoeging de eed af voor de rechtbank in de hoofdplaats van het ressort waarin de plaats van vestiging is gelegen van de notaris aan wie hij wordt toegevoegd. Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30d

1. De toevoeging eindigt van rechtswege door:

a. opzegging dan wel het eindigen van de arbeidsovereenkomst van de toegevoegd notaris of schorsing in zijn werkzaamheden door zijn werkgever;

b. ontzetting uit het ambt, ontslag of overlijden van de notaris;

c. onherroepelijke oplegging aan de notaris van een ontzegging van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd notaris als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel d;

d. onherroepelijke oplegging aan de toegevoegd notaris van een ontzegging in de bevoegdheid om als toegevoegd notaris op te treden als bedoeld in artikel 103, derde lid;

e. benoeming van de toegevoegd notaris tot notaris.

2. Indien de toevoeging op grond van het eerste lid, onderdelen b of c, is geëindigd, kan de voorzitter van kamer voor het notariaat bij de benoeming van een waarnemer als bedoeld in artikel 29, tweede lid, de desbetreffende kandidaat-notaris met diens instemming aanwijzen als aan de waarnemer toegevoegd notaris, voor de duur van de waarneming.

3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onderdeel c, wordt de toevoeging opgeschort met het ingaan van de schorsing van de notaris in de uitoefening van het ambt. De opschorting eindigt met de benoeming van een waarnemer dan wel door beëindiging van de schorsing.

4. Onze minister kan de toevoeging intrekken:

a. op verzoek van de toegevoegd notaris;

b. indien er sprake is van andere omstandigheden dan bedoeld in het eerste lid waardoor niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor toevoeging die volgen uit artikel 30b, tweede lid, en aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 30c, tweede lid, laatste volzin.

5. Indien er zich feiten of omstandigheden voordoen die ingevolge het eerste lid leiden tot beëindiging van de toevoeging van rechtswege, of ingevolge het vierde lid grond kunnen vormen voor intrekking van de toevoeging, doen de notaris en de toegevoegd notaris daarvan onverwijld mededeling aan de KNB en Onze Minister.

X

Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de tweede volzin te luiden: In geval van werkzaamheid in deeltijd van minder dan een gemiddelde van 28 uur per week wordt de vereiste duur van de stage naar evenredigheid verlengd, met dien verstande dat bij een gemiddelde van ten minste 21 uur per week de verlengde duur maximaal acht jaren bedraagt.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Op verzoek van een kandidaat-notaris kan de KNB besluiten tot verkorting van de in het eerste lid bedoelde termijn indien bepaalde werkzaamheden van de verzoeker, anders dan bedoeld in het eerste lid, relevant zijn voor de voorbereiding op het notarisambt.

4. Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende de behandeling van het verzoek, bedoeld in het derde lid, en de waardering van de werkzaamheden.

Y

Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een EG-verklaring over, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel a.» vervangen door: een erkenning van beroepskwalificaties over als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning beroepskwalificaties.

2. Het vijfde en het zevende lid vervallen, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid

3. In het vierde lid (nieuw) vervalt de tweede volzin.

Z

Artikel 35 vervalt.

AA

Artikel 40, eerste lid komt te luiden:

1. De akte vermeldt in ieder geval de naam, voornamen en de plaats van vestiging van de notaris voor wie de akte wordt verleden. Indien de akte wordt verleden voor een toegevoegd notaris of een waarnemer, worden diens naam en voornamen vermeld, alsmede de voorgenoemde gegevens van de notaris tot wiens protocol de akte behoort.

BB

Artikel 55, tweede lid, komt te luiden:

2. Bij verordening worden regels gesteld betreffende de inrichting van een algemene klachten- en geschillenregeling voor het notariaat, waaronder de instelling van een geschillencommissie.

CC

Artikel 56, eerste lid, komt te luiden:

1. De voorzitter van de kamer voor het notariaat kan op verzoek van een belanghebbende wiens financiële draagkracht de in artikel 34 van de Wet op de rechtsbijstand genoemde bedragen niet overschrijdt, een in het desbetreffende ressort gevestigde notaris opdragen de in het tweede lid genoemde ambtelijke werkzaamheden te verrichten tegen een bedrag waarvan de maximumhoogte het bedrag is van de ingevolge de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, hoogst mogelijke eigen bijdrage.

DD

Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Er zijn één of meer door Onze Minister aan te wijzen algemene bewaarplaatsen van protocollen.

2. In het tweede lid wordt «De kamer van toezicht» vervangen door «Het bestuur van de KNB» en wordt «het arrondissement» vervangen door: het arrondissement waarbinnen zich de algemene bewaarplaats bevindt.

3. Er wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

5. Bij verordening kunnen nadere regels worden gesteld betreffende de taken en bevoegdheden van de bewaarder en plaatsvervangend bewaarder.

EE

In artikel 60 wordt «en de kandidaat-notarissen» vervangen door: en werkzame toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen.

FF

Na artikel 61 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 61a

1. De KNB is verantwoordelijk voor het uitvoeren van kwaliteitstoetsen bij haar leden, die worden verricht door deskundigen die zijn aangewezen door het bestuur van de KNB.

2. Op het verrichten van de kwaliteitstoetsen en de krachtens het eerste lid aangewezen personen, zijn artikel 111a, tweede lid, alsmede de artikelen 5:12, 5:13, 5:14, 5:15, eerste en derde lid, 5:16, 5:17 en 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

3. Ten behoeve van het verrichten van de kwaliteitstoetsen door de aangewezen personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.

4. Bij verordening worden nadere regels gesteld betreffende het verrichten van de kwaliteitstoetsen.

GG

In artikel 64 wordt «aan haar in artikel 61 omschreven taken» vervangen door: aan haar bij of krachtens deze wet of andere wetten opgedragen taken.

HH

Artikel 65, eerste lid, komt te luiden:

1. Het bestuur bestaat uit een oneven aantal van ten minste vijf leden. De samenstelling van het bestuur geschiedt zoveel mogelijk op grondslag van gelijkheid in aantal van de leden die notaris zijn en de leden die toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn.

II

In artikel 67, eerste lid, wordt «één kandidaat-notaris» vervangen door: één toegevoegd notaris of kandidaat-notaris.

JJ

In artikel 82, eerste lid, wordt «notarissen en kandidaat-notarissen» vervangen door: notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen.

KK

In artikel 84, eerste lid, wordt «zijn leden-notarissen en leden-kandidaat-notarissen.» vervangen door: de leden die notaris zijn en de leden die toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn.

LL

In artikel 89, derde lid, wordt «de kamers van toezicht» vervangen door «de kamers voor het notariaat» en komt de laatste volzin te luiden: Over een ontwerp voor een verordening wint de KNB het advies in van het Bureau.

MM

In het opschrift van titel IX vervalt: ,alsmede het financiële toezicht.

NN

Het opschrift van de eerste afdeling van titel IX komt te luiden:

AFDELING 1. DE TUCHTRECHTSPRAAK

OO

Artikel 93 komt te luiden:

Artikel 93

1. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt.

2. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die niet meer als zodanig werkzaam zijn blijven aan de tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig in het eerste lid bedoeld handelen of nalaten gedurende de tijd dat zij als zodanig werkzaam waren.

PP

Artikel 94 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste tot en met het zevende lid tot vierde tot en met tiende lid, worden voor de bestaande tekst drie leden ingevoegd, luidende:

1. De tuchtrechtspraak over de notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen wordt in eerste aanleg uitgeoefend door de kamers voor het notariaat en in hoger beroep door het gerechtshof te Amsterdam. Tegen beslissingen van het gerechtshof is geen hogere voorziening toegelaten.

2. Ten behoeve van de uitoefening van de tuchtrechtspraak door de kamers voor het notariaat en het gerechtshof te Amsterdam zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de kamers en het gerechtshof niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.

3. In de hoofdplaats van ieder ressort is een kamer voor het notariaat gevestigd, waarvan het rechtsgebied samenvalt met het ressort. De kamers zijn belast met de uitvoering van de haar in deze wet opgedragen taken. De aan de werkzaamheden van de kamers verbonden kosten komen ten laste van de Staat.

2. In het vijfde lid (nieuw) komt de eerste volzin te luiden: De president van de rechtbank waarvan de hoofdvestiging is gelegen in de plaats waar de kamer voor het notariaat is gevestigd, is voorzitter van deze kamer.

3. In het zesde lid (nieuw) komt de tweede volzin te luiden: Een van die leden wordt benoemd uit de leden van de rechtbanken die zijn gelegen binnen het rechtsgebied van de desbetreffende kamer voor het notariaat.

4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

7. De overige twee leden zijn notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris. Deze leden worden voor de tijd van vier jaren door de ledenraad van de KNB, op voordracht van de ringbesturen in het ressort van de desbetreffende kamer voor het notariaat, uit de leden van die ringen benoemd. Zij zijn bij hun aftreden eenmaal herbenoembaar. Op eigen verzoek kan hun tussentijds door de ledenraad ontslag worden verleend. De ledenraad wijst tevens uit de leden van de ringen twee of meer plaatsvervangers aan die beide leden kunnen vervangen. Bij verordening worden regels gesteld omtrent de wijze van voordracht en benoeming van deze leden en hun plaatsvervangers.

5. In het tiende lid (nieuw) wordt «reis- en verblijfkosten van de leden» vervangen door: de vergoeding van de reis- en verblijfkosten van de leden en andere vergoedingen.

QQ

In artikel 95, eerste lid, wordt «noch kandidaat-notaris noch notaris» vervangen door: noch kandidaat-notaris, noch toegevoegd notaris, noch notaris.

RR

De artikelen 96, 97 en 98 vervallen.

SS

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Klachten tegen notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen kunnen, schriftelijk en met redenen omkleed, door een ieder met enig redelijk belang worden ingediend bij de kamer voor het notariaat waaronder de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris ressorteert. Indien de klager daarom verzoekt, is de secretaris van de kamer hem behulpzaam bij het op schrift stellen van de klacht. Van de klacht wordt een afschrift gezonden aan de KNB en het Bureau.

2. Na het eerste lid worden, onder vernummering van het tweede lid tot en met het dertiende lid tot vijfde tot en met zestiende lid, drie leden ingevoegd luidende:

2. Indien een klacht is ingediend met betrekking tot de leden of plaatsvervangende leden van de kamer voor het notariaat die notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris zijn, verzoekt de voorzitter van de kamer de president van het gerechtshof te Amsterdam om een andere kamer aan te wijzen teneinde zich met de behandeling daarvan te belasten. De president deelt de beslissing mee aan de aangewezen kamer, aan de desbetreffende notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, aan de voorzitter van de kamer die het verzoek tot aanwijzing heeft gedaan en, indien een klacht is ingediend, aan de klager.

3. Een klacht is niet ontvankelijk voorzover deze betrekking heeft op een gedraging waarvoor een boete is opgelegd als bedoeld in artikel 111b.

4. Indien de klacht zich naar het oordeel van de voorzitter daartoe leent en uit de klacht blijkt dat de klacht nog niet is voorgelegd aan de geschillencommissie, bedoeld in artikel 55, tweede lid, kan de voorzitter besluiten de klacht ter behandeling neer te leggen bij de geschillencommissie en hij stelt dan de op de zaak betrekking hebbende stukken in handen van de commissie. De beslissing schorst de in het vijftiende lid bedoelde termijn. Tegen de beslissing is geen voorziening toegelaten.

3. In het vijfde, zesde, en vijftiende lid (nieuw) wordt telkens na «notaris» ingevoegd «, toegevoegd notaris».

4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

7. De voorzitter brengt klachten die niet zijn neergelegd bij de geschillencommissie, niet in der minne zijn geschikt of zijn afgewezen, ter kennis van de kamer.

5. Aan het achtste lid (nieuw) wordt toegevoegd: Indien de voorzitter toepassing geeft aan het vierde lid, vermeldt hij de bevoegdheid van de klager om na ommekomst van de behandeling door de geschillencommissie de kamer te verzoeken de klacht alsnog in behandeling te nemen.

6. In het negende, elfde, twaalfde en zestiende lid (nieuw) wordt telkens «kamer van toezicht» vervangen door: kamer voor het notariaat.

7. In het tiende lid (nieuw) wordt «zesde lid» vervangen door: negende lid.

8. In het dertiende lid (nieuw) wordt «vijfde lid» vervangen door: achtste lid.

TT

Na artikel 99 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 99a

1. De voorzitter van de kamer voor het notariaat kan naar aanleiding van een klacht een vooronderzoek gelasten naar een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, na afloop waarvan verslag wordt uitgebracht aan de kamer. Het Bureau ontvangt een afschrift van het verslag en alle daarbij behorende stukken.

2. De voorzitter kan het verrichten van het vooronderzoek opdragen aan een of meer leden of plaatsvervangende leden van de kamer, aan de secretaris of plaatsvervangend secretaris, alsmede aan personen die werkzaam zijn bij het Bureau of andere deskundigen.

3. De voorzitter bepaalt de omvang van het vooronderzoek. Het vooronderzoek kan zich mede uitstrekken tot andere dan de in de klacht vermelde feiten. De voorzitter van de kamer kan de vooronderzoeker aanwijzingen geven.

4. Op het vooronderzoek en de in het tweede lid bedoelde personen zijn artikel 111a, tweede lid, alsmede de artikelen 5:13, 5:14, 5:15, eerste en derde lid, 5:16, 5:17 en 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

5. Ten behoeve van het verrichten van het vooronderzoek door de aangewezen personen, bedoeld in het tweede lid, zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.

6. Bij het verrichten van vooronderzoek wordt een afschrift van de last tot het verrichten van het onderzoek zo mogelijk aan de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris getoond.

7. De vooronderzoeker stelt de klager en de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de gelegenheid te worden gehoord.

8. De betrokkene is niet verplicht ten behoeve van het vooronderzoek verklaringen omtrent zijn onderzochte handelen of nalaten af te leggen. Voor het horen wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot antwoorden.

9. Indien de klacht is ingediend door het Bureau, wordt het vooronderzoek niet opgedragen aan degenen die betrokken waren bij de uitoefening van het toezicht dat aanleiding gaf tot de indiening van de klacht.

10. Een lid of plaatsvervangend lid van de kamer dat vooronderzoek in een zaak heeft verricht, neemt op straffe van nietigheid van de beslissing van de kamer geen deel aan de behandeling van die zaak door de kamer.

UU

In artikel 101, eerste en tweede lid, artikel 104, tweede lid, onderdeel a, artikel 107, tweede lid, artikel 113a en artikel 125 wordt telkens na «notaris», onderscheidenlijk «notarissen» ingevoegd «, toegevoegd notaris», onderscheidenlijk «, toegevoegd notarissen».

VV

Artikel 103 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De kamer voor het notariaat kan, indien zij oordeelt dat een tegen een notaris gerezen bedenking gegrond is, de volgende tuchtmaatregelen opleggen:

a. een waarschuwing;

b. een berisping;

c. een geldboete;

d. de ontzegging van de bevoegdheid tot het aanwijzen van een toegevoegd notaris, voor bepaalde of onbepaalde duur;

e. de schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van ten hoogste zes maanden;

f. de ontzetting uit het ambt

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat aan hen de tuchtmaatregelen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, kunnen worden opgelegd, alsmede de tuchtmaatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen en om als toegevoegd notaris op te treden, voor bepaalde of onbepaalde duur.

3. Het vierde lid komt te luiden:

4. In geval van waarneming is het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing op de waarnemer, met dien verstande dat hij tevens kan worden geschorst als waarnemer in de uitoefening van het ambt of dat zijn benoeming tot waarnemer kan worden ingetrokken.

4. In het vijfde lid wordt telkens na «notaris» ingevoegd: , toegevoegd notaris.

WW

Na artikel 103 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 103a

1. De geldboete, bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdeel c, bedraagt ten hoogste het bedrag van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

2. De beslissing tot oplegging van de geldboete bevat de termijn waarbinnen en de wijze waarop het bedrag moet worden betaald. Op verzoek van de notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris kan de voorzitter van de kamer voor het notariaat de termijn verlengen.

3. Het bedrag van de opgelegde boete komt ten bate van de Staat.

4. Wordt de boete niet voldaan binnen de termijn, krachtens het tweede lid gesteld, dan kan de kamer, na de betrokken notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de gelegenheid te hebben gesteld daarover te worden gehoord, ambtshalve beslissen een of meer tuchtrechtelijke maatregelen op te leggen als bedoeld in artikel 103, eerste lid, onderdelen c, e of f, de maatregel als bedoeld in artikel 103, derde lid, laatste deelzin, of een maatregel als bedoeld in artikel 103, vierde lid.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de invordering van de geldboete.

XX

Artikel 104 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «kamer van toezicht» vervangen door: kamer voor het notariaat.

2. In het tweede lid, onderdelen b en c, vervalt telkens de zinsnede «, indien het op grond van artikel 96, tweede lid, tweede volzin, heeft verzocht een onderzoek in te stellen».

3. In het derde lid wordt «artikel 97» vervangen door: artikel 111c.

YY

Artikel 105 komt te luiden:

Artikel 105

In geval van oplegging van de maatregelen schorsing in de uitoefening van het ambt, ontzetting uit het ambt, opschorting van de toevoeging, ontzegging van de bevoegdheid om als toegevoegd notaris op te treden en om waar te nemen, schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt of intrekking van de benoeming als waarnemer, deelt de kamer voor het notariaat bij aangetekende brief aan de betrokken notaris, toegevoegd notaris of waarnemer, nadat de beslissing onherroepelijk is geworden, de datum mee waarop de maatregel van kracht wordt.

ZZ

Artikel 106 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste tot en met het vierde lid wordt telkens «kamer van toezicht vervangen door: kamer voor het notariaat.

2. Het vijfde lid, komt te luiden:

5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toegevoegd notaris en de kandidaat-notaris, met dien verstande dat de voorzitter van de kamer voor het notariaat hen bij wijze van ordemaatregel de onmiddellijke ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen of opschorting van de toevoeging kan gelasten, alsmede, in geval van waarneming door de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris, de onmiddellijke schorsing als waarnemer in de uitoefening van het ambt.

AAA

Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «kamer van toezicht» vervangen door «kamer voor het notariaat» en komt de tweede volzin te luiden: Voor wat betreft de mogelijkheid tot het instellen van beroep worden in alle gevallen de KNB en het Bureau als klager aangemerkt.

2. In het tweede lid wordt «kamer van toezicht» vervangen door «kamer voor het notariaat» en wordt «aan de klager en aan notaris of kandidaat-notaris» vervangen door: aan de notaris, de toegevoegd notaris of de kandidaat-notaris en aan de KNB en het Bureau.

3. In het derde lid wordt «de artikelen 101 tot en met 104» vervangen door: de artikelen 99a en 101 tot en met 104.

4. In het zesde lid wordt «kamer van toezicht vervangen door: kamer voor het notariaat.

BBB

Artikel 108 vervalt.

CCC

Artikel 109 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, komt te luiden:

1. In gevallen waarin een van de in artikel 103, eerste lid, onder e en f, omschreven maatregelen of de maatregel van ontzegging van de bevoegdheid om waar te nemen en om als toegevoegd notaris op te treden, voor bepaalde of onbepaalde duur, bedoeld in artikel 103, derde lid, is opgelegd, kan, zo bijzondere omstandigheden zulks wettigen, bij koninklijk besluit worden bepaald dat de schorsing wordt opgeheven, dat de betrokken notaris in zijn ambt wordt hersteld of dat de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in de hem ontzegde bevoegdheden wordt hersteld.

2. In het tweede lid wordt «kamer van toezicht» vervangen door: kamer voor het notariaat.

DDD

Het opschrift van de tweede afdeling van titel IX komt te luiden:

AFDELING 2. HET TOEZICHT

EEE

Artikel 110 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Er is een Bureau Financieel Toezicht. Het Bureau bezit rechtspersoonlijkheid. Het Bureau is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving door notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen van het bepaalde bij of krachtens deze wet, met inbegrip van toezicht op de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. Het Bureau is tevens verantwoordelijk voor andere taken die het bij of krachtens deze wet en andere wetten zijn opgedragen.

2. In het vierde lid, wordt de eerste volzin vervangen door: Het bestuur van het Bureau bestaat uit een voorzitter en uit minimaal twee en maximaal vier leden. In het bestuursreglement wordt het aantal leden vastgesteld.

3. In het tiende lid wordt «de rechtbank te Utrecht» vervangen door: de rechtbank in het arrondissement waarin de plaats van vestiging van het Bureau is gelegen.

FFF

Na artikel 111 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 111a

1. De bij besluit van het bestuur van het Bureau aangewezen personen die werkzaam zijn bij het Bureau, zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Van dat besluit wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.

2. In aanvulling op artikel 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht is een toezichthouder als bedoeld in het eerste lid, bevoegd om inzage te vorderen in persoonlijke gegevens en bescheiden, voorzover deze betrekking hebben op de persoonlijke financiële administratie van de notaris.

3. Ten behoeve van de uitoefening van het toezicht door de aangewezen personen, bedoeld in het eerste lid, zijn de notaris en de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame personen ten opzichte van de aangewezen personen niet gehouden aan de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 22.

Artikel 111b

1. Indien het Bureau bij de uitoefening van het toezicht van feiten of omstandigheden blijkt die naar zijn oordeel voldoende grond opleveren voor het opleggen van een tuchtmaatregel, kan het een klacht indienen, tenzij toepassing wordt gegeven aan het tweede lid.

2. Het Bureau kan voor de overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 24, eerste tot en met vierde lid, en 25a, de overtreder een bestuurlijke boete en een last onder dwangsom opleggen.

3. De bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste het bedrag van de geldboete van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

4. Een bestuurlijke boete wordt niet opgelegd indien tegen de overtreder jegens dezelfde gedraging een klacht is ingediend.

Artikel 111c

De ambtenaren van de rijksbelastingdienst doen van hetgeen hen bij de uitvoering van hun taak betreffende de persoon of de zaken van een notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris blijkt of hun meegedeeld wordt, terstond mededeling aan het Bureau, indien het een handelen of nalaten betreft dat, gelet op artikel 93, eerste lid, aanleiding kan zijn voor de indiening van een klacht.

GGG

In artikel 112 vervallen het eerste tot en met het vijfde lid, onder vernummering van het zesde tot en met achtste lid tot eerste tot en met derde lid.

HHH

Artikel 123 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid komt de derde volzin te luiden: Hetzelfde geldt voor de toevoeging aan een notaris of benoeming tot waarnemer, met dien verstande dat een kandidaat-notaris slechts kan worden toegevoegd of worden benoemd tot waarnemer indien hij gedurende zes jaren onder verantwoordelijkheid van een notaris notariële werkzaamheden heeft verricht, de duur van de stage daaronder begrepen, en tevens dient hij te voldoen aan de vereisten van artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder 3°, en c, met dien verstande dat een kandidaat-notaris tot waarnemer kan worden benoemd in de gevallen van artikel 28, onderdelen a en b, indien hij drie jaren notariële werkzaamheden heeft verricht.

2. In het vijfde lid wordt «onderdeel g» vervangen door: onderdeel h.

ARTIKEL II

In artikel 30, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet wordt «zevende en achtste lid» vervangen door: tweede en derde lid.

ARTIKEL III

De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a, onder 12°, wordt na «notaris,» ingevoegd: toegevoegd notaris.

2. In onderdeel a, onder 13°, wordt na «notaris» ingevoegd: , toegevoegd notaris.

B

In artikel 4, vijfde lid, wordt na «notaris» ingevoegd: , toegevoegd notaris.

ARTIKEL IV

In de artikelen 117, eerste lid, en 227, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt telkens na «notaris,» ingevoegd: toegevoegd notaris.

ARTIKEL V

De Wet op het centraal testamentenregister wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, tweede lid, komt te luiden:

2. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, genoemd in artikel 60 van de Wet op het notarisambt, draagt zorg voor de inrichting en het bijhouden van het testamentenregister.

B

In artikel 2, tweede lid, onderdeel a, en de artikelen 3, 5 en 6, tweede lid, wordt «Onze Minister van Justitie» vervangen door: de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, genoemd in artikel 60 van de Wet op het notarisambt.

C

Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 6a

De artikelen 18, 19, 20, 23, 26, 27, 34, 35 en 41 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn van overeenkomstige toepassing op uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

ARTIKEL VI

Bij regeling van Onze Minister van Justitie kunnen nadere regels worden gesteld over de indiening en behandeling van verzoeken als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, van de Wet op het notarisambt tot een in die regeling te bepalen tijdstip, dat niet langer dan vijf jaar na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel W, ligt. In de regeling kan worden afgeweken van de op grond van artikel 30c, tweede lid, juncto artikel 8, vijfde lid, geldende beslistermijn.

ARTIKEL VII

1. Vanaf de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, blijven de kamers van toezicht, als bedoeld in artikel 93 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, voor een periode van drie maanden bevoegd om de dan nog aanhangige zaken af te doen. Bij afloop van deze termijn worden de kamers van toezicht ontbonden en zijn de voorzitters, plaatsvervangend voorzitters, leden en plaatsvervangend leden van rechtswege ontslagen. De zaken die bij afloop van de termijn nog aanhangig zijn, worden voor verdere behandeling overgedragen aan de kamer voor het notariaat als bedoeld in artikel 94, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel PP, gevestigd in het desbetreffende ressort.

2. Onderzoeken op grond van artikel 96 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel RR, die op dat moment niet zijn afgerond, worden vanaf dat moment aangemerkt als vooronderzoeken als bedoeld in artikel 99a van de Wet op het notarisambt.

3. De bescheiden van de kamers van toezicht die betrekking hebben op reeds afgeronde onderzoeken die zijn verricht op grond van artikel 96 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel RR, worden overgedragen aan het Bureau Financieel Toezicht, genoemd in artikel 110 van de Wet op het notarisambt. De bescheiden van de kamers van toezicht die betrekking hebben op het register van notarissen, als bedoeld in de artikelen 3, 5, 10 en 14 van de Wet op het notarisambt, zoals die luidden voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdelen B, D, H en K, alsmede de bescheiden die betrekking hebben op de registratie van nevenbetrekkingen op grond van artikel 11 van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van Artikel I, onderdeel I, worden overgedragen aan de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, genoemd in artikel 60 van de Wet op het notarisambt. Alle overige bescheiden worden overgedragen aan de kamer voor het notariaat, gevestigd in het desbetreffende ressort.

4. Op de zaken tegen notarissen en kandidaat-notarissen die op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel VV, aanhangig zijn bij de kamers van toezicht of het gerechtshof Amsterdam, blijft artikel 103 van de Wet op het notarisambt van toepassing zoals dat luidde voor de inwerkintreding van dat onderdeel en is artikel 103a van de Wet op het notarisambt niet van toepassing.

5. Indien op het moment van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel BBB, zaken tegen notarissen aanhangig zijn als bedoeld artikel 108, tweede lid, van de Wet op het notarisambt, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van dat onderdeel, blijft dat artikel van toepassing op die zaken en is artikel 14, derde lid, onderdeel b, van de Wet op het notarisambt, zoals dat komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel K, niet van toepassing.

ARTIKEL VIII

Indien de aanwijzing van algemene bewaarplaatsen, bedoeld in artikel 57 van de Wet op het notarisambt, zoals dat komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel DD, de overbrenging van protocollen naar een andere bewaarplaats met zich meebrengt, is dat artikel op de oorspronkelijke bewaarplaats van overeenkomstige toepassing zolang de overbrenging niet is voltooid. Bij voltooiing van de overbrenging beëindigt het bestuur van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie, bedoeld in artikel 64 van de Wet op het notarisambt, de benoeming van de bewaarder en plaatsvervangend bewaarder van de oorspronkelijke bewaarplaats.

ARTIKEL IX

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 mei 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris (31 040), tot wet is of wordt verheven en eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel F van deze wet, wordt artikel I van deze wet als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel E wordt «tweede lid» telkens vervangen door: eerste lid.

b. In onderdeel E wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een goede uitoefening van het notarisambt.

c. Het in onderdeel L opgenomen artikel 14, vierde lid, komt te luiden:

4. Op voordracht van Onze Minister wordt aan een notaris bij koninklijk besluit ontslag verleend, indien hij een ambt of betrekking heeft aanvaard dat, onderscheidenlijk die, op grond van artikel 9 onverenigbaar is met het notarisambt.

d. In het in onderdeel T opgenomen artikel 29, eerste lid, wordt «artikel 6, eerste en tweede lid, onderdelen b, onder 1° en 2°, en c» vervangen door «artikel 6, eerste lid, onderdelen b, onder 1° en 2°, c en d» en wordt «artikel 6, tweede lid, onderdeel c» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel c.

e. In het in onderdeel V opgenomen artikel 30c, eerste lid, wordt «het tweede lid, onderdeel b, onder 4°» vervangen door: het eerste lid, onderdeel b, onder 4°.

f. In onderdeel HHH wordt «artikel 6, tweede lid, onderdelen b, onder 3°, en c» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdelen b, onder 3°, c en d.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 15 mei 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het notarisambt in verband met het laten vervallen van het nationaliteitsvereiste voor benoeming tot notaris (31 040) tot wet is of wordt verheven, en die wet later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel I, onderdeel F, van deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel B, wordt, onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid, na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:

4. Aan het eerste lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. dat hij de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst voor een goede uitoefening van het notarisambt.

b. Onderdeel C komt te luiden:

C

Artikel 14, vierde lid, komt te luiden:

4. Op voordracht van Onze Minister wordt aan een notaris bij koninklijk besluit ontslag verleend, indien hij een ambt of betrekking heeft aanvaard dat, onderscheidenlijk die, op grond van artikel 9 onverenigbaar is met het notarisambt.

c. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 30c, eerste lid, wordt «het tweede lid, onderdeel b, onder 4°» vervangen door: het eerste lid, onderdeel b, onder 4°.

ARTIKEL X

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Justitie,

Naar boven