32 243
Samenvoeging van de gemeenten Bodegraven en Reeuwijk

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 16 maart 2010

Inhoudsopgave blz.

1. Inleiding 1

2. Opgaven in het gebied 1

3. Totstandkoming van het herindelingsadvies 2

4. Beleidskader 3

4.1. Bestuurskracht 3

4.2. Duurzaamheid 5

4.3 Regionale samenhang 5

4.4. Draagvlak 6

5. Financiële aspecten 8

1. Inleiding

Hierbij bied ik u de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot het wetsvoorstel tot samenvoeging van de gemeenten Bodegraven en Reeuwijk aan. Het wetsvoorstel heeft geleid tot een aantal bevindingen en vragen van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De leden van de fracties van het CDA en van de VVD hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de fracties van de PvdA en ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.

Bij de beantwoording heb ik zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. Uit praktisch oogpunt ben ik een enkele keer van die volgorde afgeweken, door vragen van gelijke strekking samen te nemen.

2. Opgaven in het gebied

De leden van de SGP-fractie lezen in het voorstel over enkele belangrijke veranderingen in het gebied. Zij vragen zich af wat er wordt bedoeld met de nieuwe verhoudingen in te ontwikkelen woningbouw en duurzaam groen en blauw en welke ontwikkelingen er op dit gebied in beide gemeenten zijn?

De gemeenten Bodegraven en Reeuwijk zijn een belangrijk onderdeel van het Groene Hart, zijn uitstekend bereikbaar en bieden een aantrekkelijk woonklimaat voor inwoners uit de Randstad. Deze gemeenten bieden van oudsher niet alleen veel water, natuur en landschap voor randstedelijke recreatie, maar ook ruimte voor agrarische bedrijven. De nieuwe gemeente wordt geconfronteerd met de druk om woningbouw, bedrijventerreinen in combinatie met de recreatieve en agrarische sectoren verder te ontwikkelen. Deze transformatieprocessen vragen een gebiedsgerichte aanpak. De aanpak moet erop gericht zijn om het bijzondere karakter van dit gebied te bewaren, zodat het karakter van het Groene Hart behouden blijft.

De leden van de SGP-fractie vragen zich af of de drie in het wetsvoorstel genoemde «autonome veranderingsprocessen» (transformatie en opschaling in de agrarische sector, belang van natuur en landschap en de herontwikkeling van de Oude Rijnzone) daadwerkelijk beter door de nieuwe gemeente opgepakt kunnen worden. Met name vragen deze leden zich dit af bij het laatste punt, omdat de Oude Rijnzone zich (vooral) in de gemeente Bodegraven bevindt.

Het bestuur van de nieuw te vormen gemeente zal geconfronteerd worden met het dilemma tussen enerzijds het belang van de inrichting van de ecologische hoofdstructuur en anderzijds de autonome ontwikkeling van de agrarische bedrijven. Het bestuur van de nieuwe gemeente zal tevens sturing moeten geven aan het vinden van een balans tussen enerzijds de stimulering van de economische bedrijvigheid en anderzijds de ontwikkeling van natuur, toerisme en recreatie. De beide betrokken gemeenten zijn ervan overtuigd dat een bestuurlijke schaalvergroting in dit gebied meer mogelijkheden biedt de genoemde autonome ontwikkelingen aan te sturen, eventueel af te remmen en op elkaar af te stemmen. Door de samenvoeging ontstaat een beduidend groter gebied daardoor wordt het mogelijk de voorgenoemde ruimtelijke functies en maatschappelijke opgaven beter in onderlinge samenhang op te pakken.

De Oude Rijn-gemeenten, de provincie en het waterschap werken samen om de ontwikkeling van de Oude Rijnzone te stimuleren. De ontwikkeling van de Oude Rijnzone ging tot nu toe vooral de gemeente Bodegraven aan. De herontwikkeling van deze zone is vooral gericht op de ontwikkeling van woningbouw en bedrijfseconomische activiteiten. Het is het evident dat de beoogde fusie meer mogelijkheden biedt deze ontwikkelingen met kracht voort te zetten, aangezien elders in de nieuwe gemeente kan worden gezorgd voor natuur- en recreatieontwikkeling.

3. Voorgeschiedenis en totstandkoming van het herindelingsadvies

De leden van de CDA-fractie ontvangen graag een overzicht van eerdere herindelingen in het betrokken gebied.

De oorspronkelijke gemeente Bodegraven bestaat vanaf oudsher. In 1964 is de gemeente Zwammerdam deels toegevoegd aan Bodegraven en deels aan Alphen aan den Rijn. Ook de oorspronkelijke gemeente Reeuwijk bestaat van oudsher. Voor 1900 zijn enkele gemeenten (Stein, Sluipwijk en Middelburg) en in 1989 is de gemeente Driebruggen toegevoegd aan de gemeente Reeuwijk.

4. Toets aan het Beleidskader gemeentelijke herindeling en het coalitieakkoord

4.1. Bestuurskracht

De leden van de CDA-fractie lezen dat de bestuurskracht in beide gemeenten nog voldoende was, maar snel zou afnemen als niet werd geïnvesteerd in de capaciteit en de kwaliteit van de organisatie. Zij vragen in hoeverre deze problemen met andere oplossingen, zoals samenwerking, het hoofd zou kunnen worden geboden?

Bodegraven en Reeuwijk onderhouden als Groene Hartgemeenten van oudsher goede bestuurlijke en ambtelijke contacten. Al in 2002 is het initiatief genomen om de bestaande goede relaties een duidelijke vorm te geven. In 2006 werd door beide gemeenteraden het werkplan «intensivering samenwerking Reeuwijk en Bodegraven» vastgesteld. De belangrijkste doelstelling van dit werkplan was te komen tot één gezamenlijke ambtelijke organisatie per 1 januari 2010 en een bestuurlijke fusie per 1 januari 2011. De beoogde samenvoeging van deze twee gemeenten is in dit geval te beschouwen als een resultaat van een jarenlange samenwerking, waarbij beide gemeentebesturen tot de conclusie zijn gekomen dat samenwerking niet het einddoel is. Door samenvoeging kan er een totaal samenhangend beleid kan worden gevoerd op de belangrijkste bestuurlijke opgaven voor het gebied en de gemeenschap en kan er een robuuste organisatie ontstaan, hetgeen de bestuurlijke effectiviteit en efficiency ten goede kan komen.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie of de beoogde toename van de kwaliteit van de ambtelijke organisatie moet worden bereikt door het aantrekken van andere ambtenaren. Kan de omvang van de nieuwe ambtelijke organisatie (fte’s) ten opzichte van die van de twee oorspronkelijke worden aangegeven?

De beoogde toename van de kwaliteit van de nieuwe ambtelijke organisatie kan in principe worden bereikt zonder veel nieuwe ambtenaren aan te trekken. Wel zal een traject worden ingezet gericht op de ontwikkeling van de kwaliteit en professionaliteit van de nieuwe ambtelijke organisatie. De omvang van de formatie (aantal fte’s) van de nieuwe gemeente (225 fte in 2011) zal geringer zijn dan de optelsom van de formaties van beide oude gemeenten (240 fte).

De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op de passage in de memorie van toelichting waarin wordt gesteld dat de nieuwe gemeente in staat zal zijn de basistaken van een moderne gemeente op zich te nemen. Wat zijn naar de mening van de regering de precieze basistaken van een moderne gemeente? In welk opzicht zijn die anders geworden dan in het afgelopen decennium?

De gemeenten zijn het eerste aanspreekpunt dat maatschappelijke vraagstukken signaleert, benoemt en samen met anderen zoekt naar oplossingen. De positie van de gemeente is de afgelopen jaren sterk veranderd. Uiteraard heeft de gemeente nog een normatieve taak te vervullen bij de handhaving van wet- en regelgeving, maar daar waar het gaat om beïnvloeding van de samenleving is de gemeente al lang niet meer de enige speler. De gemeente is onderdeel geworden van een netwerk waarin vele maatschappelijke organisaties participeren. Dit betekent een omslag in handelen en denken: van directief naar faciliteren, van opleggen naar aanmoedigen en van aanwijzen naar regisseren. Het gemeentelijk takenpakket is in de afgelopen jaren sterk in omvang toegenomen door het decentraliseren van rijkstaken op belangrijke maatschappelijke terreinen naar gemeenten. Mede als gevolg daarvan zijn de bestuurlijke opgaven voor gemeenten complexer dan een aantal decennia geleden en worden er aan de bestuurskracht van gemeenten thans hogere eisen gesteld dan in het verleden. Een moderne gemeente dient daarom te beschikken over voldoende bestuurskracht en een robuust ambtelijk apparaat om haar opgedragen medebewindstaken uit te kunnen voeren.

De SGP-fractie stelt de vraag of er een verband wordt gelegd tussen een robuuste gemeente van 33 000 inwoners, grootschaligheid en bestuurskracht. Ook vragen zij zich af wat het precieze verband is tussen «landelijk Groene Hart-gemeente met een eigen karakter» en «bestuurskracht». Voorts vragen deze leden waarom de nieuwe gemeente op maatschappelijk belangrijke gebieden – denk daarbij aan veiligheid, leefbaarheid, gezinszorg, preventief jeugdbeleid, werkloosheid – een sterkere rol kan spelen.

Het kabinet geeft in het Beleidskader gemeentelijke herindeling aan, dat het geen direct verband ziet tussen de bestuurskracht en de omvang (het inwoneraantal) van een gemeente. Het Groene Hart kent vele regionale bestuurlijke verbanden en actoren. De betrokken gemeenten zijn ervan overtuigd dat als gevolg van de samenvoeging de bestuurskrachtiger geworden gemeente Bodegraven-Reeuwijk in deze verbanden meer dan voorheen een krachtige rol zal kunnen gaan spelen. Hierdoor kan het behoud van het specifieke karakter van het Groene Hart beter gewaarborgd worden.

Schaalvergroting biedt niet alleen de mogelijkheid te komen tot meer samenhang en coördinatie in de vaststelling en uitvoering van beleid, maar ook tot een doelgerichtere handhaving. In zoverre bestaat er dus een relatie tussen de ligging van de gemeente in het Groene Hart, de gewenste bestuurskracht van de gemeente en de bijbehorende schaalomvang van de gemeente.

Zoals eerder aangegeven zal de samenvoeging tot gevolg hebben dat een krachtiger bestuur en een professionelere organisatie de taken van een moderne gemeente op maatschappelijk belangrijke gebieden beter kan ontwikkelen, uitvoeren en handhaven.

Met name op het gebied van de veiligheid is naar de mening van de leden van de SGP-fractie door de vorming van veiligheidsregio’s eerder een verzwakking van de band tussen de gemeente en het thema veiligheid dan een versterking aan de orde. Deelt de regering deze opvatting? Kan worden toegelicht hoe de grootschaligheid dan toch een toegevoegde waarde heeft bij dit thema?

Het is juist dat de leden van de SGP-fractie constateren dat een aantal taken op het gebied van veiligheid op regionaal niveau worden belegd. Veelal zijn gemeenten bestuurlijk en operationeel te klein om zich op een verantwoord niveau voor te bereiden op de bestrijding van rampen en crises. Maar in de visie van het kabinet blijft veiligheid bij uitstek een lokale aangelegenheid. In het voorstel van een Wet veiligheidsregio’s wordt daarom voorzien in een vorm van verlengd lokaal bestuur waarbij gemeenten gezamenlijk in een gemeenschappelijke regeling de rampenbestrijding en crisisbeheersing ter hand nemen. Rampenbestrijding en crisisbeheersing blijven dan ook in de kern een lokale verantwoordelijkheid. Overigens hecht ik eraan te benadrukken dat de Wet veiligheidsregio’s niet alle veiligheidstaken van de gemeenten overdraagt naar de veiligheidsregio. In de eerste plaats blijft de burgemeester verantwoordelijk voor de aansturing van de bestrijding van lokale rampen en crisis. Daarbij draagt de burgemeester ook de verantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde. In de tweede plaats blijven taken zoals de sociale veiligheid en de aanpak van overlast en verloedering een gemeentelijke aangelegenheid. Het is daarom belangrijk dat een gemeente beschikt over voldoende middelen en specifieke deskundigheid om deze taken op te pakken.

4.2. Duurzaamheid

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het herindelingadvies dat het voorstel tot fusie als duurzaam voor de lange termijn wordt beoordeeld. Concreet wordt hierbij de periode van 10 tot 15 jaar genoemd. Deze leden vragen of de regering dit voldoende duurzaam acht.

In het herindelingsadvies spreken de gemeenten de verwachting uit dat na samengaan van beide gemeenten «verdere opschaling niet te verwachten is in de komende 10–15 jaar». In het Beleidskader gemeentelijke herindeling is aangegeven dat de nieuwe gemeente moet zijn toegerust voor een langere periode en niet binnen afzienbare termijn wederom bij een herindeling moet worden betrokken. Het noemen van een specifieke tijdsduur is niet mogelijk, omdat er geen exacte voorspellingen kunnen worden gedaan op welke wijze maatschappelijke opgaven, regionale context en de gemeentelijke organisatie zelf, zich zullen ontwikkelen. Op basis van de huidige inzichten heb ik er alle vertrouwen in dat de nieuw te vormen gemeente Bodegraven-Reeuwijk duurzaam over voldoende bestuurskracht zal beschikken.

4.3. Regionale samenhang

De leden van de CDA-fractie willen graag weten of het advies van de Commissie Van den Berg, over de bestuurlijke toekomst Zuidplasgemeenten en omgeving, nog steeds als lange termijn perspectief wordt beschouwd en of deze herindeling daarom slechts een tussenstap is. Graag ontvangen zij een nadere uitleg van de regering. Ook de leden van de PvdA-fractie constateren dat er een visie ligt om op lange termijn in het Zuidplas-gebied te komen tot één grote gemeente met als centrum Gouda. Het voorstel om te komen tot een gemeente Bodegraven-Reeuwijk is een relatief bescheiden stap in dat proces, die wel degelijk kan leiden tot de vorming van een sterker bestuursapparaat. Dat leidt deze leden tot de vraag hoe de regering de duurzaamheid van de voorgestelde herindeling beoordeelt, gebaseerd op de te verwachten bestuurskracht van de nieuwe gemeente en de wenselijkheid van de realisatie van het langetermijnperspectief.

De Commissie Van den Berg komt in haar advies «De puzzel passend gemaakt» op grond van uitgangspunten en criteria tot oplossingen met duurzame houdbaarheid en oplossingen met beperkte houdbaarheid. Ten aanzien van de oplossing met duurzame houdbaarheid, te weten één Zuidplasgemeente (bestaande uit de gemeenten Gouda, Moordrecht, Zevenhuizen-Moerkapelle, Nieuwerkerk aan den IJssel en Waddinxveen) en één Oude Rijngemeente (bestaande uit de gemeenten Rijnwoude, Boskoop, Bodegraven, Reeuwijk en bij voorkeur Alphen aan den Rijn) stelt de Commissie vast, dat voor deze duurzame variant weinig draagvlak bij de betrokken gemeentebesturen is. Gedeputeerde staten van Zuid-Holland hebben vervolgens na overleg met de betrokken gemeenten geconstateerd dat er in de regio geen draagvlak bestaat voor deze zeer grootschalige, maar op zich zelf duurzame oplossingen voor het gebied. Het advies van de Commissie Van den Berg kan daarom ook niet worden gezien als een bestaande visie van de bestuurlijke partners in het gebied. Er is op dit moment dan ook geen sprake van een tussenstap in deze regio. Ik wijs u er tevens op dat de voormalige gemeenten Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle op 1 januari 2010 zijn gefuseerd tot de nieuwe gemeente Zuidplas. In paragraaf 4.2. ben ik in het antwoord op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie naar de duurzaamheid van deze fusie, ingegaan op de betekenis van het criterium«duurzaamheid» zoals dat is opgenomen in het Beleidskader gemeentelijke herindeling.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de nieuwe gemeente direct grenst aan de noordrand van de bebouwing van Gouda. Daarom willen zij graag weten welke invloed de herindeling heeft op de ontwikkelingsmogelijkheden van de gemeente Gouda en hoe de samenwerking met deze gemeente door de nieuwe gemeente wordt vormgegeven.

De beoogde herindeling van de gemeenten Bodegraven en Reeuwijk heeft geen invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden van de gemeente Gouda. Ten noordoosten van Gouda bevinden zich de Reeuwijkse Plassen. De gemeente Gouda grenst in het noorden aan het Reeuwijkse bedrijventerrein Zoutman.

Deze gemeente heeft ontwikkelingsmogelijkheden aan de zuidkant, met name bij de ontwikkeling van Westergouwe en de Gouweknoop. De nieuw te vormen gemeente Bodegraven-Reeuwijk zal in verschillende gemeenschappelijke regelingen samenwerken met de gemeente Gouda, waaronder het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland.

4.4. Draagvlak

In de toelichting op het maatschappelijk draagvlak lezen de leden van de CDA-fractie dat er acht dorpsgesprekken zijn gevoerd. Hoe was de opkomst tijdens deze gesprekken? Was er van meet af aan draagvlak in al deze gesprekken of is daar overtuigingskracht voor nodig geweest?

De leden van de SP-fractie merken op dat de regering het onderzoek naar het draagvlak van de bevolking voor een herindeling een verantwoordelijkheid van de gemeenten zelf noemt. De regering heeft in het coalitieakkoord aangegeven dat herindelingen alleen plaats zullen vinden van onderaf, als hiervoor steun is van de bevolking. Ook het vernieuwde beleidskader herindeling spreekt van de noodzaak van voldoende maatschappelijk draagvlak. Dit kan de regering alleen beoordelen als er deugdelijk onderzoek naar het draagvlak heeft plaatsgevonden. Hoe is dit in de betreffende gemeenten gemeten? De regering gaat in de memorie van toelichting in op het maatschappelijke daagvlak, en wat er is gedaan om de inwoner te betrekken bij het voorstel. Zij geeft echter geen oordeel over deze inspanningen. Wat is het oordeel van de regering over het maatschappelijke draagvlak? Wat was de opkomst bij de informatiebijeenkomsten? Wat waren de uitkomsten van het achttal dorps- en rondetafelgesprekken? Hoeveel inwoners zijn hier op afgekomen?

Bij het bepalen van de mate van maatschappelijk draagvlak voor gemeentelijke herindeling geldt het uitgangspunt dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor het betrekken van de inwoners en andere belanghebbenden bij het herindelingsproces. Het is de verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur in een representatieve democratie om te investeren in maatschappelijk draagvlak, maar tevens ook om lokale opvattingen en belangen tegen elkaar af te wegen. Het bepalen van de mate van maatschappelijk draagvlak kan op diverse manieren. Het is aan het gemeentebestuur om hierin een keuze te maken. Het kabinet hecht aan het gesprek tussen de bevolking en haar gemeentebestuur over een wezenlijke zaak als een herindeling. Daarbij is het bestuurlijk draagvlak uiteindelijk bepalend voor het besluit tot herindeling.

De beide gemeentebesturen hebben veelvuldig gecommuniceerd met inwoners, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties over het voornemen eerst te komen tot een integratie van beide ambtelijke organisaties en later over het voornemen te komen tot een gemeentelijke herindeling. In het najaar van 2008 is een aantal dorps- en rondetafelgesprekken gevoerd in alle kernen van beide gemeenten. De beide gemeentebesturen hebben veel aandacht besteed aan de communicatie over en voorbereiding van de acht «dorpsgesprekken».

Daarbij was een algemene startbijeenkomst georganiseerd voor het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en een slotbijeenkomst voor alle aanwezigen bij alle voorgaande bijeenkomsten. De startbijeenkomst en de slotbijeenkomst zijn goed bezocht, voor de dorpsgesprekken was de opkomst niet groot. Over het algemeen verliepen deze gesprekken positief. Tijdens de informatiebijeenkomsten en dorpsgesprekken kwamen vele modaliteiten met betrekking tot het fusievoornemen aan de orde, bijvoorbeeld met betrekking tot het behoud van de eigenheid van de verschillende kernen. De gemeenteraden hebben later, met in achtneming van de resultaten van deze gesprekken, unaniem besloten tot de herindeling door vaststelling van het herindelingsadvies. Het eerder door de beide gemeenteraden vastgestelde herindelingsontwerp heeft gedurende de wettelijke termijn van acht weken voor een ieder ter inzage gelegen. Uit de samenleving kwam een zeer beperkt aantal reacties. Naar het oordeel van deze gemeentebesturen is het gelukt maatschappelijk draagvlak voor deze samenvoeging te creëren en is gebleken dat er een breed draagvlak bestaat voor de beoogde samenvoeging. Ik constateer op basis daarvan dat er, naast een zeer breed bestuurlijk, tevens een breed maatschappelijk draagvlak bestaat voor deze samenvoeging.

De leden van de PvdA-fractie worden graag nader geïnformeerd over het kernenbeleid van de nieuw te vormen gemeente.

De beide gemeenteraden hebben bij hun besluit te komen tot een gemeentelijke fusie oog gehad voor een sterk kernenbeleid, in de wetenschap dat inwoners van gemeenten vooral gebaat zijn bij een goede leefbaarheid in de directe woonomgeving. De betrokken gemeenten hebben in het herindelingsadvies aangetoond hoe zij op zorgvuldige wijze invulling zullen geven aan aspecten als leefbaarheid en integratie met behoud van identiteit van de onderscheidende dorskernen. De gemeenten zijn ervan overtuigd dat de gemeentelijke samenvoeging meer mogelijkheden brengt om te komen tot een geïntegreerd beleid gericht op de leefbaarheid in de kernen.

In de visie van de leden van de PVV-fractie dienen er bij gemeentelijke herindelingen altijd bindende referenda te worden gehouden. Voor dit herindelingsvoorstel is dat niet adequaat gebeurd, waardoor er niet van een zorgvuldig proces kan worden gesproken. Wel is hier sprake van een groot bestuurlijk draagvlak en laat de afwezigheid van grote maatschappelijke oppositiegroeperingen ook zien dat de meerderheid van de bevolking niet negatief tegenover deze herindeling staat. De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat schaalvergroting in de vorm van samenvoeging kan bijdragen tot een effectiever bestuur. Echter, dit dient volgens een democratisch proces te verlopen en drastische herindelingen moeten niet aan de bevolking worden opgedrongen, zo merken deze leden op.

Zoals ik eerder heb aangegeven deel ik de opvatting niet. Uitgangspunt voor het kabinet is het bestuurlijk draagvlak op basis van de besluitvorming in de betrokken gemeenteraden. Het gemeentebestuur is primair verantwoordelijk voor de wijze waarop en de mate waarin het maatschappelijk draagvlak wordt betrokken in de besluitvorming.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vernomen dat er lokaal discussie is geweest over de nieuwe naam voor de gemeenten. Staat vast dat Bodegraven-Reeuwijk de definitieve naam wordt van de fusiegemeente? Bestaat voor deze naam nu voldoende draagvlak, zo vragen deze leden.

Beide gemeenteraden hebben besloten dat de naam Bodegraven-Reeuwijk vooralsnog wordt aangemerkt als werknaam. De nieuwe gemeente zal onder deze naam per 1 januari 2011 starten. Uiteraard staat het de nieuwe gemeenteraad vrij om met inachtneming van artikel 158 van de Gemeentewet een nieuwe naam voor de gemeente vast te stellen.

5. Financiële aspecten

De leden van de fracties van de SP en de ChristenUnie merken op dat de regering aangeeft dat de nieuwe gemeente ongeveer € 0,5 mln. minder gaat ontvangen uit de algemene uitkering van het gemeentefonds dan de twee gemeenten nu gezamenlijk ontvangen. De regering verwacht dat deze structurele verlaging opgevangen wordt door de te verwachten vermindering van de bestuurskosten en andere efficiencyvoordelen van de nieuwe organisatie. De leden van de SP-fractie vragen zich af wat er gebeurt als deze verwachtingen uitblijven. Herindelingen kosten geld. Wat als blijkt dat er straks toch een tekort op de begroting ontstaat als gevolg van de herindeling, zo vragen deze leden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe hoog naar verwachting het voordeel van de verminderde bestuurskosten en de efficiencywinst zal zijn die hier tegenover staat.

Voorafgaand aan de besluitvorming is in 2008 een analyse gemaakt van de financiële positie van de beide gemeenten. Daaruit blijkt dat de fusiepartners veel overeenkomsten maar ook verschillen kennen in het financiële beleid, de gemeentelijke aanpak en de financiële positie. Mede op basis van deze uitkomsten hebben beide gemeenten bij het vaststellen van het herindelingsadvies tevens ingestemd met kaderstellingen en notities om de ongewenste effecten in de lastendruk te beperken. Naar het oordeel van gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland is levensvatbaarheid van de nieuwe gemeenten wat betreft de financiële situatie voldoende verzekerd.

Verder volgt de lagere algemene uitkering uit het gemeentefonds de veronderstelde efficiencywinst die de fusiegemeente kan bereiken door de toegenomen schaal. Aangegeven is op de vraag van de leden van de CDA-fractie naar de omvang van de nieuwe ambtelijke organisatie dat de omvang van de formatie van de nieuwe gemeente Bodegraven-Reeuwijk geringer zijn dan de optelsom van de formaties van beide oude gemeenten. Eerdere herindelingen laten zien dat, zeker als daar bewust op wordt gestuurd, de bestuurskosten inderdaad na verloop van tijd minder zijn en er synergievoordelen worden behaald. In wezen krijgt de fusiegemeente eenzelfde bedrag als een bestaande gemeente met dezelfde kenmerken.

De frictiekosten die het gevolg zijn van de herindeling, zijn incidenteel van aard. Deze worden binnen het gemeentefonds gecompenseerd door de tijdelijke uitkering op grond van de maatstaf herindeling. Mocht er dan alsnog sprake zijn van een begrotingstekort dan is het aan de gemeente om het tekort te dekken of kan op enig moment preventief toezicht door gedeputeerde staten worden ingesteld.

Ten aanzien van de financiële aspecten bij herindeling hebben de leden van de SGP-fractie een algemene vraag. Ligt er aan de verdeling van de kosten van de uitkering op basis van de maatstaf herindeling een berekening ten grondslag van de mate waarin gemeenten normaal gesproken in een bepaald jaar kosten maken voor de herindeling? Kan worden toegelicht hoe die verdeling van 40/20/20/20% is opgebouwd? Komt deze verdeling wel overeen met de werkelijke kosten die gemeenten maken?

De maatstaf herindeling is naar onze inzichten van een omvang die aansluit bij de bovenkant van de marges waarbinnen de kosten van een herindeling bij gemeenten zich kunnen bevinden. De hoogte van de maatstaf herindeling is enkele jaren geleden onderzocht door de Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) aan de hand van een aantal herindelingen in Overijssel. De Rfv concludeerde dat de maatstaf in deze gevallen in voldoende mate tegemoet kwam aan de met herindeling gemoeide kosten. Met ingang van het uitkeringsjaar 2009 is de maatstaf herindeling in het gemeentefonds nog verruimd ten opzichte van de maatstaf herindeling waar de Rfv in haar onderzoek nog rekening mee heeft gehouden. De verruiming heeft plaats gevonden op basis van het advies hierover dat was opgenomen in de Interbestuurlijke Taakgroep Gemeenten, de zogeheten commissie D’Hondt.

De verdeling van de uitbetaling over 4 jaar in termijnen van 40/20/20/20% is het resultaat van een afweging tussen het beslag dat de maatstaf legt op de middelen uit het gemeentefonds en de periode waarin de gemeente wordt geconfronteerd met de extra kosten als gevolg van de herindeling. De middelen voor de maatstaf herindeling zijn afkomstig uit het gemeentefonds. De algemene uitkering van alle overige gemeenten wordt dus iets lager als gevolg van de herindeling. Door de uitkering van de maatstaf herindeling te spreiden in de tijd, namelijk 4 jaar, wordt het beslag op het gemeentefonds per jaar beperkt. Om het moment waarop de kosten worden gemaakt bij een gemeentelijke herindeling meer te laten aansluiten op het moment waarop de maatstaf tot uitkering komt wordt in het eerste jaar 40% uitgekeerd.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

Naar boven