B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 13 november
2009 en het nader rapport d.d. 25 november 2009, aangeboden aan de Koningin
door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 5 november 2009, no. 09.003.099, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging
aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda
(zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië
en Noord-Ierland) tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot
ondernemingen die schepen of luchtvaartuigen exploiteren in het internationale
verkeer; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 111), met toelichtende nota.
Het verdrag vormt een van de compenserende voordelen voor Bermuda die
in het kader van het sluiten van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden
en Bermuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken;
Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 108) zijn overeengekomen. De Raad onderschrijft
de goedkeuring van het verdrag, maar plaatst daarbij enige kanttekeningen
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 5 november
2009, nr. 09.003.099, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde Verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 13 november 2009, nr. W06.09.0454/III, bied ik
U hierbij aan.
1. Uit de artikelsgewijze toelichting op artikel 2 van het Verdrag
blijkt dat beoogd wordt dat winsten en vermogenswinsten uit de exploitatie
van schepen en luchtvaartuigen in het internationale verkeer slechts door
een van de verdragsluitende partijen wordt belast. Nederland zal in dat kader
in Bermuda gevestigde ondernemingen vrijstellen. Uit de in artikel 1 van het
Verdrag opgenomen definities is af te leiden dat voor de toepassing van het
Verdrag de desbetreffende onderneming in de verdragsluitende staat aan belastingheffing
onderworpen dient te zijn (artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van het Verdrag).
In de toelichtende nota is niet aangegeven op welke wijze Bermuda deze ondernemingen
aan belastingheffing onderwerpt.
De Raad adviseert in de toelichtende nota in te gaan op de belastingheffing
van scheep- en luchtvaartondernemingen op Bermuda, en aan te geven welke gevolgen een eventueel ontbreken van belastingheffing heeft voor de
toepassing van het Verdrag.
1. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is de toelichting
bij artikel 1, eerste lid, onder j, aangevuld met een passage over de belastingen
die Bermuda heft op in Bermuda gevestigde ondernemingen.
2. In het Verdrag is niet opgenomen voor welke belastingjaren het
Verdrag toepassing vindt.
De Raad adviseert in de toelichtende nota aan te geven met ingang van
welke belastingjaren Nederland het Verdrag zal gaan toepassen.
2. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad is de toelichting
bij artikel 5 aangevuld met enkele passages over de belastingjaren met ingang
van welke Nederland het Verdrag zal toepassen.
3. Tevens is van de gelegenheid gebruik te gemaakt de toelichting
bij artikel 6 over de minimumperiode waarvoor het Verdrag zal gelden, nog
iets aan te scherpen.
De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag
wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, verzoeken
mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het Verdrag vergezeld
van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te
leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen