32 231
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Londen, 8 juni 2009

nr. 3
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 22 december 2009

Binnen de vaste commissie voor Financiën1 hebben enkele fracties de behoefte om over het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingen (Kamerstuk 32 231, nr. 1), enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 10 december 2009 aan de staatssecretaris van Financiën voorgelegd. Bij brief van 17 december 2009 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Blok

De Adjunct-griffier van de commissie,

Van den Berg

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

Kortheidshalve wordt verwezen naar de vragen gesteld in het verslag van het schriftelijk overleg bij het verdrag met Bermuda inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (Kamerstuk 32 228, nr. 1).

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ter stilzwijgende goedkeuring voorliggende verdrag met Bermuda inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken. Wie heeft het initiatief genomen voor dit verdrag? Nederland of Bermuda?

Op welke punten wijkt dit verdrag af van het OESO-modelverdrag? Waarop is de keuze gebaseerd om de afspraken over informatie-uitwisseling niet van toepassing te laten zijn op alle belastingen? Welke belastingen vallen er niet onder? Valt de winstbelasting onder de company tax? Bermuda heeft gevraagd om een aantal compenserende voordelen om de concurrentievoorwaarden zo veel mogelijk gelijk te houden. Om welke compenserende voordelen gaat het?

Kunt u situaties schetsen waarbij bedrijven of natuurlijke personen door middel van dit verdrag tot het vermijden van dubbele belasting minder belasting betalen dan nu het geval is? Kan dit belastingverdrag er ook toe leiden dat sommige bedrijven meer belasting moeten betalen? Zo ja, in welke situaties?

Denkt u dat de verdragen met Bermuda er voor zorgen dat er in de komende jaren meer of minder brievenbusfirma’s zich in Nederland zullen gaan vestigen?

Vanwege de bewaartermijn op Bermuda van zes jaar kan er geen informatie van voor die tijd worden opgevraagd. Zijn er internationaal afspraken gemaakt over de bewaartijd van gegevens ten behoeve van belastingen? Welke minimale bewaartijd acht de Nederlandse regering redelijk?

Kan er worden ingegaan op het verschil tussen «relevant» en «naar verwachting relevant» in artikel 1? Welke consequenties kan het verwijderen van de woorden «naar verwachting» in de praktijk hebben? Wat was de reden van Bermuda om deze wijziging voor te stellen? Waarom zou het opnemen van de passage uit het modelverdrag over de reikwijdte van rechten en waarborgen van belastingplichtigen niet moeten worden opgenomen om interpretaties te voorkomen jegens de verdragspartner die niet redelijk en billijk zouden zijn? Waar komt die zorg uit voort? Is het niet juist de bedoeling van een verdrag om onenigheden over de interpretaties op een later tijdstip te voorkomen?

In artikel 6.1 staat «The requested Party may allow, to the extent permitted under its domestic law, representatives of the competent authority of the applicant Party to enter the territory of theapplicantParty to interview individuals and examine records with the written consent of the persons concerned.»

Had hier in plaats van «the territory of the applicant Party» niet «the territory of the requested Party» moeten staan? Zo niet, kunt u dan de betekenis van dit artikel toelichten?

Wat moet er in artikel 7.4 precies worden verstaan onder «contrary to public policy»?

II Reactie van de staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

Voor de beantwoording van de vragen van de leden van de fractie van de PvdA wordt verwezen naar de beantwoording van de vragen die zijn gesteld in het verslag van het schriftelijk overleg bij het verdrag met Bermuda inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (Kamerstuk 32 228, nr. 2).

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

Het verheugt mij dat de leden van de SP-fractie met belangstelling hebben kennis genomen van het verdrag met Bermuda inzake de uitwisseling van de informatie betreffende belastingzaken.

De leden van de SP-fractie vragen wie het initiatief voor het verdrag heeft genomen. Nederland hecht zeer aan zo breed mogelijke toepassing van de nieuwe internationale normen van transparantie en internationale gegevensuitwisseling, mede wegens de strijd tegen zwartspaarders. Nederland heeft dan ook voor de meeste van de in de afgelopen maanden ondertekende TIEA’s het initiatief genomen. Bermuda is met Nederland lid geweest van de werkgroep die het OESO TIEA modelverdrag heeft uitgewerkt en is één van de voorlopers onder de belastingparadijzen geweest op het gebied van het sluiten van verdragen over gegevensuitwisseling. Beide landen waren al met elkaar in gesprek waren voordat de internationale discussie over belastingparadijzen hoog op de internationale politieke agenda kwam. Beide landen hechtten groot belang aan het verdrag en er was in dit geval dan ook sprake van een gemeenschappelijk voornemen om tot een verdrag te komen.

Ten aanzien van de vraag van de leden van de SP-fractie naar de reikwijdte van het verdrag en de compenserende voordelen wijs ik er graag op dat voor de bevoegdheid van Nederland om verzoeken om informatie te doen, de Nederlandse lijst van belastingen doorslaggevend is. Voor het verkrijgen van informatie op basis van de TIEA is slechts vereist dat de gevraagde informatie van belang is voor de juiste heffing van de in artikel 3 genoemde belastingen. De opsomming stemt overeen met de benadering in het OESO TIEA Modelverdrag waarbij blijkens de tekst van de multilaterale versie en het commentaar vooral gegevensuitwisseling op het gebied van directe belastingen wordt nagestreefd. Nederland heeft bij Bermuda met succes bepleit om ook de omzetbelasting onder de reikwijdte te laten vallen. Deze uitbreiding vormde in april nog een doorbraak. In later gevoerde onderhandelingen zijn op grond van voortschrijdend inzicht aan beide zijden – zowel bij de OESO landen als bij de (voormalige) belastingparadijzen – verdragen tot stand gebracht met een reikwijdte die zich uitstrekt tot alle belastingen waaronder soms ook de douanerechten worden begrepen. Het stelsel van directe belastingen van Bermuda is thans nog beperkt tot de vooral van werkgevers geheven payroll tax. Een winstbelasting of andere directe belastingen kent Bermuda thans niet maar het stelsel zal in de toekomst mogelijk worden aangepast en mede daarom is voor Bermuda gekozen voor meer algemene bewoordingen.

De compenserende voordelen die Bermuda heeft verkregen bestaan uit de drie andere verdragen met Bermuda die thans voor goedkeuring voorliggen. De compenserende voordelen waren voor Bermuda van belang in het kader van het verzekeren van een «level playing field». Voordat de internationale politieke aandacht heeft geleid tot een sterke toename van het aantal verdagen over informatie-uitwisseling vreesden de pioniers onder de voormalige belastingparadijzen dat het sluiten van zulke verdragen kon leiden tot een vlucht van financiële dienstverleners naar (andere) belastingparadijzen die nog niet aan de normen van transparantie en uitwisseling van gegevens wilden voldoen. Daarom zocht Bermuda, mede wegens interne politieke overwegingen, naar een breed pakket van flankerende voordelen om de gevreesde economische nadelen te compenseren. In de onderhandelingen werd overeenstemming bereikt over het thans voorliggende pakket dat veel beperkter is dan het oorspronkelijk door Bermuda gewenste pakket. Nu in het Caribisch gebied (waar Bermuda geografisch niet in ligt maar wel mee«concurreert») een grote hoeveelheid verdragen tot stand is gekomen, zou voor compenserende voordelen thans geen goede reden meer zijn omdat er inmiddels een nieuw «level playing field»is ontstaan. Nederland is daarom nu uiterst terughoudend in het geven van dergelijke compenserende voordelen. Nederland achtte zich in de laatste onderhandelingsronde met Bermuda in april 2009 echter gebonden aan de tijdens de eerste onderhandelingsronde in 2008 gedane toezeggingen om de drie andere verdragen te sluiten.

De vragen van de leden van de SP-fractie over het vermijden van dubbele belasting komen overeen met de algemene vragen van de leden van de PvdA-fractie. Omdat onderhavige TIEA geen basis is voor het voorkomen van dubbele belasting maar wel het verdrag inzake de voorkoming van dubbele belasting voor natuurlijke personen moge op dit punt worden verwezen naar de beschouwingen aldaar.

Wat betreft de vraag van de leden van de SP-fractie naar de effecten van de vier verdragen op het aantal brievenbusfirma’s in Nederland kan slechts worden geconstateerd dat de verdragen hierop geen noemenswaardige invloed zullen hebben omdat geen van de verdragen de vestigingsvoorwaarden voor bedrijven beïnvloedt.

De leden van de SP-fractie vragen of er internationaal afspraken zijn gemaakt over de bewaartijd van gegevens ten behoeve van belastingen en welke minimale bewaartijd de Nederlandse regering redelijk acht. Internationaal zijn geen afspraken gemaakt over de bewaartijd van gegevens ten behoeve van belastingen. Nederland kent in beginsel een bewaartermijn van zeven jaar en acht dit een redelijke bewaartijd.

Ten aanzien van de vraag van de leden van de SP-fractie over het verschil tussen de termen «relevant» en «voorzienbaar relevant» wijs ik graag op de definitie van het begrip «relevant» in het tweede lid van artikel 2 die juist een uitbreiding aan het begrip geeft door ook informatie relevant te achten waarvan op voorhand niet helder is aan te geven waarom de informatie relevant is voor een onderhanden onderzoek. Daarom zal het weglaten van «voorzienbaar» in artikel 1 in de praktijk zeker geen beperking inhouden van de mogelijkheden om informatie van Bermuda te verkrijgen.

In artikel 1 is een verwijzing naar de rechten van en waarborgen voor belastingplichtigen opgenomen zoals voorzien in het OESO modelverdrag. Ik deel de mening dat verdragen zo helder mogelijk rechten en waarborgen maar ook verplichtingen moeten neerleggen. Desalniettemin kunnen zich toch interpretatieverschillen voordoen. Om deze op te lossen is in artikel 12 voorzien in onderlinge overlegprocedures en andere methoden van geschillenbeslechting.

De SP-fractie vraagt of in het eerste lid van artikel 6 in plaats van «the territory of the applicant Party» niet «the territory of the requested Party» had moeten staan. Hier had inderdaad «requested Party» moeten staan. Met Bermuda zal contact worden opgenomen om dit te corrigeren. Ik ben de leden van de SP-fractie erkentelijk voor het signaleren van deze fout in de tekst van het Verdrag.

Ter beantwoording van de vraag van de SP-fractie over artikel 7, vierde lid, van het Verdrag wil ik voorop stellen dat dit begrip in het kader van de TIEA’s geen andere betekenis heeft dan in het kader van artikel 26 van het OESO modelverdrag. Het commentaar bij zowel het OESO TIEA model als bij het OESO model voor belastingverdragen maakt duidelijk dat er slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik kan worden gemaakt van deze weigeringsgrond. Voorbeelden daarvan zijn onder andere dat de gevraagde informatie dient voor een onderzoek dat politiek gemotiveerd is of indien de gevraagde informatie een staatsgeheim betreft of andere vitale belangen van een staat raakt.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GroenLinks) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Heerts (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GroenLinks) en Smeets (PvdA).

Naar boven