32 228
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen; Londen, 8 juni 2009

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2009

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 27 november 2009.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 27 december 2009.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 8 juni 2009 te Londen totstandgekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (Trb. 2009, 110).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

I. ALGEMEEN

Inleiding en verloop onderhandelingen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).De toenemende internationalisering van de economie heeft onder meer tot gevolg dat steeds meer bestanddelen van het inkomen van Nederlandse belastingplichtigen in het buitenland worden gegenereerd, ofwel naar het buitenland (met name laag belastende jurisdicties) worden verplaatst. De informatie die de Belastingdienst nodig heeft voor het vaststellen van de belastingschuld, opdat een juiste belastingheffing plaatsvindt, dient steeds vaker uit het buitenland te komen. Hoewel de belastingplichtige verplicht is deze gegevens te verstrekken, is niet altijd te controleren of dit ook werkelijk (correct) gebeurt. Dit kan de bestrijding van belastingontwijking en fraude belemmeren. Daarom wordt het steeds meer van belang om hulp van het buitenland te kunnen inroepen. Nederland is dan ook voorstander van een zo ruim mogelijke informatieuitwisseling terzake en heeft overeenstemming met Bermuda bereikt over een Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol (Trb.2009, 108; hierna «het informatieuitwisselingsverdrag betreffende belastingzaken»).

In het kader van de compenserende voordelen hebben Nederland en Bermuda tevens overeenstemming bereikt over het onderhavig Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de toegang tot onderlinge overlegprocedures in verband met winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (hierna: het Verdrag). De inwerkingtreding (en beëindiging) van het Verdrag is gekoppeld aan de inwerkingtreding (en beëindiging) van het overeengekomen informatieuitwisselingsverdrag, doordat is overeengekomen dat het Verdrag niet in werking zal treden voordat het informatieuitwisselingsverdrag in werking is getreden.

Het Verdrag is grotendeels gebaseerd op het relevante artikel van de OESO Model Tax Convention on Income and Capital1 (hierna te noemen: het OESO-modelbelastingverdrag).

Budgettaire gevolgen en administratieve lasten

De budgettaire gevolgen en administratieve lasten zijn verwaarloosbaar.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Hoofdstuk I – Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is en begripsomschrijvingen

Artikel 1 (Belastingen waarop het Verdrag van toepassing is)

Dit artikel geeft aan op welke soort belastingen het Verdrag van toepassing is.

Artikel 2 (Begripsomschrijvingen)

In artikel 2, eerste lid, zijn diverse definities opgenomen die in het Verdrag worden gebruikt. Deze definities zijn gebruikelijk in de belastingverdragen die voor Nederland worden gesloten en zijn in overeenstemming met het internationaal gebruik betreffende belastingverdragen.

Het tweede lid voorziet voor begrippen die niet zijn gedefinieerd in het Verdrag zelf, in een oplossing overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het OESO-model belastingverdrag. In de hoofdregel zullen deze begrippen de betekenis hebben die zij op dat moment hebben in het nationale recht van de relevante verdragspartij. Bermuda is geen lid van de OESO, zodat Bermuda zich in beginsel juridisch niet gebonden acht aan modellen en commentaren van deze organisatie. Echter voor de uitleg en implementatie van het Verdrag zullen relevante commentaren en richtlijnen die voortkomen uit OESO-gremia, zoals de OECD Transfer Pricing Guidlines1, een belangrijk uitgangspunt zijn. Anders dan in het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Bermuda (zoals gemachtigd door de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland) inzake de uitwisseling van informatie betreffende belastingzaken, met Protocol; Londen, 8 juni 2009 (Trb. 2009, 108) werd het, gezien de aard van het Verdrag, niet nodig geacht hiertoe een specifieke verdragsbepaling over de interpretatie op te nemen.

Hoofdstuk II – Winstaanpassing van verbonden ondernemingen

Artikel 3 (Reikwijdte van Hoofdstuk II)

Dit artikel geeft aan dat hoofdstuk II van het Verdrag van toepassing is als voor belastingdoeleinden winsten, die zijn begrepen in de winsten van een onderneming van een verdragsluitende partij, ook (lijken te) zijn begrepen in de winsten van een onderneming gevestigd of actief in de partij. Hierbij wordt verwezen naar de toelichting op artikel 4 van het Verdrag.

Het tweede lid van dit artikel geeft aan dat het eerste lid van overeenkomstige toepassing is ingeval bij de desbetreffende onderneming sprake is van verliezen.

Artikel 4 (Toepasselijke grondbeginselen voor winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen)

Dit artikel geeft de beginselen aan die van toepassing zijn op de aanpassing van winsten van verbonden ondernemingen. Het gaat om verbonden ondernemingen die bepaalde voorwaarden zijn overeengekomen in de commerciële of financiële relatie die afwijken van hetgeen gebruikelijk is tussen onafhankelijk ondernemingen. De winsten, die in een niet-zakelijke relatie tussen verbonden ondernemingen ontbreken en die normaal gesproken wel zouden zijn verwezenlijkt in een zakelijke relatie, worden begrepen in de winsten van de desbetreffende onderneming en worden dienovereenkomstig belast.

Artikel 5 (Algemene bepaling)

In dit artikel wordt geregeld dat de partij die een winstaanpassing beoogt op grond van artikel 4, de desbetreffende (rechts)persoon, waarvan de onderneming deel uitmaakt, over dit voornemen informeert. Deze (rechts)persoon kan dan de (rechts)persoon, waarvan de andere onderneming deel uitmaakt, informeren, en die kan dan op zijn beurt de andere partij informeren. Echter, dit weerhoudt de partij die de informatie verstrekt niet ervan om de voorgenomen aanpassing te verwezenlijken.

Artikel 6 (Procedures voor onderling overleg)

Artikel 6 schept de mogelijkheid (alsmede voorwaarden) voor de belastingplichtige een verzoek bij de bevoegde autoriteit van zijn land in te dienen om een onderlinge overlegprocedure op te starten ten behoeve van het oplossen van problemen die de voorgaande artikelen van het Verdrag mogelijk teweeg hebben gebracht.

De bevoegde autoriteiten zullen, ingeval van een verzoek van een belastingplichtige, op basis van het tweede lid trachten door middel van een onderlinge overlegprocedure een oplossing te zoeken om dubbele belastingheffing, welke niet overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag plaatsvond, weg te nemen. Op grond van het derde lid kunnen de bevoegde autoriteiten rechtstreeks met elkaar communiceren.

In het vierde lid zijn situaties omschreven waarin de bevoegde autoriteiten niet verplicht zijn om een onderlinge overlegprocedure op te starten, onder andere in het geval dat een dergelijke situatie reeds heeft geleid tot een definitieve uitspraak op grond waarvan één van de ondernemingen ernstig strafbaar is tengevolge van handelingen die een aanleiding zijn tot aanpassing van de verrekenprijs. Deze bepaling is ontleend aan artikel 8 van het EU-arbitrageverdrag1.

In het vijfde lid is aangegeven dat partijen, indien zij binnen een periode van twee jaar niet tot een oplossing komen, op verzoek van één van hen, de zaak aan arbitrage kunnen onderwerpen met schriftelijke instemming van de betrokken belastingplichtige.

Hoofdstuk III – Slotbepalingen

Artikel 7 (Inwerkingtreding)

In dit artikel is de inwerkingtreding van het Verdrag geregeld overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is in verdragen.

In het tweede lid wordt de koppeling gelegd naar het eerdergenoemde informatieuitwisselingsverdrag betreffende belastingzaken: het Verdrag treedt uitsluitend in werking indien het informatieuitwisselingsverdrag in werking is getreden.

Artikel 9 (Beëindiging)

Artikel 9 regelt de beëindiging van het Verdrag. Het is evenals het inwerkingtredingsartikel overeenkomstig hetgeen gebruikelijk is in verdragen. Als minimumperiode voordat het Verdrag opgezegd kan worden is een termijn gesteld van drie jaar vanaf de inwerkingtreding. Deze minimumperiode dient om het Verdrag een kans te geven en zekerheid te scheppen voor de betrokken belastingplichtigen.

In het tweede lid wordt evenals in het vorige artikel de koppeling gelegd naar het eerdergenoemde informatieuitwisselingsverdrag betreffende belastingzaken: het Verdrag wordt zonder kennisgeving beëindigd indien het informatieuitwisselingsverdrag betreffende belastingzaken wordt beëindigd.

III. Koninkrijkspositie

Het Verdrag zal, wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, alleen voor Nederland gelden.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

OESO-modelverdrag van 17 juli 2008, OESO, Model tax convention on income and capital, Parijs: OESO 2008.

XNoot
1

OESO, Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations, Parijs: OECD Publishing 2001.

XNoot
1

Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen; Brussel, 23 juli 1990 (Trb. 1990, 173 en 2009, 39).

Naar boven