32 227 (R 1904)
Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel en Protocol bij het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel betreffende voor luchtvaartmaterieel specifieke aangelegenheden; Kaapstad, 16 november 2001

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 15 oktober 2009 en het nader rapport d.d. 13 november 2009, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 28 juli 2009, no. 09.002.003, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel en Protocol bij het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel betreffende voor luchtvaartmaterieel specifieke aangelegenheden; Kaapstad, 16 november 2001 (Trb. 2009, 86), met toelichtende nota.

Het verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel (hierna: het Verdrag) en het Protocol bij het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel betreffende voor luchtvaartmaterieel specifieke aangelegenheden (hierna: het Protocol) beogen een versoepeling van de financiering van mobiel materieel met een hoge waarde door internationale regels te stellen omtrent het vestigen en de rechtsgevolgen van een internationaal zakelijk recht op luchtaartuigmaterieel, spoorwegmaterieel en ruimteobjecten.

De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het Verdrag en het Protocol, maar maakt daarbij opmerkingen over de werkingssfeer van het Verdrag en het Protocol, staatkundige hervorming van de Nederlandse Antillen en Aruba en verzuim.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 juli 2009, nr. 09.002.003, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk zijn advies inzake het bovenvermelde Verdrag en Protocol rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 15 oktober 2009, nr. W02.09.0303/II/K, bied ik U hierbij aan.

1. Werkingssfeer van het Verdrag en het Protocol

a. Het Verdrag en het Protocol zullen alleen gaan gelden voor Aruba en de Nederlandse Antillen en niet voor Nederland. In de toelichtende nota bij het Verdrag en het Protocol staat dat Nederland niet zal toetreden tot het Verdrag en het Protocol.1 Als toelichting hierop wordt gesteld dat Nederland niet behoort tot de landen met een vliegtuigindustrie, en er in Nederland geen moeilijkheden bestaan met het verschaffen van waarborgen bij de financiering van luchtvaartmaterieel. Tegen deze achtergrond bestaat er geen aanleiding voor Nederland om tot het Verdrag en het Protocol toe te treden, aldus de toelichtende nota.

De Raad wijst erop dat het Verdrag en het Protocol niet enkel zien op luchtvaartmaterieel, maar ook op spoorwegmaterieel en ruimteobjecten. Daarnaast ziet het Verdrag niet alleen (indirect) op de financiering van deze categorieën van mobiel materieel, maar op het vestigen van een internationaal zakelijk recht op deze categorieën en de rechtsgevolgen hiervan. Het ontbreken van problemen tot het verkrijgen van financiering van luchtvaartmaterieel in Nederland neemt niet weg dat het vestigen en de rechtsgevolgen van een zakelijk recht op luchtvaartmaterieel en de andere twee categorieën kan stuiten op internationale regels die voorkomen dat het zakelijke recht ook daadwerkelijk kan worden uitgeoefend. In de toelichtende nota wordt gesteld dat er tussen de «common law» landen en de «civil law» landen (zoals Nederland) ten aanzien van de beperkte zekerheidsrechten, zoals pand en hypotheek, grote verschillen bestaan inzake de omvang van de rechtsmiddelen van de houder van een nationaal zakelijk recht, alsmede omtrent de uitwinning ervan. Daarom kan de situatie zich voordoen dat het rechtsmiddel dat op grond van het interne recht van de ene staat een schuldeiser toekomt, in de andere staat in strijd is met nationale dwingende regels. De rechtsmiddelen van de schuldeiser zijn in het Verdrag zodanig geformuleerd, dat ze zowel in de «common law» als in de «civil law» landen zonder enig probleem kunnen worden aangewend. Het is de Raad niet zonder meer duidelijk waarom het kunnen vestigen en uitoefenen van zakelijke rechten op de in het Verdrag genoemde categorieën van mobiel materieel voor Nederland niet van belang zou kunnen zijn.

De Raad adviseert de Koninkrijksregering de toelichting in het licht van het bovenstaande aan te vullen en te bezien of medegelding van het Verdrag en het Protocol voor Nederland zinvol is.

b. Nederland wordt via de Europese Gemeenschappen (hierna: EG) gebonden aan het Verdrag en het Protocol, maar alleen wat betreft de onderdelen van het Verdrag en het Protocol waarvoor de EG exclusief bevoegd is. Deze onderdelen betreffen blijkens de toelichtende nota de aangelegenheden die worden geregeld in de Verordening betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken1 en de Verordening betreffende insolventieprocedures. 2 Uit de overwegingen bij het Commissievoorstel3 volgt dat sommige aangelegenheden die worden beheerst door deze verordeningen en de verordening inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst ook worden geregeld in het Verdrag en het Protocol.4 Daarnaast wordt overwogen dat de EG exclusieve bevoegdheid heeft voor bepaalde door het Verdrag en het Protocol voor de luchtvaart geregelde aangelegenheden, terwijl de lidstaten bevoegd zijn voor andere door het Verdrag en het Protocol geregelde aangelegenheden. In de toelichtende nota ontbreekt een uiteenzetting aan welke bepalingen uit het Verdrag en het Protocol Nederland wel gebonden is en aan welke niet en wat de rechtsgevolgen hiervan zijn.

De Raad beveelt aan de toelichting op dit punt aan te vullen.

1. Werkingssfeer van het Verdrag en het Protocol

(a) Hoofdstuk II, Koninkrijkspositie, van de toelichting is aangevuld, in aanmerking genomen het advies van de Raad. Het Verdrag zou weliswaar kunnen zien op zowel luchtvaartmaterieel als spoorwegmaterieel en ruimteobjecten, maar het Protocol ziet enkel op luchtvaartmaterieel. Het Verdrag en het Protocol dienen ingevolge artikel 6 van het Verdrag gezamenlijk gelezen en geïnterpreteerd te worden. Ingevolge artikel II van het Protocol is het onderhavige Verdrag in deze situatie derhalve alleen van toepassing op luchtvaartmaterieel.

(b) Een lijst van bepalingen die onder de exclusieve bevoegdheid van de EG vallen, is niet beschikbaar om de reden dat de uitoefening van bevoegdheden die de lidstaten uit hoofde van het EG-Verdrag aan de Gemeenschap hebben overgedragen uit de aard der zaak voortdurend aan ontwikkeling onderhevig is. Door in Hoofdstuk III, onder 1, te verwijzen naar de relevante Verordeningen zijn de onderdelen van het Verdrag en het Protocol aangegeven waar de EG in casu de exclusieve bevoegdheid heeft.

2. Staatkundige hervorming

In de toelichtende nota wordt gesteld dat voor wat de Nederlandse Antillen betreft, na de staatkundige hervorming beide verdragen zullen worden overgenomen door Curaçao en Sint Maarten. Daarnaast zullen de verdragen blijven gelden in de BES (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De Raad verwijst in dit licht naar de voorlichting van de Raad inzake de hervorming van de staatkundige verhoudingen van de Antilliaanse eilanden binnen het Koninkrijk waarin de Raad het volgende heeft aangegeven. «De keuzen om verdragen al dan niet te doen gelden voor de Nederlandse Antillen of Nederland is vaak bepaald door geografische factoren. Hoewel het uitgangspunt zal moeten zijn dat voor de drie eilanden [Bonaire, Sint Eustatius en Saba]

a. de niet voor Nederland bekrachtigde verdragen hun gelding verliezen en

b. de wel voor Nederland bekrachtigde verdragen gelding verkrijgen, zullen in sommige gevallen afwijkende keuzen moeten worden gemaakt.

Hiertoe is een inventarisatie nodig, aan de hand waarvan kan worden bezien welke verklaringen jegens de verdragspartners moeten en volgens de desbetreffende verdragen mogen worden afgelegd omtrent de handhaving, verruiming of beperking van de territoriale gelding.»1

Curaçao en Sint Maarten kunnen de gelding van de multilaterale verdragen – die reeds van kracht zijn op de datum waarop zij de status van land krijgen – kenbaar maken aan de verdragspartners door middel van een verklaring van de Koninkrijksregering omtrent voortgezette verbondenheid.2 Aangezien Nederland geen partij zal worden bij dit verdrag en het uitdrukkelijk wel de bedoeling is dat de BES partij zal blijven bij het Verdrag, maar dit niet vanzelfsprekend is wanneer de BES openbare lichamen van Nederland worden zal hier uitdrukkelijk een afwijkende keuze als hiervoor bedoeld dienen te worden gemaakt. In de toelichtende nota bij het Verdrag wordt hier geen aandacht aan besteed.

De Raad beveelt aan de toelichtende nota op dit punt aan te vullen.

2. Staatkundige hervorming

Hoofdstuk II, Koninkrijkspositie, is aangevuld conform het advies van de Raad. De Raad verwijst in dit verband nog naar het Verdrag van Wenen inzake statenopvolging met betrekking tot verdragen. Er is echter geen sprake van statenopvolging. De staatkundige hervorming beoogt een constitutionele herverdeling binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het Koninkrijk der Nederlanden blijft als subject van volkenrecht de verdragsluitende partij.

3. Verzuim

Artikel 11 van het Verdrag geeft regels omtrent schuldenaarsverzuim. In het tweede lid wordt de normstelling gekoppeld aan de schuldeiser. In de toelichtende nota wordt enkel aandacht besteed aan de positie van de schuldenaar. De Raad beveelt aan de tekst in de artikelsgewijze toelichting overeen te brengen met de tekst van de Verdragsbepaling.

3. Verzuim

De toelichting bij artikel 11 van het Verdrag is aangepast conform de aanbeveling van de Raad.

4. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

4. Redactionele kanttekeningen

Aan de redactionele kanttekeningen is gevolg gegeven, waarbij erop wordt gewezen dat de gezamenlijke toelichting op artikel 48 van het Verdrag en artikel XXVII van het Protocol reeds is uitgeschreven in Hoofdstuk III, onder 1.

De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,

H.D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal en tevens over te leggen aan Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Bijlage bij het advies van de Raad van State van het Koninkrijk betreffende no. W02.09.0303/II/K met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft

– In de toelichtende nota, artikelsgewijze toelichting op artikel 2 van het Verdrag de woorden «unieke identificeerbare voorwerpen» vervangen door: een voor individualisering vatbare zaak.

– In de toelichtende nota de woorden «BES landen» wijzigen in: BES.

– In de toelichtende nota, hoofdstuk II Koninkrijkspositie, tweede alinea, wordt verwezen naar de gezamenlijke toelichting op artikel 48 van het Verdrag en artikel XXVII van het Protocol, welke toelichting ontbreekt. Deze artikelen voorzien van een toelichting.

– In de toelichtende nota, hoofdstuk II Koninkrijkspositie, vierde alinea, verduidelijken of het bij de registratie vóór de aanvang van de procedure in het Internationaal Register is bedoeld vóór het indienen van een verzoek tot faillissementsverklaring of vóór de datum van het uitspreken van het faillissement.


XNoot
1

Toelichtende nota, hoofdstuk II Koninkrijkspositie, eerste alinea.

XNoot
1

Verordening nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000, PbEG L 21/1.

XNoot
2

Verordening nr. 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000, PbEG L 160/1.

XNoot
3

Gewijzigd voorstel van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor een besluit van de Raad inzake de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag inzake internationale zekerheden op mobiel materieel en van het Protocol betreffende voor luchtvaartuigmaterieel specifieke aangelegenheden, beide aangenomen in Kaapstad op 16 november 2001, COM (2008)508. Dit voorstel is door de Raad op 6 april 2009 aangenomen, zie document 8478/09 (Presse 83), bladzijde 18.

XNoot
4

Ibidem.

XNoot
1

Voorlichting overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de Wet op de Raad van State van 18 september 2006 inzake de hervorming van de staatkundige verhoudingen van de Antilliaanse eilanden binnen het Koninkrijk, paragraaf 3.2 (W04.06.0204/I).

XNoot
2

Artikel 17 van het Verdrag van Wenen inzake Statenopvolging met betrekking tot Verdragen.

Naar boven