nr. 4
BRIEF VAN DE TIJDELIJKE COMMISSIE SUBSIDIARITEITSTOETS
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2009
Op 21 oktober 2009 heeft de Europese Commissie het voorstel voor
een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumnormen voor
de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die
internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming
(herschikking) – COM (2009)551 gepubliceerd.
In het kader van de parlementaire subsidiariteitstoets heeft de Tijdelijke
commissie subsidiariteitstoets op 8 december 2009 het inhoudelijk advies
besproken van de vaste commissie voor Justitie. Op grond van de inbreng van
deze commissie is bijgaande conceptbrief vastgesteld die ik nu graag ter instemming
aan uw Kamer voorleg. De TCS stelt voor de brief ter kennis van de Europese
Commissie te brengen, met een afschrift aan de COSAC, de overige Europese
instellingen en de Nederlandse regering.
Aangezien de adviezen van Eerste en Tweede Kamer gelijkluidend zijn, heeft
de Eerste Kamer aangeboden om een gezamenlijke brief aan de Europese Commissie
te sturen. De TCS adviseert u, op dit aanbod in te gaan. De relevante Kamerstukken
behorende bij deze procedure zijn gedrukt onder Kamerstuknummer 32 218.
De voorzitter van de Tijdelijke commissie subsidiariteitstoets,
Jan Jacob van Dijk
BIJLAGE De vicevoorzitter van de Europese Commissie
mevrouw M. Wallström
B – 1049 BRUSSEL
België
.. december 2009
Geachte mevrouw Wallström,
Beide Kamers der Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden hebben –
overeenkomstig de door hen vastgestelde procedures – het voorstel voor
een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake minimumnormen voor
de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als personen die
internationale bescherming genieten, en de inhoud van de verleende bescherming
(herschikking) (COM (2009)551) getoetst aan de beginselen van subsidiariteit
en proportionaliteit. Zij hebben daarmee toepassing gegeven aan artikel 5
EU-Verdrag en Protocol 2 bij dit Verdrag betreffende de toepassing van het
subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel.
Beide Kamers der Staten-Generaal zijn van oordeel dat in de EU-verdragen
voldoende rechtsgrondslag bestaat voor maatregelen zoals voorgesteld in de
ontwerprichtlijn. Ten aanzien van de subsidiariteit en proportionaliteit van
het voorstel zijn de beide Kamers der Staten-Generaal van oordeel dat er geen
bezwaren zijn gebleken.
Hoogachtend,
Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,
Drs. P. René H. M. van der Linden
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Gerdi A. Verbeet
Een gelijkluidende brief is in afschrift verzonden aan de voorzitters
van de Raad van de Europese Unie en het Europese Parlement, alsmede aan de
Nederlandse regering en het secretariaat van COSAC.