nr. 5
NADER RAPPORT
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de
Wet op de Raad van State). Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 12 november
2009, aangeboden aan de Koningin door de minister van Financiën, mede
namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 6 oktober
2009, nr. 09.002820, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 21 oktober 2009, nr. W06.09.0394/III, bied ik U
hierbij aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om het wetsvoorstel aan te passen
in verband met de afspraken die op 30 september jl. in de Politieke Stuurgroep
Staatkundige Veranderingen zijn gemaakt met betrekking tot de opheffing van
het land Nederlandse Antillen. Afgesproken is dat de Nederlandse Antillen
in beginsel op 10 oktober 2010 zullen worden opgeheven. Om redenen die
nader worden uiteengezet in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel,
is 10 oktober echter een minder geschikte datum om tot invoering van
de dollar over te gaan. Invoering in het midden van een kalenderjaar zou de
maatschappelijke kosten die gemoeid zijn met de invoering van de dollar aanzienlijk
doen toenemen. Besloten is daarom om de dollar niet reeds op de transitiedatum
in te voeren, maar – in aansluiting op de in Nederland bestaande praktijk
van vaste verandermomenten – op de daarvoor veel geschiktere datum van
1 januari 2011. Dit betekende uiteraard dat er een voorziening moest
worden getroffen ter overbrugging van de periode tussen 10 oktober 2010
en 1 januari 2011. Met het oog hierop is het wetsvoorstel aangevuld met
een bepaling op grond waarvan de Nederlands-Antilliaanse gulden tot 1 januari
2011 de officiële munteenheid van de openbare lichamen is (zie artikel
16 van het wetsvoorstel). Tevens zijn in het wetsvoorstel enkele kleine redactionele
verbeteringen aangebracht.
Voorts is, onder meer met betrekking tot de uitkomst van de consultatie
van de Europese Centrale Bank, de memorie van toelichting op een aantal punten
aangevuld.
Ik moge U, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De minister van Financiën,
W. J. Bos