32 213 (R1903) Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen)

Nr. 15 MOTIE VAN DE BIJZONDERE GEDELEGEERDEN DAMMERS C.S.

Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 12 april 2010

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het Koninkrijk als subject van het volkenrecht internationaal aansprakelijk is voor de naleving van verdragen die voor het Koninkrijk gelden en dat verdragen niet worden bekrachtigd zolang de benodigde maatregelen in een land dat medegelding verzoekt, niet tot stand zijn gekomen;

constaterende, dat het eerste en het tweede lid van artikel 27 van het Statuut duidelijk maken dat het Koninkrijk en de landen zich gezamenlijk moeten inzetten bij de totstandkoming van verdragen en een goede samenwerking bij de implementatie daarvan;

voorts constaterende, dat er tientallen verdragen zijn die nog niet voor alle landen zijn bekrachtigd;

vaststellende dat implementatie van verdragen vaak noopt tot het treffen van vergelijkbare maatregelen in elk der landen;

van mening, dat effectieve uitvoering van verdragen bevorderd wordt door samenwerking met betrekking tot expertise en middelen tussen landen van het Koninkrijk;

verzoekt de Koninkrijksregering om zich volledig in te zetten voor optimale samenwerking bij implementatie van verdragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Dammers

Herdé

Yrausquin

Naar boven