32 210
Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel

nr. 10H1
AMENDEMENT VAN HET LID HARBERS

Ontvangen 16 maart 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel O, wordt aan artikel 5a.13a een volzin toegevoegd, luidende: De bekostigde instellingen voor hoger onderwijs, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, zijn verplicht de instellingstoets kwaliteitszorg aan te vragen.

Toelichting

Dit amendement regelt een verplichte instellingstoets bij bekostigde instellingen in plaats van de vrijwillige toets. Door alle bekostigde instellingen verplicht een instellingstoets te laten aanvragen, is er niet alleen beter zicht op de kwaliteitszorg van alle instellingen; ook vallen de opleidingen hiermee automatisch onder het beperkte regime. Zodoende kan de beoogde terugdringing van administratieve lasten verder worden geëffectueerd.

Harbers

BIJLAGE

Advies Actal d.d. 22 maart 2010

Op 19 maart 2010 heeft u ons advies gevraagd over het amendement (nr. 10) dat u heeft ingediend bij de Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met aanpassing van het accreditatiestelsel. Het amendement heeft tot doel om bij bekostigde instellingen een verplichte instellingstoets (in plaats van de vrijwillige toets) te regelen om daarmee zicht te krijgen op de kwaliteitszorg van instellingen en om de administratieve lasten te verminderen.

Wij hebben over dit amendement ambtelijk contact gehad met uw fractiemedewerker en met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Berekening van de lasten

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een berekening gemaakt van de gevolgen voor de administratieve lasten, waarbij wel de stijging van de administratieve lasten als gevolg van de verplichte instellingstoets wordt berekend en niet de daling van de administratieve lasten als gevolg van de beperkte opleidingsaccreditatie.

Wel geeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap duidelijk aan dat de instellingstoets pas voordeel oplevert voor de instelling als de instelling vier accreditaties (of meer) aanvraagt in de periode waarin de instellingstoets geldig is. Voor instellingen met minder opleidingen is het traject van de uitgebreidere opleidingstoets lastenluwer.

Bovendien blijkt het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verwachten dat binnen vijf jaar 40 bekostigde instellingen gebruik maken van de vrijwillige instellingstoets. Dit is een hoger aantal dan in eerdere verwachtingen (25 instellingen) en dit is gebaseerd op basis van reacties van de doelgroepen naar aanleiding van pilots.

Alternatieven en uitvoering

De voorgestelde wijziging van OCW gaat uit van de mogelijkheid voor instellingen om te kiezen voor een vrijwillige instellingstoets. Dit stelt instellingen in staat om zelf te kiezen voor het minst belastende alternatief. Het amendement stelt de instellingstoets verplicht. Dit leidt tot een vermindering van de administratieve lasten voor instellingen indien zij niet zelf kiezen voor de instellingstoets terwijl dit voor hen wel het minst belastende alternatief is. OCW geeft aan dat er voor de instellingen een break even point ligt bij vier opleidingsaccreditaties. Het gaat volgens OCW om tenminste 14 instellingen met minder dan 4 opleidingen. Tegelijkertijd verwacht OCW dat 40 instellingen zullen kiezen voor de instellingstoets. Dit betekent de facto dat het amendement naar verwachting geen daling van de administratieve lasten meebrengt en dat het amendement vanuit het perspectief van lastenreductie niet nodig is.

Ten aanzien van de gevolgen voor de administratieve lasten is het niet wenselijk om ook instellingen met minder dan vier accreditaties tot een instellingstoets te verplichten. Bovendien moet er op worden gewezen dat een «verplichte instellingstoets» alleen tot een beperkter regime voor de instellingen leidt als deze toets met goed gevolg wordt afgelegd.

Eindoordeel

Wanneer wij een advies over voorgenomen regelgeving uitbrengen, geven wij een eindoordeel waarin tot uitdrukking komt of het voorstel al dan niet in gewijzigde vorm doorgang moet vinden. Wij hanteren vier categorieën:

1. Ja.

2. Ja, nadat met onze adviespunten rekening wordt gehouden.

3. Nee, tenzij met onze adviespunten rekening wordt gehouden.

4. Nee.

Wij beogen met een advies met de conclusie ’ja, nadat’ of «nee, tenzij» een aanpassing van het voorstel.

Ons eindoordeel over het amendement Harbers (Nr. 10) luidt: nee.

Hoogachtend,

S. R. A. van Eijck,

Collegevoorzitter


XNoot
1

Herdruk in verband met het toevoegen van het advies van Actal.

Naar boven