32 189 Vaststelling van de Wet Belastingwet BES (Belastingwet BES)

Nr. 14 AMENDEMENT VAN HET LID VAN RAAK

Ontvangen 9 september 2010

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanduiding «, en» aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door een puntkomma.

2. De punt aan het slot van onderdeel e wordt vervangen door «, en».

3. Na onderdeel e wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. schenk- en erfbelasting.

II

In artikel 7.4, eerste lid, onderdeel b, wordt vóór de puntkomma ingevoegd: of erfrecht.

III

Na hoofdstuk VIIA wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK VIIB SCHENK- EN ERFBELASTING

Artikel 7b.1

Krachtens dit hoofdstuk worden met overeenkomstige toepassing van de Successiewet 1956 en de daarop gebaseerde bepalingen de volgende belastingen geheven:

  • a. erfbelasting over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen door het overlijden van iemand die ten tijde van het overlijden op de BES eilanden woonde;

  • b. schenkbelasting over de waarde van al wat krachtens schenking wordt verkregen van iemand die ten tijde van de schenking op de BES eilanden woonde.

Artikel 7b.2

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden in de Successiewet 1956 en in de daarop gebaseerde bepalingen voorkomende bedragen die luiden in euro’s geacht bedragen te zijn die luiden in USD.

  • 2. Bij regeling van Onze Minister worden nadere regels gesteld voor de toepassing van dit hoofdstuk, waarbij ten minste voor iedere verwijzing in de Successiewet 1956 naar een regeling die niet op de BES eilanden van toepassing is, wordt vermeld welk recht van toepassing is.

Toelichting

Met dit amendement wordt voorgesteld op de BES eilanden de bestaande en niet-functionerende schenk- en erfbelasting te vervangen door de in Nederland reeds bestaande schenk- en erfbelasting. In het huidige voorstel wordt de bestaande schenk- en erfbelasting afgeschaft. Uit praktische overwegingen wordt de Successiewet 1956 van overeenkomstige toepassing verklaard. De in de Successiewet 1956 voorkomende bedragen in euro’s worden daarbij geacht bedragen te zijn in dollars van de Verenigde Staten van Amerika.

De van overeenkomstige toepassing verklaring heeft tot gevolg dat voor de uitlegging van de Successiewet 1956 «vertaalslagen» moeten worden gemaakt. Dit heeft onder meer tot gevolg dat voor «Nederland» moet worden gelezen «de BES eilanden». Voor wat betreft verwijzingen naar artikelen in wetgeving die niet op de BES eilanden van toepassing is, geldt dat de van overeenkomstige toepassing verklaring tot gevolg heeft dat geacht wordt te zijn verwezen naar in doel en strekking vergelijkbare artikelen uit wetgeving die wel op de BES eilanden van toepassing is (bijvoorbeeld in het geval van het «Burgerlijk Wetboek» zal dat het «Burgerlijk Wetboek BES» zijn en in het geval van de «Wet inkomstenbelasting 2001», de «Wet inkomstenbelasting BES»). Ten behoeve van de rechtszekerheid van de burgers van de BES dient daartoe een nadere regeling te worden getroffen, waartoe artikel 7b.2, tweede lid, een delegatiegrondslag bevat.

Door de schenk- en erfbelasting op deze wijze vorm te geven wordt bereikt dat belastingplichtigen op de BES eilanden ook wat betreft deze belastingen met het «eigen» formele recht en invorderingsrecht als bedoeld in hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES worden geconfronteerd en een «eigen» lokale rechtsgang hebben bij de Raad van Beroep voor belastingzaken.

Omdat het oorspronkelijke wetsvoorstel geen heffing ter zake van verkrijgingen krachtens schenking en erfrecht kende, werd de vererving en schenking van op de BES eilanden gelegen onroerende zaken door overdrachtsbelasting getroffen. Zonder aanvullende maatregelen zouden de heffing van overdrachtsbelasting en de heffing van erfbelasting cumuleren. Dat is in Nederland ook niet het geval. Vandaar dat in hoofdstuk VII, artikel 7.4, van de Belastingwet BES bij dit amendement een vrijstelling voor de overdrachtsbelasting is opgenomen voor verkrijgingen krachtens erfrecht. Hierdoor wordt alleen erfbelasting geheven. Voor schenkingsbelasting doet dit probleem zich niet voor. In artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956 is hiertoe een samenloopbepaling opgenomen.

De schenk- en erfbelasting vinden uiteraard voor het eerst toepassing met betrekking tot belastbare feiten in de zin van die belastingen, die zich hebben voorgedaan na de inwerkingtreding van het bij dit amendement ingevoegde hoofdstuk VIIB.

Van Raak

Naar boven