I
Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «, en» aan het slot van onderdeel d wordt vervangen door een puntkomma.
2. De punt aan het slot van onderdeel e wordt vervangen door «, en».
3. Na onderdeel e wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
Met dit amendement wordt voorgesteld op de BES eilanden de bestaande en niet-functionerende schenk- en erfbelasting te vervangen
door de in Nederland reeds bestaande schenk- en erfbelasting. In het huidige voorstel wordt de bestaande schenk- en erfbelasting
afgeschaft. Uit praktische overwegingen wordt de Successiewet 1956 van overeenkomstige toepassing verklaard. De in de Successiewet
1956 voorkomende bedragen in euro’s worden daarbij geacht bedragen te zijn in dollars van de Verenigde Staten van Amerika.
De van overeenkomstige toepassing verklaring heeft tot gevolg dat voor de uitlegging van de Successiewet 1956 «vertaalslagen»
moeten worden gemaakt. Dit heeft onder meer tot gevolg dat voor «Nederland» moet worden gelezen «de BES eilanden». Voor wat
betreft verwijzingen naar artikelen in wetgeving die niet op de BES eilanden van toepassing is, geldt dat de van overeenkomstige
toepassing verklaring tot gevolg heeft dat geacht wordt te zijn verwezen naar in doel en strekking vergelijkbare artikelen
uit wetgeving die wel op de BES eilanden van toepassing is (bijvoorbeeld in het geval van het «Burgerlijk Wetboek» zal dat
het «Burgerlijk Wetboek BES» zijn en in het geval van de «Wet inkomstenbelasting 2001», de «Wet inkomstenbelasting BES»).
Ten behoeve van de rechtszekerheid van de burgers van de BES dient daartoe een nadere regeling te worden getroffen, waartoe
artikel 7b.2, tweede lid, een delegatiegrondslag bevat.
Door de schenk- en erfbelasting op deze wijze vorm te geven wordt bereikt dat belastingplichtigen op de BES eilanden ook wat
betreft deze belastingen met het «eigen» formele recht en invorderingsrecht als bedoeld in hoofdstuk VIII van de Belastingwet
BES worden geconfronteerd en een «eigen» lokale rechtsgang hebben bij de Raad van Beroep voor belastingzaken.
Omdat het oorspronkelijke wetsvoorstel geen heffing ter zake van verkrijgingen krachtens schenking en erfrecht kende, werd
de vererving en schenking van op de BES eilanden gelegen onroerende zaken door overdrachtsbelasting getroffen. Zonder aanvullende
maatregelen zouden de heffing van overdrachtsbelasting en de heffing van erfbelasting cumuleren. Dat is in Nederland ook niet
het geval. Vandaar dat in hoofdstuk VII, artikel 7.4, van de Belastingwet BES bij dit amendement een vrijstelling voor de
overdrachtsbelasting is opgenomen voor verkrijgingen krachtens erfrecht. Hierdoor wordt alleen erfbelasting geheven. Voor
schenkingsbelasting doet dit probleem zich niet voor. In artikel 24, tweede lid, van de Successiewet 1956 is hiertoe een samenloopbepaling
opgenomen.
De schenk- en erfbelasting vinden uiteraard voor het eerst toepassing met betrekking tot belastbare feiten in de zin van die
belastingen, die zich hebben voorgedaan na de inwerkingtreding van het bij dit amendement ingevoegde hoofdstuk VIIB.