nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
d.d. 6 augustus 2009 en het nader rapport d.d. 16 oktober 2009,
aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens
de minister van Defensie. Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 28 juli 2009, no. 09002009, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens
de Minister van Defensie, bij de Raad van State van het Koninkrijk ter overweging
aanhangig gemaakt het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op
30 mei 2008 te Dublin totstandgekomen Verdrag inzake clustermunitie (Trb.
2009, 45), met memorie van toelichting.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 28 juli
2009, nr. 09002009, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State van het Koninkrijk
zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van rijkswet rechtstreeks aan
mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 augustus 2009, nr. W02.09 0305/II/K,
bied ik U hierbij aan.
Het Verdrag bevat een vergaand verbod op gebruik, bezit, productie en
overdracht van clustermunitie met explosieve submunities. Met het Verdrag
worden nieuwe normen gesteld, die een eind maken aan het gebruik door Partijen
van clustermunitie die onaanvaardbaar menselijk leed veroorzaakt. Ook op het
gebied van slachtofferhulp en ruiming en vernietiging van ongeëxplodeerde
clustermunitie zijn belangrijke bepalingen opgenomen.
De Raad van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het
verdrag, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.
In de toelichting wordt uiteengezet dat de regering het Verdrag als een
belangrijke nieuwe internationale standaard in het humanitaire recht beschouwt.
Vervolgens wordt opgemerkt dat evenals het geval was bij andere ontwapeningsverdragen
zoals de CCW (Convention on certain Conventional Weapons), de goedkeuring
van het onderhavige Verdrag voor het gehele Koninkrijk wordt gevraagd. De
gelding van het Verdrag zal zich echter vooralsnog beperken tot Nederland
en kan nog niet uitgebreid worden tot de Nederlandse Antillen en Aruba, omdat
de vereiste uitvoeringswetgeving aldaar nog niet tot stand is gebracht. Zodra
die uitvoeringswetgeving gereed is, zal het Verdrag ook kunnen worden aanvaard
voor de Nederlandse Antillen en Aruba.2 De Raad
adviseert in de toelichting te vermelden wanneer de voor de Nederlandse Antillen
en Aruba benodigde uitvoeringswetgeving naar verwachting gereed
zal zijn. Indien dit niet mogelijk is, adviseert hij in de toelichting uiteen
te zetten wat de consequenties zijn van het uitblijven van deze uitvoeringswetgeving
en daarbij het belang van het Koninkrijk en van de internationale rechtsorde
bij tijdige goedkeuring en ratificatie van het onderhavige verdrag voor het
gehele Koninkrijk te betrekken.
Gevolg gevend aan het advies van de Raad is de memorie van toelichting
onder III op het onderdeel Koninkrijkspositie
aangevuld.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging goed te vinden
dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal,
aan de Staten van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan
het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U, mede namens de Minister van Defensie, verzoeken het hierbij
gevoegde voorstel van rijkswet en de gewijzigde memorie van toelichting aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten van de Nederlandse Antillen
en de Staten van Aruba te zenden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen