nr. 9
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG VAN DE STATEN VAN DE NEDERLANDSE
ANTILLEN, RESPECTIEVELIJK ARUBA
Over het Reglement voor de Gouverneur van Curaçao hebben de Staten
van de Nederlandse Antillen en Aruba verslag uitgebracht dat op 3 februari,
respectievelijk 2 februari, is ontvangen (32 178 (R 1898), nrs.
7 en 8). De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en ik hebben met belangstelling kennis genomen van de opmerkingen en vragen
van verschillende fracties in de beide Staten. In deze nota wordt ingegaan
op de gestelde vragen.
De MAN-fractie vraagt waarom in artikel 25 van het onderhavige voorstel
van rijkswet verwezen wordt naar een Nederlandse wet uit 1855. De wet waarnaar
wordt verwezen in artikel 25 regelt de strafrechtelijke aansprakelijkheid
van ministers. Artikel 25 verklaart deze wet voor bepaalde gevallen van toepassing
op de Gouverneur. De staatsrechtelijke positie en de hiermee verband houdende
bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Gouverneur van Curaçao
zullen niet verschillen van die van de Gouverneur van Aruba of van die van
de huidige Gouverneur van de Nederlandse Antillen. Om deze reden zijn het
Reglement voor de Gouverneur van Aruba en het Reglement voor de Gouverneur
van de Nederlandse Antillen bij het onderhavige wetsvoorstel als uitgangspunt
genomen. Wijzigingen zijn alleen aangebracht in het geval dit strikt noodzakelijk
is vanwege de staatkundige vernieuwingen. De regering van het Koninkrijk ziet
geen reden om op het punt van de vervolgbaarheid van de Gouverneur af te wijken
van het bepaalde in de Reglementen voor de Gouverneurs van Aruba en de Nederlandse
Antillen.
De MAN-fractie vraagt waarom de Gouverneur op grond van artikel 9 van
het onderhavige voorstel van rijkswet niet in één van de Caribische
landen tot straf mag worden vervolgd.
Dit artikel is afkomstig uit de bestaande Reglementen voor de Gouverneur
van de Nederlandse Antillen en Aruba die, zoals hiervoor is aangegeven, uitsluitend
zijn aangepast voor zover dit noodzakelijk is vanwege de staatkundige vernieuwing.
Achtergrond van de bepaling is de bijzondere positie die de Gouverneur
inneemt als vertegenwoordiger van de Koninkrijksregering en als hoofd van
de landsregering. Het is wenselijk voor hem een bijzondere voorziening
te treffen zodat een eventuele vervolging niet hoeft plaats te vinden binnen
zijn voormalige ambtsgebied.
De PAR-fractie heeft slechts één opmerking ten aanzien van
het wetsvoorstel. Er staat namelijk nergens omschreven aan welke minimumvereisten
iemand moet voldoen om voorgedragen te worden voor de benoeming tot Gouverneur.
Welke zijn de criteria en zijn zij ergens vastgelegd? Indien dat laatste het
geval is, kunnen de Staten daarvan een afschrift ontvangen?
In artikel 7 van het voorstel van rijkswet is geregeld dat bloed- of aanverwantschap
tot en met de tweede graad of huwelijk niet mag bestaan tussen de Gouverneur
enerzijds en de ondervoorzitter of een overig lid van de Raad van Advies,
een minister of de Gevolmachtigde Minister anderzijds. Verder zijn er geen
minimumvereisten of criteria wettelijk vastgelegd. Door middel van procedurele
waarborgen wordt ervoor gezorgd dat een nieuwe Gouverneur capabel is. Het
is vooral van belang dat de toekomstig Gouverneur aanzien heeft, van onbesproken
gedrag is en bij voorkeur niet politiek gebonden is. De procedure bij de benoeming
van een nieuwe Gouverneur begint in de praktijk bij de Raad van Ministers
van het betrokken Caribische land. Deze selecteert één of meer
geschikte kandidaten, waarover door de veiligheidsdienst van de Nederlandse
Antillen advies wordt uitgebracht. Vervolgens stuurt de Raad van Ministers
een aanbeveling naar de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doet de voordracht
voor de benoeming van de nieuwe Gouverneur en is dus ministerieel verantwoordelijk
voor het benoemen van een competent persoon. Voordat de voordracht wordt gedaan,
vindt er beraadslaging plaats in de rijksministerraad. Vervolgens wordt de
Gouverneur bij Koninklijk Besluit benoemd.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin