Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2016
Het lid van uw Kamer Van Raak (SP) heeft bij de regeling van werkzaamheden van 13 september
2016 gevraagd om directe openbaarmaking van de begrotingsstukken (Handelingen II 2015/16,
nr. 110, Regeling van werkzaamheden).
Ik hecht eraan hier mijn opmerking bij de beantwoording van de mondelinge vragen van
de heer Van Raak te herhalen dat ik de lekkages van mogelijke inhoud van begrotingsstukken
betreur (Handelingen II 2015/16, nr. 110, Vragen van het lid Van Raak over het uitlekken
van de stukken voor Prinsjesdag).
Het kabinet heeft met de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer in het voorjaar
(opnieuw) de afspraak gemaakt dat de Kamers de Prinsjesdagstukken op vrijdag vóór
Prinsjesdag onder embargo ontvangen. Op Prinsjesdag zelf worden de stukken openbaar
gemaakt. Deze afspraak is zorgvuldig en na meerdere gesprekken met de beide Kamervoorzitters
tot stand gekomen.
Ten onrechte bestaat de indruk dat de stukken al geruime tijd zijn afgerond en klaarliggen
voor openbaarmaking. In de praktijk worden de adviezen van de Afdeling advisering
van de Raad van State de week voor Prinsjesdag ontvangen waarbij bedacht dient te
worden dat een advies van de Raad van State op een deelbegroting invloed kan hebben
op andere begrotingen. Daarnaast is het kabinet zelf tot in de laatste week bezig
met aanpassingen. Tenslotte strookt het voor Prinsjesdag openbaar maken van begrotingswetten
niet met de Grondwet (artikelen 65 en 105) die voorschrijft dat indiening van deze
wetten plaatsvindt op Prinsjesdag.
Hoezeer ik de lekkages ook betreur, ik zie geen reden om van de met de Kamervoorzitters
gemaakte afspraken af te wijken.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
M. Rutte