32 170 (R 1896)
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken; Ottawa, 14 augustus 2007 (Trb. 2007, 183)

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2009

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 12 oktober 2009.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen onderscheidenlijk van Aruba te kennen worden gegeven uiterlijk op 11 november 2009.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 14 augustus 2007 te Ottawa totstandgekomen verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken en de op 28 april 2009 te Ottawa totstandgekomen briefwisseling betreffende de uitbreiding van het verdrag tot de Nederlandse Antillen en Aruba (Trb. 2007, 183 en Trb. 2009, 91).

Een toelichtende nota bij dit verdrag en deze briefwisseling treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor de Nederlandse Antillen en Aruba gevraagd.

Aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba is verzocht hogergenoemde stukken op 9 oktober 2009 over te leggen aan de Staten van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba.

De Gevolmachtigde Ministers van de Nederlandse Antillen en van Aruba zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).Op 14 augustus 2007 is te Ottawa tot stand gekomen het Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken. Het Verdrag is uitsluitend voor Nederland ter goedkeuring aan het parlement voorgelegd (zie Kamerstukken II 2007/2008, 31 381, nr. 1).

De toepassing van het Verdrag kan op grond van artikel 22, tweede en derde lid, worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en Aruba. Beide landen wensen die medegelding en derhalve wordt thans de goedkeuring gevraagd voor de Nederlandse Antillen en Aruba van zowel het Verdrag als het bij briefwisseling tot stand gebrachte uitbreidingsverdrag.

Het Verdrag strekt tot het wederzijds verlenen van administratieve (bestuurlijke) bijstand:

– ter verzekering van de juiste naleving van de wettelijke bepalingen en voorschriften inzake de in-, uit-, en doorvoer van goederen; en

– met het oog op het voorkomen, onderzoeken en bestrijden van inbreuken op de hiervoor bedoelde bepalingen en voorschriften.

Het Verdrag regelt nauwkeurig hoever de samenwerking strekt en beperkt zich daarbij tot maatregelen die voor een doeltreffende samenwerking noodzakelijk zijn. Het ziet alleen op de administratieve samenwerking en bestrijkt niet het terrein van de tussen de gerechtelijke autoriteiten te verlenen internationale rechtshulp in strafzaken.

De douanesamenwerking in het Carïbische gebied met Canada is op dit moment gebaseerd op het Memorandum of Understanding, dat in het kader van de «Caribbean Customs Law Enforcement Council» is afgesloten. Een verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken biedt echter betere mogelijkheden, omdat het Memorandum niet toelaat dat beschermde informatie wordt vrijgegeven; evenmin geeft het Memorandum voldoende mogelijkheden als het erom gaat zaken voor een gerechtelijke instantie te bewijzen. Een verdrag is tevens een hulpmiddel bij de intensivering van de bestrijding van terrorisme en criminaliteit, met inbegrip van de bestrijding van inbreuken op het merkenrecht en de bescherming van bedreigde diersoorten.

De uitbreiding van het Verdrag met Canada betekent een voortzetting van de beleidslijn om meer met andere douaneadministraties te gaan samenwerken. Partijen onderhouden belangrijke betrekkingen op handelsgebied; er is een intensief goederen- en personenverkeer. Partijen hebben er belang bij, dat het toezicht op de naleving van de douanewetgeving zo effectief mogelijk geschiedt. Dit geldt evenzeer voor het voorkomen, het onderzoeken en het bestrijden van inbreuken op hun douanewetgeving.

De uitbreiding van het Verdrag tot de Nederlandse Antillen ligt ook in de lijn van de verdragen die terzake reeds mede voor dat land gelden. Laatstelijk betreft dit het op 15 juni 2005 te ’s-Gravenhage totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Chili inzake wederzijdse administratieve bijstand ten behoeve van de juiste toepassing van de douanewetgeving en de voorkoming, opsporing en bestrijding van inbreuken op de douanewetgeving (Trb. 2005, 1991), dat op 30 augustus 2007 bij briefwisseling is uitgebreid tot de Nederlandse Antillen (zie Trb. 2007, 196).

De uitbreiding wordt conform artikel 22, derde lid, van het Verdrag geëffectueerd door de op 28 april 2009 te Ottawa totstandgekomen briefwisseling terzake tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Canada (Trb. 2009, 91), die een verdrag in de zin van de Grondwet vormt. Hoewel in het uitbreidingsverdrag, evenals in het Verdrag, de Regeringen als verdragssluitende partijen worden aangemerkt, zal het uiteraard tussen de betrokken landen gelden.

In de briefwisseling zijn de wijzigingen van het Verdrag vervat, die in de verdragsrelatie tussen Canada en de Nederlandse Antillen respectievelijk Aruba zullen gelden. Deze wijzigingen zijn overigens van ondergeschikte aard.

Puntsgewijze toelichting op het uitbreidingsverdrag

1. De term «douaneadministratie» heeft in het Verdrag een gekwalificeerde betekenis. Voor wat betreft de Nederlandse Antillen en Aruba wordt omschreven welke de taakgebieden zijn van de betrokken centrale diensten. Dit is aldus geformuleerd, omdat de bevoegdheden met betrekking tot de implementatie van de douanewetgeving, met inbegrip van de heffing en inning van douanerechten (waaronder ook de omzetbelasting bij invoer valt) aan verschillende organisatieonderdelen toekomen.

2. De artikelen 2, derde en vierde lid, en 17, vierde lid, van het Verdrag hebben betrekking op de verplichtingen van Nederland binnen de Europese Unie en zijn derhalve niet van toepassing op de Nederlandse Antillen en Aruba.

3. Niet alle bilaterale en multilaterale verdragen zijn eveneens van toepassing op de Nederlandse Antillen en Aruba; daarom wordt hier de uitbreiding van het Verdrag beperkt tot de verdragen die gelden voor de Nederlandse Antillen en Aruba.

4. In artikel 18 van het Verdrag worden regels gegeven voor de bescherming van persoonsgegevens. Aangezien de Nederlandse Antillen en Aruba nog geen eigen wetgeving kennen op dit gebied, omvat de nationale wetgeving zoals bedoeld in artikel 18 tevens hoofdstuk 3 van de Rijkswet administratieve bijstand douane tot het moment dat de Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse wet- en regelgeving op dit gebied in werking is getreden. De met wetgeving belaste centrale autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba zijn thans ver gevorderd met wetsvoorstellen voor nationale wetgeving op dit gebied. Conform artikel 18, tweede lid, van het Verdrag worden partijen geïnformeerd wanneer deze wetgeving van kracht wordt.

Koninkrijkspositie

Uit het bovenstaande volgt, dat de gelding van het Verdrag van 2007 zal worden uitgebreid tot de Nederlandse Antillen en Aruba met inachtneming van de wijzigingen, vervat in de briefwisseling met Canada, die een verdrag ten behoeve van de Nederlandse Antillen en Aruba vormt.

Voor wat de Nederlandse Antillen betreft, zullen na de staatkundige hervorming het Verdrag en het uitbreidingsverdrag overgenomen worden door Curaçao en Sint Maarten. Daarnaast zullen deze verdragen blijven gelden in de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius, Saba).

De Minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven