Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32165 nr. E |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 32165 nr. E |
Ontvangen 12 april 2010
De regering heeft kennis genomen van de nadere inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie bij dit wetsvoorstel. Hierna wordt ingegaan op de gestelde vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarop de regering de veronderstelling baseert dat gemeenten nu niet beschikken over re-integratie-instrumenten om de doelgroep structureel te ondersteunen naar werk. Deze leden vragen tevens of de regering doelt op de kosten die gemoeid zijn met het inzetten van de instrumenten omdat volgens deze leden gemeenten wel over deze instrumenten beschikken.
De instrumenten loonkostensubsidie en loondispensatie zijn de enige twee instrumenten die specifiek zijn bedoeld om werkgevers financieel te compenseren voor het in dienst nemen van iemand met een verminderde arbeidsproductiviteit. Mensen met een verminderde arbeidsproductiviteit zullen immers zonder inzet van deze instrumenten niet door werkgevers in dienst worden genomen, omdat de loonkosten hoger zijn dan de arbeidsproductiviteit die de werkgever ervoor terug krijgt. Het instrument loondispensatie is momenteel alleen toepasbaar in het kader van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). Op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) kunnen gemeenten het instrument loonkostensubsidie alleen tijdelijk inzetten als uitzicht bestaat op een reguliere niet-gesubsidieerde baan. Conform het doel van de WWB en de WIJ – regulier werk of opleiding boven uitkering – is de financieringssystematiek van de WWB en de WIJ ook zodanig vorm gegeven dat het voor gemeenten minder loont om langdurige gesubsidieerde arbeid te bieden. Voor mensen met een structurele verminderde arbeidsproductiviteit is loonkostensubsidie dus geen geschikt instrument.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen, naar aanleiding van de uiteenzetting van de regering dat er bij de evaluatie van de pilot aandacht zal worden besteed aan de inspanningen ten aanzien van de kwetsbare groepen, of er geen speciale prikkels nodig zijn voor gemeenten om juist de zwakkere groepen te ondersteunen. Volgens de leden van de GroenLinks-fractie is de regering niet concreet ingegaan op de zorg van deze leden dat de wet ertoe leidt dat degenen met een ernstige arbeidshandicap en een lage verdiencapaciteit worden uitgesloten van arbeidsbemiddeling.
Gemeenten hebben de ruimte om maatwerk te bieden, ook aan de meest kwetsbare groep (diegenen waarvoor de kosten voor voorzieningen de besparing op de uitkering dan wel inkomstenvoorziening te boven gaan). In de pilot is gekozen voor eenvoud en wordt aangesloten bij de financieringssystematiek van de WWB en de WIJ. Inherent daaraan is een prikkel voor gemeenten om mensen uit de uitkering, dan wel inkomensvoorziening te laten uitstromen. De besparingen op de uitkering, dan wel inkomensvoorziening, die ontstaan doordat mensen gaan werken zijn immers vrij besteedbaar. Deze prikkel geldt voor moeilijke en voor minder moeilijke groepen.
In de pilot kunnen gemeenten de kosten (voor de toeleiding naar arbeid en voor voorzieningen ter ondersteuning van de werkgever en de werknemer) niet alleen financieren uit de besparingen op de uitkering die ontstaan doordat de doelgroep met loondispensatie gaat werken, maar ook uit het participatiebudget, dat bedoeld is om de participatie te bevorderen.
Daarbij komt dat gemeenten ook een, door de gemeenteraad te controleren, verantwoordelijkheid hebben om juist de meest kwetsbare burgers uit hun gemeente in staat te stellen om te participeren. In de evaluatie van de pilot zal speciale aandacht uitgaan naar de inspanningen die aan de pilot deelnemende gemeenten verrichten om de meest kwetsbare groep toe te leiden naar arbeid. Dan zal blijken of gemeenten de besparingen uit de uitkering, dan wel inkomensvoorziening inzetten om ook de meest kwetsbare groep toe te leiden naar arbeid. Op basis van de evaluatie kan vervolgens een beslissing worden genomen over de noodzaak van speciale prikkels bij een eventuele landelijke invoering van de nieuwe systematiek.
De leden van Groenlinks-fractie menen dat bij loonkostensubsidie eveneens financiële prikkels kunnen worden ingebouwd om meer werken te laten lonen, omdat werkgevers het salaris kunnen verhogen van het niveau van het WML naar het niveau van het functieloon. De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering aankijkt tegen haar stelling dat ook bij loonkostensubsidie de overheid kan regelen dat bespaarde uitkeringskosten ingezet worden voor re-integratie en of de regering van mening is dat de keuze tussen de inzet van loonkostensubsidie of loondispensatie een financiële afweging is. Tevens vragen deze leden of het voor de regering al vast staat dat loonkostensubsidie een te duur instrument is en of de regering in dit verband kan uitleggen waar de pilot precies toe dient.
Zonder loondispensatie mag een werkgever niet afwijken van het rechtens geldende loon, dus ook niet van het op basis van een CAO geldende functieloon. De veronderstelling dat meer werken met inzet van loonkostensubsidie ook kan lonen doordat een werkgever het salaris kan verhogen van het niveau van het WML naar het niveau van het functieloon is dan ook onjuist.
Voorts zijn de kosten verbonden aan het instrument loonkostensubsidie aanzienlijk hoger, doordat direct een inkomen wordt verworven conform het rechtens geldende loon. Hoe hoger vervolgens de CAO-schalen zijn, hoe groter het verschil is tussen de verminderde arbeidsproductiviteit en het loon dat middels de loonkostensubsidie overbrugd moet worden en hoe hoger derhalve de kosten zullen zijn. De stelling van de leden van de GroenLinks-fractie dat ook bij loonkostensubsidie de overheid kan regelen dat bespaarde uitkeringskosten ingezet worden voor re-integratie, kan er volgens de regering dan ook niet toe leiden dat met de bestaande budgetten meer mensen met een verminderde arbeidsproductiviteit aan de slag geholpen kunnen worden.
Met de pilot wil de regering kijken of met de inzet van het instrument loondispensatie zowel de mensen zelf als de uitvoering gestimuleerd kunnen worden om met de bestaande budgetten op effectievere en efficiëntere wijze meer mensen met een verminderde arbeidsproductiviteit te laten werken naar vermogen.
De leden van de GroenLinks-fractie geven aan dat de regering rept van de korte training die TNO verzorgt en de handreiking die bij de toegangstoets wordt ontwikkeld. De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar aanleiding hiervan om een nadere toelichting op de mogelijke risico’s van de kwaliteitsverschillen tussen een arbeidsdeskundige en ongekwalificeerd personeel. Deze leden vragen vervolgens hoe de regering de kwaliteit meent te kunnen waarborgen, als een opleiding als die van een arbeidsdeskundige niet wordt vereist voor de toegangstoets. Kan de regering ingaan op het mogelijke effect dat het ontbreken van deze kwaliteitswaarborg heeft op de uitkomst van de pilot, en welke maatregelen ze neemt om dit effect te verkleinen?
Bij de keuze om niet aan gemeenten op te leggen door wie zij de toegangstoets moeten laten uitvoeren wordt aangesloten bij de beleidsvrijheid van gemeenten op grond van de WWB en de WIJ. Bij de toegangstoets zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande informatie over de betrokkene. Voor een deel van de doelgroep zullen er, voorafgaand aan de toegangstoets, al één of meerdere deskundigen betrokken zijn geweest. In dat geval kan dan ook gebruik worden gemaakt van deze informatie. Het zou, als er al een oordeel is, immers onnodig belastend zijn voor gemeente en betrokkene om deze deskundigen wederom te betrekken. Wel zal er in een ministeriële regeling worden opgenomen dat bij twijfel een arts, een arbeidsdeskundige of een andere deskundige door de gemeente moet worden ingeschakeld. Door TNO, die de toegangstoets heeft ontwikkeld, is een handboek opgesteld voor het gebruik van de toegangstoets waarin een stappenplan is opgenomen. Hierin staat onder andere dat over een voorlopige beslissing overleg met cliënt dient plaats te vinden. In dit overleg kan een cliënt aangeven alsnog de inschakeling van een (arbeids)deskundige wenselijk te vinden. Tot slot is de uitkomst van de toegangstoets een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing. De regering is van mening dat dit voldoende is om de kwaliteit van de uitvoering van de toegangstoets te waarborgen.
Zoals in de memorie van antwoord al is aangegeven zal in de evaluatie van de pilot onder meer worden bezien of de toegangstoets naar behoren functioneert. Daarbij zal ook worden gekeken naar de uitvoering van de toegangstoets door gemeenten.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32165-E.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.