32 163 Verhoging AOW-leeftijd

Nr. 40 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2016

Naar aanleiding van mijn brief van 15 december 2015 (Kamerstuk 32 043, nr. 296) inzake de uitspraak van de rechtbank over het verschuiven van de AOW-leeftijd, heeft uw Kamer mij verzocht nader in te gaan op de redenen van het hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank. Daarnaast heeft u gevraagd naar actuele cijfers over het aantal mensen waar het hier om draait. Ten slotte heeft u gevraagd hoeveel uitkeringsgerechtigden recht hebben of krijgen op de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR). Hierna zal ik ingaan op vorenstaande verzoeken van de Kamer.

In mijn brief van 15 december 2015 heb ik u laten weten dat de Sociale Verzekeringsbank hoger beroep zal instellen tegen de uitspraak van de rechtbank over het verschuiven van de AOW-leeftijd. De betreffende zaak ligt nu bij de Centrale Raad van Beroep. Het is dan ook goed om de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep daarover af te wachten. Nader ingaan op de redenen van het hoger beroep van de Sociale Verzekeringsbank is naar mijn mening niet opportuun. Verder is het mij niet bekend om hoeveel mensen het zou kunnen gaan. De betreffende rechtszaak gaat namelijk over de specifieke individuele situatie van een burger. Wel is bekend dat er negen zaken bij de Centrale Raad van Beroep liggen, waarin de AOW-leeftijdsverhoging wordt betwist.

Ten slotte kan ik u mededelen dat de Sociale Verzekeringsbank mij heeft laten weten dat er van 1 januari 2013 tot 1 januari 2016 17.343 uitkeringen zijn verstrekt op grond van de overbruggingsregeling.

Ik ga er vanuit u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Naar boven