32 158
Verzoek tot het in overweging nemen van een onderzoek naar een aanklacht

nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 oktober 2009

Naar aanleiding van uw brief van 5 oktober 2009 (Kamerstuk 32 158, nr. 2), waarin u mij in de gelegenheid stelt een zienswijze te geven op de aanklacht van enkele leden van de fractie van de Partij voor de Vrijheid op grond van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid, bericht ik u als volgt.

In de brief van 4 september 2009 (Aanhangsel der Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 3692) heb ik met de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede namens de andere leden van het kabinet de vragen van het lid Fritsma beantwoord. Het kabinet heeft daarbij naar beste vermogen de beschikbare informatie aan de Kamer verstrekt en daarmee de gestelde vragen beantwoord. Deze omvat de gegevens over de uitgaven die wij doen voor ons beleid, maar ook gegevens uit onderzoeken van bijvoorbeeld het CBS hierover.

Over deze informatie heb ik op 10 september 2009 met de Kamer gedebatteerd. Daarbij is de betekenis van artikel 68 van de Grondwet uitvoerig aan de orde geweest. In het licht van dit debat en de afsluiting daarvan zie ik geen grond voor een aanklacht zoals vermeld.

Ik verzoek u deze zienswijze in uw beslissing te betrekken.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

Naar boven