32 158
Verzoek tot het in overweging nemen van een onderzoek naar een aanklacht

nr. 2
BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Den Haag, 5 oktober 2009

Aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie

mr. E. E. van der Laan

Geachte heer Van der Laan,

Heden heb ik een brief ontvangen ondertekend door de leden Wilders, die mede namens De Roon heeft getekend, Fritsma, Agema, Bosma en De Mos, allen leden van de fractie van de Partij voor de Vrijheid. Genoemde leden hebben in deze brief op grond van artikel 7 van de Wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriele Departementen, een aanklacht ingediend tegen u en zij verzoeken de Kamer in overweging te nemen om deze aanklacht te onderzoeken. Conform artikel 8, tweede lid, van eerder genoemde wet leg ik deze aanklacht hierbij aan u voor.

Ten aanzien van de verdere procedure leg ik het volgende aan u voor.

Uit artikel 8, derde lid, van de eerder genoemde wet volgt dat de beslissing van de Tweede Kamer om de aanklacht in overweging te nemen en een onderzoek in te stellen niet eerder dan acht dagen na kennisgeving van de aanklacht aan u kan worden genomen.

Naar analogie van artikel 4:8 van de Algemene Wet Bestuursrecht, kan u de mogelijkheid worden geboden uw zienswijze op de aanklacht te geven. U kunt dit naar keuze schriftelijk of mondeling doen.

Met het oog op de door de Kamer te nemen beslissing verneem ik graag op korte termijn uw reactie op het voorgaande.

Met vriendelijke groet,

Gerdi A. Verbeet,

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Naar boven