32 156 Monumentenzorg

Nr. 61 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brieven van d.d. 29 juni resp. 8 juli 2015 over de subsidieregeling instandhouding Rijksmonumenten (Brim) en de aanbieding van een afschrift van de brief aan de gemeente 's-Hertogenbosch over enkele Brim-voorstellen (Kamerstuk 32 156, nr. 58). De vragen en opmerkingen zijn op 14 september 2015 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 5 oktober 2015 heeft de Minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Boeve

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

     

II

Reactie van de Minister

4

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

De leden van de VVD-fractie hebben met een glimlach kennisgenomen van de Subsidieregeling instandhouding Rijksmonumenten. Deze leden hebben een aantal vragen naar aanleiding van de subsidieregeling.

De Brim heeft tot doel om planmatig onderhoud te bevorderen en geeft eigenaren voor meerdere jaren continuïteit en zekerheid. De Minister stelde in antwoord op vragen tijdens het wetgevingsoverleg Cultuur gehouden op 3 november 2014, dat de Brim nog steeds vrij ingewikkeld is1. Kan de Minister aangeven bij hoeveel van de Brim-aanvragen adviesbureaus een rol spelen en kan zij inschatten welk percentage van de toegekende subsidie als fee aan subsidiebureaus wordt besteed?

De leden merken voorts op dat het de uitdaging is om het geld dat bestemd is voor de instandhouding van rijksmonumenten, zo effectief mogelijk in te zetten. De Minister stelt dat ze, conform de wens van deze leden, 20 miljoen euro beschikbaar wil stellen voor grote gebouwde monumenten. Tegelijkertijd stelt de Minister dat 10% van het gevraagde Brim-budget onbenut blijft. Klopt de inschatting dat het totaal onbenutte bedrag 40 miljoen euro bedraagt? Wat doet de Minister met het restant van het onbenutte bedrag uit de Brim, zo vragen deze leden.

Vervolgens wijzen de leden op de eigen bijdrage van de Brim van minimaal 50%. Wordt er in de praktijk afgeweken van deze norm bij de toekenning van de subsidie, zo willen de leden weten. In hoeverre maakt de Minister onderscheid tussen gestapelde subsidie van lagere overheden en private eigenbijdragen? In hoeverre heeft de eigenbijdragedrempel invloed op het terugkeergedrag van Brim-aanvragers, zo vragen de leden.

De afgelopen jaren heeft er onderuitputting plaatsgevonden op het budget van de groene monumenten. De Minister laat de Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed (RCE) onderzoek doen naar de oorzaken van deze onderuitputting. Kan de Minister dit onderzoek versnellen en het voor het wetgevingsoverleg Cultuur naar de Kamer sturen, zodat dit betrokken kan worden bij de Begrotingsbehandeling 2016?

De Minister stelt dat de provincies hun rol beter oppakken. Klopt de aanname dat er 20 miljoen euro via de decentralisatie-uitkering aan de provincies wordt uitgekeerd ten behoeve van de restauratie van monumenten? Hoe komt de verdeling per provincie tot stand, zo vragen de leden.

Nu er extra geld beschikbaar komt voor grote monumentale objecten, lijkt het stuwmeer te verdwijnen. Kan de Minister een actuele lijst naar de Kamer sturen met daarin het aangevraagde bedrag en de locatie van monumenten die per 1-1-2015 nog op toewijzing wachten?

In hoeverre heeft de herbestemming van monumentale gebouwen, zoals kerken, invloed op de toekenning en continuering van Brim-gelden, zo vragen de leden van deze fractie.

De leden van de PvdA-fractie constateren tevreden dat de Minister mogelijkheden heeft gevonden om de subsidie voor restauratie van grote monumenten zodanig aan te passen dat deze monumenten niet allemaal pas aan het einde van de huidige subsidieperiode aan bod komen. Daarmee wordt naar de mening van deze leden tegemoet gekomen aan de motie van de leden Monasch en Rutte2 om ruimte te maken voor het onderhoud aan grote monumenten. Om een beter beeld te krijgen van de problematiek bij de ondersteuning van de restauratie van grote monumenten willen de leden graag weten welke grote monumenten de laatste jaren tevergeefs een aanvraag indienden en van welke grote monumenten nog een aanvraag verwacht wordt. Daarnaast vragen zij, voor zover bekend, hoeveel geld deze monumenten uit de Brim aanvragen.

De Minister kan niet garanderen dat met de geconstateerde vrijval van in totaal 30 miljoen euro alle monumenten die in aanmerking willen en kunnen komen in 2018 ondersteuning hebben gekregen voor restauratie. Daarom willen de leden weten hoe de Minister zicht houdt op de toereikendheid van het totale Brim-budget. Daarnaast zijn deze leden van mening dat iedereen die deze subsidie aan wil vragen en er recht op heeft, eigenlijk ook op een uitkering moet kunnen rekenen. Graag horen zij van de Minister of zij deze mening deelt en hoe dat uitgevoerd wordt.

Als de leden kijken naar grote restauraties zien zij vaak langjarige klussen, waar naar hun idee leerwerkplekken ingezet zouden kunnen worden. Daarom horen deze leden graag of ook deze grote restauraties van te korte duur zijn voor goede leerwerkplekken. Verder worden deze leden graag geïnformeerd over de concrete resultaten van de ronde tafel over restauratie. De leden van de aan het woord zijnde fractie zien met belangstelling uit naar de beantwoording van de gestelde vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister met betrekking tot de Subsidieregeling instandhouding Rijksmonumenten. Deze leden complimenteren de Minister met het besluit tot het vervroegd beschikbaar stellen van de in 2018 beschikbare middelen. Deze leden willen weten in hoeverre hiermee de problemen voor de 40 grootste monumenten volledig opgelost gaan worden. Heeft de Minister al een reactie ontvangen op de voorstellen van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, zo vragen deze leden. Kan de Minister aangeven welke andere monumenten buiten de genoemde 40 grote buiten de boot lijken te vallen? Is de Minister in staat hiervan een overzicht te verschaffen, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister met de beschikbare cijfers van de Subsidieregeling instandhouding Rijksmonumenten en de positie van grote monumenten binnen de regeling. Deze leden hebben hierbij enkele vragen.

De leden lezen dat bij overvraag na de monumenten met de status van Werelderfgoed vervolgens de aanvragen van de Professionele organisaties voor Monumentenbehoud (POM’s) aan de beurt komen voor subsidiëring. De leden vragen de Minister of het een voorwaarde van een POM-status is dat er sprake moet zijn van een rechtspersoon (N.V./B.V. of stichting). Deze leden vragen hoe dit vanaf januari 2017 is geregeld voor organisaties waarbij geen sprake is van een rechtspersoon, maar die voor de rest wel aan alle criteria die gelden voor de POM-status voldoen.

De leden lezen met tevredenheid dat het revolverend fonds als alternatief voor afgewezen Brim-aanvragen ruim wordt gebruikt. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven om wat voor monumenten het bij de 185 eigenaren gaat en waarom deze aanvragen zijn afgewezen. Betreft het hier bijvoorbeeld alleen aanvragen van grote monumenten?

De leden lezen dat uit de praktijk blijkt dat de onderhoudscyclus gemiddeld langer is dan de zes jaar waarvan aanvankelijk uitgegaan werd. Deze leden vragen of dit voor de Minister aanleiding geeft om voor de volgende Brim-periode te bekijken of de looptijd aangepast moet worden.

De leden lezen met tevredenheid dat er versneld middelen beschikbaar worden gesteld ten behoeve van onderhoud van grote monumenten. Deze leden lezen dat hiermee een veertigtal monumenten voor subsidie in aanmerking komen. Heeft de Minister inzicht in hoeveel aanvragen van grote monumenten tot nu toe zijn afgewezen?

De leden lezen dat de bestuurlijke afspraken met het Interprovinciaal Overleg (IPO) over de 20 miljoen euro aan restauratiegelden via het provinciefonds onverkort van kracht zijn. Deze leden vragen of in dit overleg ook aan de orde is gekomen of de provincie Groningen de komende periode voldoende middelen heeft voor restauraties van monumenten, specifiek nu in het aardbevingsgebied veel monumenten beschadigd raken. Daarnaast vragen de leden of – en zo ja hoe – de RCE betrokken wordt bij beslissingen over versterking en restauratie van monumenten in het aardbevingsgebied.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister over de beschikbare cijfers van de Subsidieregeling instandhouding Rijksmonumenten en de positie van grote monumenten binnen de regeling. Deze leden zijn blij dat uit de analyse blijkt dat de middelen voor het Brim naar verwachting voldoende zijn om het grootse deel van de rijksmonumenten te subsidiëren in de periode tot 2018. Deze leden maken zich echter, ondanks de toezegging van de Minister om 20 miljoen euro aan verplichtingen vervroegd (in 2016) te willen aangaan, nog zorgen over de instandhouding van grote monumenten. Hierover hebben zij enkele vragen.

Op welke wijze zal de toekenning verlopen van het bedrag van 20 miljoen euro dat vervroegd voor grote monumenten wordt vrijgemaakt? Zal hierbij ook de systematiek «aanvragen met de laagste kosten eerst» worden gehanteerd, of zullen monumenten met de grootste achterstanden in het onderhoud voorrang krijgen? Verwacht de Minister dat met het vervroegd vrijkomen van 20 miljoen euro het veertigtal grote monumenten al in 2016 kan worden gesubsidieerd, zo vragen deze leden. Zo niet, waarom kiest de Minister er dan niet voor ook het bedrag van 10 miljoen euro vervroegd te laten vrijkomen, zodat grote monumenten geen onnodige onderhoudsachterstand oplopen, en pas in 2018 aan de beurt komen, zo vragen de leden van deze fractie.

II Reactie van de Minister

Ik wil de leden van de VVD-fractie, de PvdA-fractie, de SP-fractie, de CDA-fractie en de D66-fractie bedanken voor de vragen die zij gesteld hebben. Ik stel het op prijs dat er goed en kritisch wordt meegedacht over de Subsidieregeling voor instandhouding van monumenten.

De leden van de VVD-fractie vragen mij naar de rol van adviesbureaus bij de aanvragen voor subsidie. Een goed plan is van groot belang voor de instandhouding van een monument, vandaar dat de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumenten (ERM) richtlijnen heeft opgesteld voor adviesbureaus. Tussen 2014 en 2015 is in 1.582 gevallen door adviesbureaus een plan opgesteld. Voor een instandhoudingsplan tot € 50.000 geldt een maximum van 3,43% aan subsidiabele plankosten. Dit percentage loopt stapsgewijs terug naarmate de instandhoudingskosten hoger worden tot 1,66% bij instandhoudingskosten boven de € 2 miljoen. In 2014 en 2015 is in totaal voor maximaal € 2.9 miljoen (op een totaal budget van € 101 miljoen) aan subsidie verleend voor het opstellen van instandhoudingsplannen. Dat is ongeveer 3% van de totale hoeveelheid verleende subsidie in die periode.

De leden van de VVD-fractie vragen of de inschatting klopt dat het totaal onbenutte bedrag van het Brim-budget € 40 miljoen bedraagt. Een Brim-cyclus neemt zes jaar in beslag en in die periode wordt voor circa € 300 miljoen aan verplichtingen aangegaan. Na vaststelling van de subsidies uit de aanvraagjaren 2006 en 2007 blijkt dat circa 10% van de subsidie niet is gebruikt. Derhalve zal naar verwachting aan het eind van die zes jaar, in 2018, circa € 30 miljoen (10%) beschikbaar zijn om opnieuw te verplichten. Een deel van de in 2018 beschikbare middelen wordt vervroegd beschikbaar gesteld door het subsidieplafond voor de categorie grote monumenten in 2016 eenmalig met € 20 miljoen te verhogen. Mocht in 2018 toch blijken dat een aantal van onze allergrootste monumenten buiten de boot dreigt te vallen, dan is er op dat moment in principe nog € 10 miljoen ruimte om aan deze monumenten subsidie toe te kennen.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de eigen bijdrage van aanvragers binnen de subsidieregeling. Sinds 2013 geldt voor alle aanvragers dat de hoogte van de subsidie 50% van de subsidiabele onderhoudskosten bedraagt. De aanvrager moet de overige 50% voor zijn of haar rekening nemen om aanspraak op deze subsidie te maken. Hier wordt niet van afgeweken. Er wordt tijdens de controle van de eindverantwoording door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) na 6 jaar geen onderscheid gemaakt tussen gestapelde subsidies van lagere overheden en private eigen bijdragen in die 50% eigen bijdrage.

Uit de Brim-monitor blijkt dat eigenaren die in de periode 2006–2009 subsidie hebben gekregen, in de volgende periode 2012–2015 gezamenlijk voor een lager bedrag hebben aangevraagd. Een reden hiervoor kan de verhoging van de eigen bijdrage van 40% naar 50% zijn die in 2013 is doorgevoerd, maar ook het maximum van 3% van de herbouwwaarde kan een rol spelen.

De leden van de VVD-fractie vragen mij naar het onderzoek van de RCE naar de oorzaken van onderuitputting op het budget van de groene monumenten. In de periode 2013–2014 is sprake geweest van overvraag. Echter in 2015 is voor groene monumenten minder dan de beschikbare € 5 miljoen subsidie aangevraagd. Het onderzoek waar de leden van de VVD-fractie naar verwijzen heeft als doel meer inzicht te krijgen in de onderhoudsbehoeften en de staat waarin groene monumenten verkeren. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de RCE in samenspraak met belangenorganisaties. Gezien de omvang van dergelijk onderzoek, en de noodzakelijke afstemming met het veld, is het niet mogelijk om de resultaten beschikbaar te stellen voor de Begrotingsbehandeling 2016. Het RCE onderzoek zal naar verwachting medio 2016 worden afgerond en aan uw Kamer worden aangeboden.

Ik kan de leden van de VVD-fractie meedelen dat er sinds 2012 jaarlijks € 20 miljoen via de decentralisatie-uitkering aan de provincies wordt uitgekeerd ten behoeve van de restauratie van rijksmonumenten. Het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft ervoor gekozen een verdeling te maken naar rato van het aantal rijksmonumenten in een provincie. Zo krijgt bijvoorbeeld de provincie Noord-Holland met 12.453 rijksmonumenten een bedrag van € 4.717.863 en de provincie Utrecht met 3.848 rijksmonumenten een bedrag van € 1.526.928.

De leden van de VVD-fractie vragen of ik uw Kamer een actuele lijst kan doen toekomen met daarin het aangevraagde bedrag en de locatie van monumenten die per 1 januari 2015 nog op toewijzing wachten. Alle aanvragers konden in 2015 worden bediend. Dit gegeven was nog niet beschikbaar voor mijn brief aan uw Kamer van d.d. 29 juni 2015. Wel is het zo dat van de grote monumenten die in 2013 en 2014 zijn afgewezen, 23 daarna geen nieuwe aanvraag hebben ingediend en deze deden dus ook niet mee in de ronde van 2015. Het gaat onder andere om de Vestingwerken van Den Bosch en de Domkerk te Utrecht.3 Daarnaast is bekend dat voor een aantal grote monumenten de eigenaar (nog) geen aanvraag heeft ingediend. Voorbeelden zijn de Blokhuispoort te Leeuwarden, het Groot Handelsgebouw te Rotterdam en het psychiatrisch ziekenhuis Berg en Dal te Bloemendaal.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de herbestemming van monumentale gebouwen invloed heeft op de toekenning en continuering van Brim-gelden. In principe leidt een andere bestemming van een monument niet tot hogere of lagere onderhoudskosten. Monumenten die na een periode van leegstand worden herbestemd, kunnen dan een Brim-subsidie aanvragen. Dergelijk situaties kunnen leiden tot meer aanvragen. Langdurige leegstand is onwenselijk omdat dit het monument in gevaar brengt, bijvoorbeeld door vandalisme of een gebrek aan onderhoud, en een negatieve invloed kan hebben op de leefbaarheid van de omgeving.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke grote monumenten de laatste jaren tevergeefs een aanvraag indienden voor een subsidie en van welke grote monumenten nog een aanvraag verwacht kan worden. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik de leden van de PvdA-fractie naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie over een actuele lijst met grote monumenten die nog op subsidietoewijzing wachten.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de toereikendheid van het Brim-budget. Het uitgangspunt is om met de beschikbare € 20 miljoen de grote monumenten voldoende financiële ruimte te bieden en ondersteuning te verlenen voor sober en doelmatig onderhoud. Ook de Federatie Instandhouding Monumenten (FIM) ziet de € 20 miljoen als een realistische schatting. Mocht in 2018 toch blijken dat een aantal van onze allergrootste monumenten buiten de boot dreigt te vallen, dan is er op dat moment naar verwachting nog € 10 miljoen ruimte om deze monumenten subsidie toe te kennen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik de mening van deze leden deel dat iedereen die een subsidie wil aanvragen en er recht op heeft, ook op een uitkering moet kunnen rekenen. Met ingang van 2013 is de subsidieregeling instandhouding monumenten zo ingericht dat volgens de prognose van Arcadis alle aanvragers in de periode 2013–2018 subsidie zullen ontvangen. De RCE monitort jaarlijks of de werkelijke subsidiecijfers overeen komen met de prognose. Op basis van de cijfers over 2015 is de verwachting dat het doel in 2018 gehaald wordt en alle aanvragers subsidie ontvangen. Het is wat dat betreft een positief teken dat in 2015 alle, door de RCE goedgekeurde, subsidieaanvragen zijn gehonoreerd.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar leerwerkplekken bij grote restauraties. Grote restauratieprojecten lenen zich bij uitstek voor het plaatsen van leerlingen van restauratieopleidingen. In de praktijk gebeurt dit ook. De Stichting Restauratie Opleidingsprojecten, die mede met OCW-middelen wordt gefinancierd, fungeert als makelaar tussen leerling en restauratieproject zodat leerlingen op grote restauratieprojecten werkervaring kunnen opdoen. Op dit moment gaat het om 80 tot 100 leerlingen die in het eerste dan wel het tweede jaar van hun restauratieopleiding zitten.

De leden van de PvdA-fractie worden graag geïnformeerd over de concrete resultaten van de ronde tafel over restauratie. Het resultaat van deze ronde tafel zit vooral in de verbeterde communicatie tussen de betrokken partijen. Daarnaast heeft de Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven zijn rol van kennisinstituut opgepakt. Sinds de ronde tafel hebben de restauratieopleidingen voortgang geboekt: er zijn nieuwe kwalificatiedossiers restauratie timmeren, -metselen en -voegen vastgesteld en een meer doelmatige clustering van restauratie-opleidingen is in ontwikkeling. Tijdens het ronde tafel gesprek werd duidelijk dat het belang van een onafhankelijk en actief meld- en expertisepunt, dat zich inzet voor het behoud van het specialistisch vakmanschap en de bijbehorende opleidingen, groot is. Voor de restauratie-ambachten is in dat verband de inzet van SOS Vakmanschap zeer waardevol gebleken. Indien het veld hier behoefte aan heeft, zal OCW in 2016 een nieuwe ronde tafel organiseren.

De leden van de SP-fractie vragen naar het vervroegd beschikbaar stellen van de in 2018 beschikbare middelen ten behoeve van grote monumenten. Vanuit de Brim-monitor is een schatting gemaakt van de benodigde subsidie voor grote monumenten. De RCE, evenals de FIM, verwachten dat € 20 miljoen toereikend zal zijn en een realistisch bedrag is om de grote monumenten tegemoet te komen. Er zijn geen signalen dat dit bedrag onvoldoende zou zijn. Ook uit het veld zijn positieve reacties gekomen, onder meer van de voorzitter van het Grote Kerken Overleg.4

De leden van de SP-fractie vragen naar een reactie op de voorstellen van het college van burgemeester en wethouders van ’s-Hertogenbosch. De antwoorden op de voorstellen zijn bij de brief van 8 juli jl. beantwoord.5

De leden van de SP-fractie vragen of ik een overzicht kan verschaffen van welke andere monumenten, buiten de genoemde 40 grote, buiten de boot dreigen te vallen. Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik de leden van de SP-fractie naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie over een actuele lijst met grote monumenten die nog op een subsidietoewijzing wachten.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de Professionele Organisaties voor Monumentenbehoud (POM’s). Om de POM-status te verkrijgen moet er inderdaad sprake zijn van een privaatrechtelijke rechtspersoon of een kerkgenootschap. Dit zal ook voor de periode na 2017 gelden.

De leden van de CDA-fractie vragen naar het Revolving Fund als alternatief voor afgewezen Brim-aanvragen. In de periode 2012–2014 is voor 195 uiteenlopende monumenten een laagrentende lening uit het Revolving Fund aangevraagd. Graag verwijs ik u voor het type monumenten dat een laagrentende lening heeft aangevraagd naar de tweede bijlage.6 Bijna de helft van de leningen betreft monumenten met een agrarische functie.

De leden van de CDA-fractie constateren terecht dat de looptijd van een Brim-aanvraag niet in alle gevallen strikt op zes jaar is vast te stellen. Zo sluit de cyclus van zes jaar wel goed aan bij de specifieke onderhoudsbehoefte van molens. Echter bij grote monumenten lijkt sprake te zijn van een andere tijdsspanne voor onderhoud. De lengte van de cyclus is één van de parameters waar de subsidieregeling op gebouwd is. Bij de evaluatie in 2018 zal dit aspect aan de orde worden gesteld en kan worden beoordeeld of voor (soorten van) monumenten een langere periode wenselijk is. Zoals gezegd wil ik eerst goed monitoren over een periode van tenminste zes jaar zonder tussentijdse inhoudelijke aanpassingen.

De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel aanvragen van grote monumenten tot nu toe zijn afgewezen. Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik de leden van de CDA-fractie naar mijn beantwoording van de vragen van de leden van de VVD-fractie over een actuele lijst met grote monumenten die nog op een subsidietoewijzing wachten.

De leden van de CDA-fractie vragen of de provincie Groningen de komende periode voldoende middelen voor restauraties van monumenten heeft, en of, en zo ja hoe, de RCE betrokken wordt bij beslissingen over versterking en restauratie van monumenten in het aardbevingsgebied. De bestuurlijke afspraken met het IPO houden onder meer in dat het IPO en de provincies gaan over de verdeling en de besteding van de € 20 miljoen aan restauratiemiddelen. De bekostiging van schadeherstel en preventie in het kader van de aardbevingen geschiedt vanuit het budget dat daarvoor beschikbaar is gesteld door de regering en de NAM in het bestuursakkoord «Vertrouwen op herstel en herstel van Vertrouwen». Bijzondere aandacht moet daarbij worden besteed aan het behoud van het cultureel erfgoed en de karakteristieke bebouwing, waaraan het gebied zijn kwaliteit en identiteit in belangrijke mate ontleent. Bij schadeherstel, versterking en restauratie van rijksmonumenten moet doorgaans een omgevingsvergunning worden aangevraagd bij de gemeente. Conform de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) adviseert de RCE bij vergunningen voor ingrijpende gevallen, en is daardoor rechtstreeks betrokken. Vanwege de grote opgave in Groningen wat betreft schade aan monumenten door aardbevingen participeert de RCE vanuit haar rol als kenniscentrum en als adviseur bij vergunningprocedures in een «taskforce aardschokken» van de provincie Groningen, onder leiding van Steunpunt Libau. Deze taskforce zet zich ten behoeve van de eigenaren in voor een zorgvuldig en deskundig schadeherstel van monumenten en denkt mee over preventieve maatregelen. In de taskforce participeren ook de NAM, de provincie en een vertegenwoordiger van de betrokken gemeenten.

De leden van de D66-fractie vragen naar de instandhouding van grote monumenten. Het subsidieplafond voor grote monumenten wordt eenmalig met € 20 miljoen verhoogd uit vervroegd vrijgekomen subsidie. Verder blijft de regeling inhoudelijk ongewijzigd. Dat betekent dat alleen subsidie verkregen kan worden voor sober en doelmatig onderhoud en niet voor restauratie. Voor monumenten met een grote onderhoudsachterstand kan gebruik worden gemaakt van restauratiesubsidies van provincies of laagrentende leningen van het Nationaal Restauratiefonds. De systematiek van «aanvragen met de laagste kosten eerst» blijft dan ook gehandhaafd.

De leden van de D66-fractie vragen naar de vervroeg vrijgekomen € 20 miljoen en het veertigtal grote monumenten dat al in 2016 kan worden gesubsidieerd. Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik de leden van de D66-fractie naar mijn beantwoording van de vraag van de leden van de SP-fractie over het vervroegd beschikbaar stellen van de in 2018 beschikbare middelen ten behoeve van grote monumenten.

Bijlage 1: Grote monumenten waarvoor na afwijzing in 2013 en 2014 geen nieuwe aanvraag is ingediend

Monumentnummer

Naam monument

Herbouwwaarde

Plaats

Maximum subsidie (theoretisch op basis van de herbouwwaarde)

21949

De Vestingwerken (gebouwd)

230.000.000

S-HERTOGENBOSCH

3.450.000

437

Beurs van Berlage

104.690.000

AMSTERDAM

1.570.350

35973

Domkerk

56.373.200

UTRECHT

845.598

526452

Pampus

23.894.627

MUIDERBERG

358.419

23539

Nieuwe Kerk

19.116.300

KATWIJK ZH

286.745

337504

Zuiveringsgebouw

19.000.000

AMSTERDAM

285.000

30057

Grote of St.Janskerk

17.717.300

MONTFOORT

265.760

18424

der Aa-Toren

15.609.775

GRONINGEN

234.147

517266

RK Kerk St. Joseph

15.458.700

ROOSENDAAL

231.881

518826

Paterskerk te Eindhoven

14.863.600

EINDHOVEN

222.954

519116

H. Laurentius

14.662.500

ULVENHOUT

219.938

512971

Kruisheren Kapel

14.100.000

UDEN

211.500

33440

-

13.685.700

SCHOONHOVEN

205.286

518303

Binnengasthuis

13.510.716

AMSTERDAM

202.661

21880

Toren Kathedrale Baseliek Sint Jan

12.882.915

S-HERTOGENBOSCH

193.244

41538

Conservatorium (vm. Broerenklooster)

12.750.000

ZWOLLE

191.250

530855

Het Constantinianum

12.510.000

AMERSFOORT

187.650

6160

Frascati

11.500.000

AMSTERDAM

172.500

505465

Concertgebouwplein 20

11.500.000

AMSTERDAM

172.500

512043

Concertzaal

9.000.000

KAMPEN

135.000

37457

Klooster

9.000.000

TER APEL

135.000

513711

R.K.Kerk H.Willibrordus

8.900.000

WAALRE

133.500

517267

OLV van Altijddurende Bijstand

8.821.800

ROOSENDAAL

132.327

         
 

Totaal

   

10.043.207

Bijlage 2: Aantallen monumenten waarvoor een lening is aangevraagd in plaats van een subsidie

Type monument

Aantal

Percentage

Bedrijfsgebouwen

22

11%

Boerderijen

76

39%

Diversen

22

11%

Gebouwen van het lands-, gewestelijk en gemeentelijk bestuur

3

2%

Gebouwen van liefdadigheid/gezondheid/wetgeving/cultuur

7

4%

Gebouwen van sport & recreatie/vereniging & vergadering/ horeca

4

2%

Handels- en kantoorgebouwen

25

13%

Kastelen, landhuizen/buitenplaatsen/ historische parken

18

9%

Kerk

1

1%

Kerkgebouwen, bijzondere onderdelen en woningen

8

4%

Locomotief/rijtuigloodsen

1

1%

Overig

1

1%

Verdedigingswerken/zaken/gebouwen met militair karakter

3

2%

Watertorens

2

1%

Kranen

2

1%

     

Totaal

195

100%


X Noot
1

Kamerstuk 34 000-VIII, nr. 62

X Noot
2

Kamerstuk 34 000-VIII, nr. 16

X Noot
3

Bijlage 1: Grote monumenten waarvoor na afwijzing in 2013 en 2014 geen nieuwe aanvraag is ingediend.

X Noot
5

Zie aanbieding afschrift van de brief van de gemeente ’s-Hertogenbosch over enkele Brim-voorstelen.

X Noot
6

Bijlage 2: Aantallen monumenten waarvoor een lening is aangevraagd in plaats van een subsidie

Naar boven