32 156 Monumentenzorg

Nr. 111 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 oktober 2021

De vaste commissie voor heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

  • de brief van 8 juli 2021 inzake Evaluatie Subsidieregeling instandhouding monumenten (Kamerstuk 32 156, nr. 110) en over

  • de brief van 18 december 2020 inzake resultaten van het eerste jaar subsidieregeling woonhuis-rijksmonumenten (Kamerstuk 32 820, nr. 403).

De vragen en opmerkingen zijn op 24 september 2021 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 25 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen

Adjunct-griffier van de commissie, De Jong-van de Graaf

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Evaluatie subsidieregeling instandhouding monumenten

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: Sim) in de huidige vorm niet toereikend is voor archeologische rijksmonumenten en dat er momenteel in overleg met betrokkenen door het Programma instandhouding archeologische monumenten van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) alternatieven worden uitgewerkt. Kan de Minister enkele voorbeelden geven van de uitwerkingen die momenteel worden verkend, zo vragen de leden.

De leden van deze fractie constateren dat het rapport «Onderhoudsstaat en onderhoudskosten van groen erfgoed in Nederland»1 nog niet voorzien is van een beleidsreactie door de Minister. De leden vragen of de Minister bereid is een beleidsreactie te geven op dit rapport en dit rapport te betrekken bij de evaluatie van de Sim.

De leden merken op dat de Minister de kwaliteit van de subsidieregeling wil verbeteren. Ziet de Minister ruimte om de gebruikte methodes voor kwaliteitsverbetering van de subsidieregeling verder uit te breiden om zo de uitvoeringskwaliteit te verbeteren, zo vragen de leden.

Resultaten van eerste jaar subsidieregeling woonhuis-rijksmonumenten

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister constateert dat, hoewel de regeling geen drempel kent, er veel minder kleine aanvragen zijn ingediend dan bij de fiscale aftrek. De leden vragen hoe de Minister dit verklaart.

Tot slot zijn de leden tevreden met de voorgestelde aanpassingen in de aanvraagronde 2021, waarbij de lasten bij de eigenaren verder worden beperkt.

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben de brieven van de Minister gelezen en hebben daar nog een enkele vraag over.

De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister dat er meer vraag naar de Subsidieregeling instandhouding monumenten is dan het budget toelaat. Zij waarderen in het algemeen de inzet van de Minister op het gebied van het toekomstbestendig maken en houden van ons erfgoed, en in het bijzonder hoe zij een handreiking doet om aan de overvraag in de Sim tegemoet te komen. Tegelijkertijd zien deze leden ook dat een volgend kabinet over de (financiële) toekomst van de Sim zal moeten beslissen. Is de Minister bereid de groeiende financiële druk op de Sim en de mogelijke oplossingsrichtingen die zij hiervoor ziet, voor zowel de korte als de lange termijn, onder de aandacht te brengen bij haar opvolger? Kan de Minister voorts aangeven welke gevolgen zij ziet voor de rijksmonumenten waarvan de Sim-aanvraag nu is afgewezen, zo vragen de leden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie van de Minister op de evaluatie van de Subsidieregeling instandhouding monumenten. Met de Minister onderschrijven deze leden het belang van de Sim: door goed onderhoud blijven de bouwkundige staat van rijksmonumenten en de investeringen van het Rijk en de particulieren uit de afgelopen decennia geborgd. De onderzoekers concluderen dat eigenaren en belangenorganisaties de Sim positief waarderen en dat de regeling op effectieve en efficiënte wijze de instandhouding van monumenten stimuleert. Ook concluderen zij dat de Sim-subsidie een goede prikkel is voor veel eigenaren om het monument zorgvuldig te onderhouden. De leden van deze fractie zijn het dan ook eens met de Minister dat de basisprincipes van de Sim gehandhaafd worden.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de Minister het rapport van Dialogic en het briefadvies van de Raad voor Cultuur niet met de kabinetsreactie aan de Kamer heeft gestuurd, maar volstaat met een algemene verwijzing naar de website van de rijksoverheid en de website van de Raad voor Cultuur.

De Minister geeft aan dat zij bij iedere aanbeveling de afweging heeft gemaakt hoe noodzakelijk een aanpassing beleidsmatig is en welke gevolgen die heeft voor gebruikers van de regeling. In dit verband stelt zij dat een aanpassing niet mag leiden tot meer druk op het doenvermogen van (groepen) aanvragers.2 De leden vragen naar de operationalisering van het doenvermogen van eigenaren. Wat betekent «nee» in de kolom «doenbaar voor eigenaar», zo vragen zij.

De Minister ondersteunt de ontwikkeling dat de eigenaar in het beleid steeds meer centraal staat, door de kennis en expertise van de RCE nog meer in te zetten in een-op-eencontact met eigenaren.3 De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Federatie Particuliere Monumenteneigenaren (hierna: FPMe) betrokken is bij de informatieverstrekking en voorlichting aan particuliere monumenteneigenaren.

De Minister geeft in het kader van de aanpassing van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten aan dat zij brandpreventie belangrijk vindt.4 De leden vragen in dit verband ook aandacht voor de preventie van waterschade, mede naar aanleiding van de recente wateroverlast in Noord-Brabant en Limburg.

De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de Minister de aanbeveling overneemt om pastorieën in de Sim toe te laten, omdat de pastorieën geen toegang hebben tot andere compensatiemogelijkheden van het Rijk.5 De leden vragen hoe de Minister het pleidooi van de Federatie Instandhouding Monumenten (FIM) beoordeelt om ook de woonhuismonumenten van kleinere stadsherstellen toe te laten tot de Sim, mits die op geen enkele andere regeling een beroep kunnen doen.

In het kader van de toekomst van de Sim en de Woonhuisregeling (hierna: WHR) geeft de Minister aan dat zij geen aanleiding ziet om de voorrangspositie van professionele organisaties voor monumentenbehoud (hierna: POM’s) te veranderen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om welke redenen POM’s voorrang hebben bij de toekenning van Sim-subsidies. Kan de Minister, mede in het licht van de discussie in de monumentenwereld over deze voorrang in de toekenning van Sim-subsidie, motiveren waarom deze voorrang ongewijzigd dient te blijven bestaan? Wat betekent dit voor andere individuele aanvragers van Sim-subsidie? De leden vragen of het klopt dat deze in een nadeliger positie verkeren als het gaat om de hoogte van hun subsidieaanvragen, doordat zij, als gevolg van de voorrang voor de POM's, pas daarna in aanmerking kunnen komen voor een subsidietoekenning.

De leden van de CDA-fractie constateren dat met het nomineren en aanwijzen van UNESCO-Werelderfgoed6, zoals onlangs de Koloniën van Weldadigheid en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, bijna 200 rijksmonumenten voorrang krijgen bij de toekenning van subsidie. De leden vragen of de Minister de mening deelt dat de voorrangsregelingen alleen werkbaar zijn als er voldoende budget is voor particuliere eigenaren van monumenten.

De leden van voornoemde fractie vragen welke mogelijkheden de Minister ziet om in beleid en subsidiëring meer rekening te houden met of maatwerk toe te passen op onrendabele monumenten, zoals kastelen, buitenplaatsen en kerken. Hoe beoordeelt de Minister bijvoorbeeld de mogelijkheid van een Sim-subsidiepercentage dat afhankelijk is van het opbrengend vermogen van het monument, zo vragen de leden.

De leden van de CDA-fractie constateren dat sommige categorieën monumenten, zoals molens en kerkgebouwen, in eigendom en beheer zijn bij besturen die bestaan uit vrijwilligers. Deze leden vragen de Minister welke mogelijkheden zij ziet om deze eigenaren/vrijwilligers te helpen bij hun taken in beheer en behoud van deze monumenten. In dit verband herinneren deze leden ook aan de motie van het lid Geluk-Poortvliet waarin de regering werd verzocht de mogelijkheden te versterken voor opleiding of kennisverdieping, juridische en bestuurskundige ondersteuning bij bestuurstaken of hulp bij het doen van fondsaanvragen voor vrijwilligers.7

De leden vragen tevens hoe de evaluatie van de Sim zich verhoudt tot de conclusies en aanbevelingen van het rapport «Onderhoudsstaat en onderhoudskosten van groen erfgoed in Nederland».

De Minister constateert dat de financiële druk op de Sim de afgelopen jaren sterk is gegroeid.8 Ook dit jaar vragen alle eigenaren samen vele tientallen miljoenen meer subsidie aan dan beschikbaar is. De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel monumenteneigenaren bij de toekenning van de Sim-subsidies in september 2021 voor de tweede keer een afwijzing hebben ontvangen. Welke categorieën monumenten betrof dit? Welk bedrag was met deze afwijzingen gemoeid? Op welke wijze kan de Minister ervoor zorgen dat deze eigenaren bij de volgende toekenningsronde niet voor de derde keer een afwijzing ontvangen? Is zij bereid hiervoor zo nodig aanvullende maatregelen te treffen, zo vragen deze leden. De Minister geeft in de bij de brief gevoegde tabel aan dat zij de kans op een afwijzing van een subsidieaanvraag zo veel mogelijk wil beperken door de instroom te beperken. De leden vragen de Minister op dat punt om een nadere toelichting.

De leden van de CDA-fractie vragen in dit verband ook aandacht voor de particuliere eigenaren die wel gebruikmaakten van de fiscale aftrek, maar geen gebruik kunnen maken van de Woonhuisregeling, omdat zij een beroep moeten doen op de Sim. Deze eigenaren hebben te maken met de instandhoudingsplicht die sinds de invoering van de Erfgoedwet 2016 aan eigenaren van rijksmonumenten is opgelegd. Deze leden vragen de Minister in te gaan op de kritiek van de Federatie Particuliere Monumenteneigenaren dat de wederkerigheid van lusten en lasten die bij fiscale aftrek gold, bij de uitvoering van de Sim niet meer van kracht is. Immers, indien de overheid de aangevraagde subsidie niet toekent, blijft de verplichting van de eigenaar om het monument in stand te houden onverkort overeind. Deze leden herinneren de Minister in dit verband aan haar toezegging dat particuliere eigenaren er door de overgang van fiscale aftrek naar subsidie niet op achteruit mogen gaan.

De leden van de CDA-fractie constateren dat voor molens een afzonderlijk regime is gecreëerd bij de totstandkoming van de Sim. De bij andere monumenten toegepaste methode van een percentage van de herbouwwaarde bleek bij onderhoudsgevoelige historische werktuigen zoals molens, tot dermate lage uitkomsten te leiden dat dit desastreus zou uitpakken voor het onderhoud. Om die reden is voor molens een maximumbedrag aan subsidiabele kosten van € 60.000 opgenomen in de Sim. Dit bedrag is evenwel sinds 2013 niet gewijzigd, terwijl de kosten aanzienlijk zijn gestegen. Deze leden vragen de Minister in te gaan op het pleidooi om het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor molens te indexeren.

De Federatie Instandhouding Monumenten (hierna: FIM) constateert dat de basis van het bestel wankelt doordat er voor de Sim structureel te weinig budget is van ongeveer 20 miljoen euro per jaar. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke wijze zij het tekort wil bestrijden. In de bij de brief gevoegde tabel geeft de Minister aan te zoeken naar extra middelen. Wat is de stand van zaken, zo vragen deze leden. Hoe beoordeelt de Minister de vrees van de FIM dat zij het draagvlak onder monumenteneigenaren verliest, met als effect dat het door overheid en monumenteigenaren zo zorgvuldig opgebouwde monumentenbestel wordt uitgehold? Onderkent de Minister de consequentie dat de restauratieachterstanden zullen oplopen doordat er minder onderhoud gepleegd gaat worden, zo vragen de leden.

De Minister constateert dat de monumenten in ons land er goed bij staan en dat er verschillende regelingen zijn om eigenaren te ondersteunen. Op welke termijn gaat de Minister het door haar aangekondigde gesprek aan met organisaties, overheden, deskundigen en zo veel mogelijk eigenaren, om te onderzoeken hoe we de middelen kunnen inzetten waar die het meest nodig zijn en waar die een eigenaar optimaal ondersteunen?9 Welke aanpassingen heeft de Minister zelf voor ogen om de Sim-regeling beheersbaar te maken op langere termijn, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Inbreng van de leden van de CU-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de evaluatie van de Subsidieregeling instandhouding monumenten. Zij hebben zorgen over de toenemende tekorten op de Sim en hebben daarom enkele vragen over de brief van de Minister.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan ingaan op de zorgen vanuit de monumentenwereld en de notie dat de basis van het bestel wankelt door het structurele tekort. Hoe wil de Minister draagvlak onder monumenteneigenaren houden voor de Sim als er steeds meer druk komt op de regeling? Heeft de Minister aanpassingen voor ogen om de Sim-regeling beheersbaar te maken op langere termijn? Hoe wil de Minister zorgen dat de beheersmaatregelen eerlijk zijn ten opzichte van de meest kwetsbare monumenten en monumenteigenaren, zo vragen de leden.

De leden vragen tevens of de Minister de mening deelt dat eigenaren van rijksmonumenten die enerzijds worden geconfronteerd met beperkingen in het eigendomsrecht, anderzijds moeten worden gecompenseerd voor (hogere) uitgaven voor de instandhouding als gevolg van die aanwijzing.

De leden van voornoemde fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de (kwaliteit van de) instandhouding van de 188 rijksmonumenten, waarvan de Sim-aanvraag dit jaar is afgewezen. Wil de Minister zich inspannen om extra middelen vrij te maken om de overvraag voor 2021 te compenseren? De leden vragen welke plannen zij heeft om de Sim-aanvraagronde 2022 beter te faciliteren en minder aanvragen af te hoeven wijzen om budgettaire redenen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister of zij zich ten volle wil inzetten voor het behoud van de Sim en het verstevigen van de Sim door het structurele knelpunt van financiële tekorten te agenderen voor haar opvolger en het nieuwe kabinet.

Inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Minister over de subsidieregelingen voor monumenten.

De leden van deze fractie vragen aandacht voor de kritiek vanuit de sector dat hun gezamenlijke pleidooi voor integrale inzet op de kwaliteitsketen nauwelijks in de beleidsreactie is terug te vinden. Deze leden vragen in hoeverre de Minister contact heeft gehad met deze partijen en waarom bijvoorbeeld het stimuleren van de inzet van gecertificeerde bedrijven niet duidelijk een plek heeft gekregen.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de Minister meer wil inzetten op een-op-eencontact van de RCE met eigenaren. Deze leden vragen hoe deze route tot een substantiëlere verspreiding van de kennis van de RCE kan leiden indien het personeelsbestand niet aanmerkelijk wordt vergroot. De leden vragen waarom niet actiever wordt ingezet op het vergroten van de expertise bij decentrale overheden.

De leden van voornoemde fractie waarderen de inzet om te voorkomen dat de afstoot van rijksmonumenten tot extra druk op de Sim leidt. Zij vragen aandacht voor een vergelijkbaar probleem als het gaat om de voorrangspositie van rijksmonumenten ten gevolge van de aanwijzing als UNESCO-erfgoed. Op welke manier kan voorkomen worden dat zulke ontwikkelingen tot verdere achterstelling van andere monumenten leiden, zo vragen de leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de druk op de Sim in de afgelopen jaren is toegenomen en dat zelfs met de aangekondigde maatregelen grote achterstanden kunnen ontstaan. Zij vragen of de Minister het perspectief wil schetsen van de eigenaren die wegens het bereiken van het plafond geen subsidie hebben gekregen. Welke zekerheid hebben zij de komende jaren om hun monumenten te kunnen onderhouden? De leden vragen of een eenmalige intensivering in verband met grote monumenten bovendien niet noodzakelijk is om de 4 miljoen extra structureel vrucht te laten dragen en achterstanden weg te werken.

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de stelling dat bij de afschaffing van de fiscale aftrek voor woonhuismonumenten, eigenaren door invoering van de subsidie niet nadelig af zouden zijn. Deze leden constateren dat het echter wel degelijk zo kan zijn dat deze eigenaren door uitputting van het budget van de Sim geen subsidie hebben gekregen. Hoe reageert de Minister hierop en op welke manier wordt ervoor gezorgd dat de eerdere toezegging gestand wordt gedaan en zekerheid wordt geboden, zo vragen de leden.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister wil toelichten waarom naast de pastorieën niet ook de aanbeveling wordt overgenomen om woonhuizen van kleine stadsherstellen toe te laten, mits deze geen andere mogelijkheden voor subsidie hebben.

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen inzake de evaluatie van de Subsidieregeling instandhouding monumenten en de resultaten van het eerste jaar van de subsidieregeling voor woonhuis-rijksmonumenten. Verschillende fracties vragen naar maatregelen om met de groeiende druk op het budget om te gaan. Ik zal daar in de beantwoording op ingaan. Hiermee kom ik tegemoet aan mijn toezegging in de Kamerbrief van 8 juli jl. om de Kamer dit najaar te informeren over mogelijke beheersmaatregelen. Ik ben voornemens om de Sim dit najaar te wijzigen zodat monumenteneigenaren tijdig geïnformeerd worden over de aangepaste regeling. Deze regeling zal gelden voor de aanvraag die monumenteneigenaren vanaf 1 februari 2022 kunnen indienen.

Ik beantwoord de vragen in volgorde van de fracties.

Antwoord op de inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister enkele voorbeelden kan geven van uitwerkingen die momenteel worden verkend als alternatieve invulling van de Sim archeologie, die in zijn huidige vorm niet toereikend is.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) voert momenteel het programma Instandhouding archeologische rijksmonumenten uit. In het kader van dit programma wordt niet alleen de fysieke toestand van alle ca. 1400 archeologische rijksmonumenten in kaart gebracht, maar worden ook voorstellen ontwikkeld voor een alternatieve invulling van de Sim archeologie. Een eerste bevinding is dat een alternatieve invulling van de Sim meer rekening zou moeten houden met de verschillen tussen eigenaren zoals enerzijds grote terreinbeheerders als Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten en anderzijds individuele particuliere eigenaren en agrarisch ondernemers. Het advies van de RCE is voor 1 januari 2022 gereed.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister bereid is om een beleidsreactie te geven op het rapport «Onderhoudsstaat en onderhoudskosten van groen erfgoed in Nederland» en dit rapport te betrekken bij de evaluatie van de Sim.

Mijn voorganger heeft in haar reactie op dit rapport (Kamerstuk 32 156, nr.81) bij brief aan uw kamer van 8 mei 2017 laten weten de uitkomsten van dit rapport belangrijke input te vinden voor het project «Erfgoed telt». Ze kondigde daarbij aan dat in dat traject de resultaten van het onderzoek naar groene monumenten in een bredere context zouden worden geplaatst. In Erfgoed Telt is dan ook geconcludeerd dat extra geïnvesteerd moest worden in groene monumenten en het budget voor groene monumenten in de Sim is vervolgens verhoogd van € 5 naar € 8 miljoen per jaar.

Het rapport is ook betrokken bij de Sim-evaluatie en dat heeft er mede toe geleid dat ik het budget voor groene monumenten nogmaals met € 1 miljoen heb verhoogd. Ik zie op mijn begroting geen ruimte voor verdere budgetverhogingen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister ruimte ziet om de gebruikte methodes voor kwaliteitsverbetering van de subsidieregeling verder uit te breiden om zo de uitvoeringskwaliteit te verbeteren.

Ik zie inderdaad ruimte om de gebruikte methodes voor kwaliteitsverbetering van de subsidieregeling verder uit te breiden. Zoals aangekondigd in mijn brief van 8 juli wil ik het gebruik van uitvoeringsrichtlijnen voor de verschillende beroepsgroepen verder stimuleren. Ik ondersteun daartoe onder meer de sector bij de ontwikkeling en het onderhoud van de uitvoeringsrichtlijnen voor instandhoudingswerkzaamheden via de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (hierna: ERM). Ook wil ik de informatievoorziening aan eigenaren over het gebruik van de richtlijnen en goed opdrachtgeverschap verbeteren, onder andere via één op één contact tussen de RCE en de eigenaren.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister verklaart dat er veel minder kleine aanvragen zijn ingediend bij de Woonhuisregeling dan bij de fiscale aftrek.

Veel kleine bedragen in de monumentenaftrek hadden betrekking op werkzaamheden die niet onder de Leidraad subsidiabele kosten vallen. Denk daarbij aan het vervangen van boilers, het behangen of schilderen van muren, werkzaamheden aan elektra, etc. Zulke werkzaamheden verricht iedere particuliere woonhuiseigenaar en zijn niet subsidiabel omdat ze geen betrekking hebben op het onderhoud van monumentale waarden (Kamerstuk 32 820, nr. 248).

Antwoord op de inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen of Minister bereid is de groeiende financiële druk op de Sim en de mogelijke oplossingsrichtingen die zij hiervoor ziet, voor zowel de korte als de lange termijn, onder de aandacht te brengen bij haar opvolger? Ook vragen zij naar de gevolgen van afgewezen Sim-aanvragen voor de rijksmonumenten.

Ik zal deze druk en mogelijke oplossingsrichtingen voor de korte en lange termijn zeker onder de aandacht brengen van mijn opvolger. In 2021 was de overvraag op het budget circa € 42 miljoen. De verwachting is dat deze afgewezen subsidieaanvragen in 2022 terugkomen. Zonder maatregelen is het goed mogelijk dat de overvraag volgend jaar de € 40 miljoen overstijgt. Zonder extra budget zie ik echter geen mogelijkheid de overvraag in 2021 en de verwachte overvraag in de volgende jaren op te vangen. Met mijn brief van 8 juli jl. heb ik binnen mijn begroting gedaan wat ik kon doen door structureel € 4 miljoen toe te voegen aan de Sim, meer budgettaire ruimte zie ik niet. Ook in de begroting 2022 zie ik geen ruimte om de verwachte overvraag op de Sim aanvraagronde 2022 op te vangen. Het is aan een nieuw kabinet om hier een afweging te maken. Volgens de berekeningen van de RCE gaat het om eenmalig € 40 miljoen extra (voor de afwijzingen in 2021) en structureel € 20 miljoen. Daarmee zouden de huidige aanvragen allemaal kunnen worden ingewilligd.

Om binnen het huidige budget toch de groeiende druk op de Sim enigszins af te remmen, zie ik een aantal maatregelen voor me.

Een van die maatregelen is een generieke verlaging van het subsidiepercentage van 60% naar 50%. De druk op het budget wordt hiermee 16% minder, waardoor een groter deel van de aanvragen ingewilligd kan worden. Dit is nog steeds te weinig om de gehele overvraag mee op te vangen. Bovendien heeft deze maatregel een groot effect op met name kwetsbare monumenten en eigenaren met minder draagkracht. Dit is ook de reden waarom het subsidiepercentage met ingang van 2019 is verhoogd. Voor veel monumentenorganisaties is een eigen bijdrage van 50% te hoog. Met name de monumenten met een zwakke exploitatie komen hierdoor in de problemen. Het is aan een volgend kabinet om hier een afweging te maken.

Wat ik wel ga doen is het verlagen van het subsidiepercentage voor eigenaren die het monument bedrijfsmatig gebruiken en vennootschapsbelastingplichtig (VPB-plichtig) zijn van 60% naar 40%. Deze eigenaren kunnen immers de onderhoudskosten aftrekken van de VPB en krijgen daarmee zowel via de Sim als via de VPB een tegemoetkoming. Deze verlaging van het subsidiepercentage zou dan niet moeten gelden voor eigenaren die zijn vrijgesteld van de VPB of een beperkte belastingplicht hebben (denk aan ANBI’s). De Professionele Organisaties voor Monumentenbehoud (hierna: POM) moeten ook uitgezonderd zijn van deze maatregel. Ik ben voornemens om de Sim dit najaar te wijzingen op dit punt. Financieel leidt dit tot een besparing van circa € 3 miljoen per jaar. Hoewel dit een beperkte besparing is ten opzichte van de totale overvraag, ontzie ik met deze maatregel de kwetsbare monumenten en eigenaren.

Ook ga ik de gevolgen van de instroom beperken door in principe alleen nieuwe aanwijzingsprogramma’s te maken wanneer daar een aanvullend budget voor de Sim bij beschikbaar komt. Aanwijzing van nieuwe monumenten blijft belangrijk maar acht ik in de huidige situatie onverstandig zonder aanvullend budget.

U vraagt naar de gevolgen van de afwijzingen in 2021. De monumenten die voor de Sim een aanvraag indienen zijn over het algemeen in redelijke tot goede staat. Monumenten in slechte staat maken gebruik van restauratieregelingen. De gevolgen van een afwijzing zullen niet direct leiden tot schade aan een monument. Wanneer monumenten meerdere jaren niet onderhouden worden, ontstaat wel een toenemende onderhoudsachterstand, die uiteindelijk kan leiden tot een nieuwe restauratiebehoefte. Ik doe mijn best om de situatie te voorkomen dat we na al die inspanningen om monumenten te restaureren weer restauratieachterstanden oplopen.

Antwoord op de inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de Minister het rapport van Dialogic en het briefadvies van de Raad voor Cultuur niet met de kabinetsreactie aan de Kamer heeft gestuurd, maar volstaat met een algemene verwijzing naar de website van de rijksoverheid en de website van de Raad voor Cultuur.

Om het de Kamer makkelijk te maken was onder rijksoverheid.nl en Raadvoorcultuur.nl een hyperlink opgenomen naar de exacte locatie waar de rapporten te vinden zijn. Ik zie dat door een technische fout deze hyperlinks niet meer verwijzen naar de exacte URL. Mijn excuses daarvoor. Hier vindt u de rapporten terug:

Evaluatie Subsidieregeling instandhouding monumenten | Rapport | Rijksoverheid.nl

Briefadvies Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM) | Advies | Raad voor Cultuur

De leden van de CDA-fractie vragen naar de operationalisering van het doenvermogen van eigenaren. Wat betekent «nee» in de kolom «doenbaar voor eigenaar», zo vragen deze leden.

Het begrip doenvermogen komt uit een advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid uit 2017. Bij de uitwerking van de aanbevelingen heb ik gekeken of de maatregelen leiden tot problemen in de uitvoering door de RCE. Ook is gekeken of de maatregelen veel vergen van de eigenaren van de monumenten. In de kolom «doenbaar voor eigenaren» betekent het antwoord «ja» dat er iets gevraagd wordt van eigenaren als de maatregel ingevoerd zou worden. Een «nee» betekent dat het overnemen van de aanbeveling geen extra handelingen vraagt en dus geen beroep doet op het doenvermogen. Het kopje is achteraf verwarrend. Beter was geweest «vergt extra handelingen ja/nee».

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de FPMe betrokken is bij de informatieverstrekking en voorlichting aan particuliere monumenteneigenaren.

Alle informatie over de regelingen is te vinden op de website van de RCE. Organisaties als de FIM en de Federatie Grote Monumentengemeenten informeren hun achterban over ontwikkelingen en nieuwe regelingen of maatregelen. Veel organisaties die lid zijn van bijvoorbeeld de FIM verspreiden de informatie verder naar hun leden. De RCE trekt ook samen op met organisaties verenigd in de FPMe. Een voorbeeld hiervan zijn de informatiebijeenkomsten die de RCE, Bewoond Bewaard en de Federatie Particulier Grondbezit gezamenlijk hebben georganiseerd om monumenteigenaren te informeren over de recente introductie van het besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten (hierna: de Woonhuisregeling). De websites van organisaties als Bewoond Bewaard of de Federatie Particulier Grondbezit geven actuele informatie aan hun leden over de Woonhuisregeling, de Sim of andere financiële instrumenten. Aangezien de FPMe geen website heeft, kan ik niet zien hoe zij hun achterban informeren.

De leden van de CDA-fractie vragen in het kader van de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten aandacht voor de preventie van waterschade, mede naar aanleiding van de recente wateroverlast in Noord-Brabant en Limburg.

De klimaatverandering maakt het noodzakelijk om ons erfgoed beter te beschermen tegen extremere weersomstandigheden zoals meer regenval, maar ook verdroging. Dit is geen sectorspecifiek probleem en de meest effectieve oplossingen liggen veelal niet op het niveau van maatregelen door individuele eigenaren. Via de uitvoeringsagenda «Klimaatadaptatie, Waterveiligheid en Erfgoed» van de RCE die sinds 2019 loopt, zet ik in op gebiedsgerichte en sector overstijgende oplossingen samen met waterbeherende partijen als Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen en gemeenten. Zo is OCW één van de deelnemende partijen in het Deltaprogramma en werken wij mee aan de omgevingsagenda’s in het kader van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Hierdoor is bereikt dat cultureel erfgoed in acht wordt genomen bij de stresstesten voor klimaatadaptatie. Daarnaast stimuleer ik dat de leefomgeving klimaat robuust wordt ingericht en dat cultureel erfgoed bij ingrepen in dat kader een inspiratiebron vormt zoals de berging van water op de voormalige inundatievelden van de Hollandse Waterlinies.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister het pleidooi van de FIM beoordeelt om ook de woonhuismonumenten van kleinere stadsherstellen toe te laten tot de Sim, mits die op geen enkele andere regeling een beroep kunnen doen.

Het subsidiesysteem rond instandhouding woonhuismonumenten is gebaseerd op een ondersteuning voor particuliere eigenaren via de Woonhuisregeling, en ondersteuning van (in principe) niet-woonhuismonumenten met een hoge onderhoudslast en beperkte exploitatiemogelijkheden via de Sim. De Woonhuisregeling vervangt de monumentenaftrek en kent, conform mijn toezegging aan de Kamer, dezelfde doelgroep: particuliere eigenaren van woonhuismonumenten.

Woonhuismonumenten van stadsherstelorganisaties en andere VPB-plichtige organisaties en bedrijven (uitgezonderd de POM’s) zijn van de Sim uitgesloten. Deze organisaties kunnen gebruik maken van de aftrek van kosten van onderhoud via de Vennootschapsbelasting (VPB), net als andere eigenaren die woonhuismonumenten exploiteren zoals woningcorporaties. Daarnaast kunnen deze eigenaren hogere huurinkomsten genereren door extra huurpunten bij sociale huur of commerciële huur in de vrije sector. Het evaluatierapport van Dialogic en Hylkema Erfgoed geeft geen harde argumenten om deze stadsherstelorganisaties toe te laten tot de Sim. Er zijn ook geen signalen dat de woonhuismonumenten van deze organisaties in slechtere staat verkeren. Ik zie op dit moment dus geen argumenten om deze stadsherstelorganisaties toe te laten tot de Sim.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om welke redenen POM’s voorrang hebben bij de toekenning van Sim-subsidies. Kan de Minister motiveren waarom deze voorrang ongewijzigd dient te blijven bestaan? Wat betekent dit voor andere individuele aanvragers van Sim-subsidie? De leden vragen of het klopt dat deze in een nadeliger positie verkeren als het gaat om de hoogte van hun subsidieaanvragen, doordat zij, als gevolg van de voorrang voor de POM's, pas daarna in aanmerking kunnen komen voor een subsidietoekenning.

Organisaties als Stichting Oude Groninger Kerken of Vereniging Hendrick de Keijser behouden en beheren grote aantallen bijzondere monumenten op een kwalitatief hoogstaand niveau doordat zij zich hebben verplicht tot de eisen die de POM-status met zich meebrengt. Om de POM-status te verwerven moeten organisaties aan strenge criteria voldoen om aan te tonen dat zij zorgen voor een kwalitatief hoogwaardige en duurzame instandhouding van monumenten. Om die reden is, met instemming van uw Kamer, een bijzondere positie voor POM’s gecreëerd. POM’s vervullen een voortrekkersrol met betrekking tot goed eigenaarschap in de monumentensector.

Door de instelling van de POM-status en daaraan verbonden voordelen wordt gestimuleerd dat zo veel mogelijk monumenten op een professionele wijze worden beheerd. Bijvoorbeeld doordat ze in eigendom zijn van een POM of doordat POM’s door hun professionele werkwijze aanjagers zijn van kwaliteitsverhoging in de gehele monumentensector. Organisaties die meer dan 20 rijksmonumenten in hun eigendom hebben, worden gemotiveerd om zich verder te professionaliseren en ook de POM-status aan te vragen.

Bij de toekenning van Sim-subsidies krijgen POM’s na Werelderfgoederen voorrang boven de overige monumenteigenaren. Als de subsidieaanvragen het beschikbare budget overschrijden worden de aanvragen van de overige eigenaren eerst afgewezen. Uit de Sim-evaluatie is gebleken dat het verdringingseffect door de aanwijzing van POM’s echter beperkt is. Dit komt doordat de POM’s veel kleinere monumenten bezitten die los van de voorrangspositie sowieso subsidie zouden krijgen op basis van het criterium «laagste aanvragen eerst». Als de voorrangspositie van POM’s zou worden afgeschaft, zou dit leiden tot slechts een zeer beperkt aantal extra toekenningen voor de overige eigenaren, namelijk 3,8% voor eigenaren van groene monumenten en 0,3% voor eigenaren van gebouwde monumenten.

De voordelen van de zorgvuldige en professionele omgang van POM’s vind ik zwaarder wegen dan een zeer beperkt verdringingseffect.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat de voorrangsregelingen voor werelderfgoed alleen werkbaar zijn als er voldoende budget is voor particuliere eigenaren van monumenten.

Wat geldt voor de POM’s geldt ook voor het werelderfgoed. Voor het werelderfgoed geldt een voorrangspositie vanwege de uitzonderlijke universele waarden die van belang zijn voor de wereldgemeenschap. De voorrangsregeling leidt niet tot onaanvaardbare verdringing. De huidige overvraag blijft ook zonder POM’s en Werelderfgoed in hoogte gelijk.

De leden van de CDA-fractie vragen welke mogelijkheden de Minister ziet om in beleid en subsidiëring meer rekening te houden met of maatwerk toe te passen op onrendabele monumenten, zoals kastelen, buitenplaatsen en kerken. Hoe beoordeelt de Minister bijvoorbeeld de mogelijkheid van een Sim-subsidiepercentage dat afhankelijk is van het opbrengend vermogen van het monument, zo vragen deze leden.

De vraag om onderscheid te maken in rendabele en onrendabele monumenten speelt al langer. Op hoofdlijnen is dit dus al een van de uitgangspunten van het beleid. Voor restauratie van monumenten is het principe dat voor rendabele monumenten laagrentende leningen beschikbaar zijn en voor onrendabele monumenten een subsidie. Ook is er een verschil tussen de subsidie voor woonhuizen en de subsidie voor niet-woonhuizen. Verdere differentiatie heeft grote nadelen voor de uitvoerbaarheid van de subsidieregelingen. Binnen eenzelfde categorie monumenten heb je al verschillen tussen monumenten met een groter of kleiner verdienvermogen. Een kerkgebouw bijvoorbeeld waar een aantal appartementen in gebouwd is, is rendabel. De waarde van de woningen geeft zo’n monumentaal kerkgebouw voldoende economische waarde. Hetzelfde geldt voor molens: er worden hoge bedragen betaald voor molens waar in gewoond kan worden. Molens met alleen een maalfunctie hebben niet die economische waarde en de financiële draagkracht. Elke individuele aanvraag moet dan beoordeeld worden op het verdienvermogen, maar dit is niet uitvoerbaar voor de RCE en voor eigenaren.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke mogelijkheden zij ziet om deze eigenaren/vrijwilligers te helpen bij hun taken in beheer en behoud van deze monumenten.

Ik heb enorme waardering voor het werk van alle vrijwilligers in de erfgoedsector. Om hen te ondersteunen heb ik in de beleidsbrief Erfgoed Telt verschillende maatregelen genomen. Zo heb ik via het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie projecten ondersteund die vrijwilligerswerk stimuleren en de deskundigheid van vrijwilligers bevorderen. Ook ondersteun ik erfgoedorganisaties om vrijwilligers te coachen en kennis over te dragen, bijvoorbeeld via de Erfgoedacademie. En in het programma Toekomst Religieus erfgoed wordt aandacht besteed aan de ondersteuning van vrijwilligers in het beheer en behoud van de kerken. Tenslotte heb ik ook een prijs voor het beste vrijwilligersteam in de erfgoedsector in het leven geroepen om erfgoedvrijwilligers in het zonnetje te zetten. Vorig jaar is deze prijs uitgereikt aan de vrijwilligers van Stichting Landschapsbeheer Boxmeer voor hun inzet om het Maasheggenlandschap in stand te houden.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe de evaluatie van de Sim zich verhoudt tot de conclusies en aanbevelingen van het rapport «Onderhoudsstaat en onderhoudskosten van groen erfgoed in Nederland».

Beide rapporten onderschrijven het belang van een goede instandhoudingsregeling voor het onderhoud van groene rijksmonumenten. Dat belang onderschrijf ik ook. Daarom heb ik het subsidiebudget voor groene monumenten de afgelopen jaren verhoogd (voor een nadere toelichting verwijs ik naar het antwoord op de eerdere vraag over dit rapport). In de Sim-evaluatie zijn eigenaren van groene monumenten intensief betrokken om mee te denken hoe de Sim voor hen verbeterd kan worden. Mede dankzij hun inzet zal de aanvraagprocedure voor een Sim-subsidie voor eigenaren van groene monumenten op verschillende punten verbeterd worden (met ingang van de aanvraagronde in 2023).

De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel monumenteneigenaren bij de toekenning van de Sim-subsidies in september 2021 voor de tweede keer een afwijzing hebben ontvangen. Welke categorieën monumenten betrof dit? Welk bedrag was met deze afwijzingen gemoeid? Op welke wijze kan de Minister ervoor zorgen dat deze eigenaren bij de volgende toekenningsronde niet voor de derde keer een afwijzing ontvangen? Is zij bereid hiervoor zo nodig aanvullende maatregelen te treffen, zo vragen deze leden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister ook om een nadere toelichting op het beperken van de instroom.

In 2021 hebben 45 eigenaren die in 2020 een afwijzing kregen, opnieuw een afwijzing ontvangen. In totaal betreft het een subsidievraag van circa € 11,5 miljoen. Het gaat om 3 buitenplaatsen, 2 kastelen, 13 openbare en bedrijfsgebouwen, 25 kerken en 2 verdedigingswerken.

Ik zie geen mogelijkheden binnen de huidige budgettaire kaders deze groep eigenaren in een volgende subsidieronde voorrang te geven. Zij zijn twee keer afgevallen doordat zij de hoogste subsidieaanvraag hebben ingediend. Door hen nu alsnog voorrang te verlenen worden andere eigenaren benadeeld en wordt het tekort op korte termijn alleen maar groter. Het toekennen van subsidies buiten het principe «laagste aanvragers eerst» kan immers leiden tot prijsopdrijving en dus tot een grotere groep afwijzingen.

Voor wat betreft de instroom is het mijn doel om de gevolgen ervan te beperken. Dat het Rijksvastgoedbedrijf monumenten afstoot (al dan niet in opdracht van andere departementen) is een gegeven. Door afspraken te maken met andere departementen om de druk op de Sim te verlichten, worden de effecten van deze instroom minder. En door bij aanwijzingsprogramma’s voor monumenten ook de financiële gevolgen in kaart te brengen en budget toe te voegen, is ook die instroom beheersbaarder. Dit is aan een volgend kabinet.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in te gaan op de kritiek van de FPMe dat de wederkerigheid van lusten en lasten die bij fiscale aftrek gold, bij de uitvoering van de Sim niet meer van kracht is. Deze leden herinneren de Minister in dit verband aan haar toezegging dat particuliere eigenaren er door de overgang van fiscale aftrek naar subsidie niet op achteruit mogen gaan.

Ik interpreteer het begrip «wederkerigheid van lusten en lasten» zo dat er volgens de FPMe tegenover het genot om in een monument te mogen leven en werken (de lusten) een tegemoetkoming zou moeten bestaan voor de hogere kosten van onderhoud (de lasten). Hoewel er geen recht is op subsidie of aftrek, zijn er in het gehele systeem van financiële ondersteuning van rijksmonumenten voor iedere doelgroep mogelijkheden in de vorm van subsidie of laagrentende leningen.

Overigens bood ook de fiscale aftrek geen 100% zekerheid. Aftrekposten kunnen worden afgeschaft of verlaagd worden. Als de monumentenaftrek was behouden gold inmiddels het basistarief voor alle aftrekposten waardoor de gemiddelde tegemoetkoming nog op circa 29% zou uitkomen.

Ik heb inderdaad toegezegd dat particuliere eigenaren er met de overgang van fiscale aftrek naar subsidie niet op achteruit zouden gaan. In de Woonhuisregeling, die de monumentenaftrek verving, geldt nu een subsidiepercentage van 38%. In de eerste twee jaar van de Woonhuisregeling is het budget voldoende gebleken.

Veel particuliere eigenaren van een bewoonde buitenplaats hebben sinds 2019 gekozen voor de Sim. Enkele aanvragers zijn dit jaar afgevallen; de overige hebben 60% subsidie ontvangen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in te gaan op het pleidooi om het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor molens te indexeren.

Ik begrijp dit verzoek van stichting De Hollandsche Molen. Voor de andere monumenten geldt immers de herbouwwaarde als grondslag voor de berekening van de maximale subsidiabele kosten (de maximale subsidiabele kosten zijn bepaald op 3% van de herbouwwaarde). Wanneer de herbouwwaarde van vastgoed stijgt, telt dat door in de hoogte van de maximale subsidiabele kosten. Molens hebben in dit stelsel geen herbouwwaarde, dus het verzoek om het maximumbedrag aan subsidiabele kosten voor molens te indexeren, is begrijpelijk. Wanneer ik de maximale subsidiabele kosten voor molens laat stijgen van de huidige 60.000 naar 70.000 euro, kost dat circa 1,3 miljoen per jaar voor de Sim. Ik wil deze indexering nu niet doorvoeren. Het indexeren van de subsidiabele kosten voor molens heeft immers ook weer gevolgen voor de andere onderdelen binnen de Sim. Indien in de toekomst de druk op de Sim minder is, kan worden overwogen om deze indexering wel door te voeren.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op welke wijze zij het tekort aan budget voor de Sim wil bestrijden. In de bij de brief gevoegde tabel geeft de Minister aan te zoeken naar extra middelen. Wat is de stand van zaken, zo vragen deze leden. Hoe beoordeelt de Minister de vrees van de FIM dat zij het draagvlak onder monumenteneigenaren verliest, met als effect dat het door overheid en monumenteigenaren zo zorgvuldig opgebouwde monumentenbestel wordt uitgehold? Onderkent de Minister de consequentie dat de restauratieachterstanden zullen oplopen doordat er minder onderhoud gepleegd gaat worden, zo vragen deze leden.

Ik ben het met de FIM eens dat de Sim een cruciaal onderdeel is van het bestel. Ik constateer ook dat de Sim een succes is. Veel eigenaren willen er gebruik van maken en uit het rapport van Dialogic blijkt grote waardering voor het principe van de Sim. Ik wil ook opmerken dat in Europa deze regeling uniek is.

Ik kan het tekort vanuit mijn begroting niet bestrijden. Ik kan wel maatregelen nemen om de groei van de subsidiebehoefte beter beheersbaar te maken. En ik kan factoren als prijsstijgingen opvangen via de prijscompensatie. Om te voorkomen dat bepaalde monumenten uiteindelijk een (duurdere) restauratie behoeven, is onderhoud van wezenlijk belang. Het huidige budget is niet toereikend om alle aanvragen ieder jaar te kunnen inwilligen. Een afweging om meer budget beschikbaar te stellen voor de Sim is echter aan een volgend kabinet.

Minder onderhoud kan inderdaad op termijn leiden tot een nieuwe restauratiebehoefte. De staat waarin de monumenten nu verkeren is voor het grootste deel goed maar onderhoud is en blijft essentieel.

De leden van de CDA-fractie vragen op welke termijn de Minister het door haar aangekondigde gesprek aan met organisaties, overheden, deskundigen en zo veel mogelijk eigenaren, om te onderzoeken hoe we de middelen kunnen inzetten waar die het meest nodig zijn en waar die een eigenaar optimaal ondersteunen? Welke aanpassingen heeft de Minister zelf voor ogen om de Sim-regeling beheersbaar te maken op langere termijn, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Er zijn verschillende aanpassingen mogelijk om de Sim beter beheersbaar te maken. Hierboven heb ik enkele opties geschetst. Ik heb hierover gesproken met enkele organisaties en overheden. Voor hen is het belangrijk dat kwetsbare monumenten en eigenaren zo veel mogelijk worden ontzien en deze organisaties zijn van mening dat het budget van de Sim fors verhoogd moet worden.

Antwoord op de inbreng van de leden van de CU-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan ingaan op de zorgen vanuit de monumentenwereld en de notie dat de basis van het bestel wankelt door het structurele tekort. Hoe wil de Minister draagvlak onder monumenteneigenaren houden voor de Sim als er steeds meer druk komt op de regeling? Heeft de Minister aanpassingen voor ogen om de Sim-regeling beheersbaar te maken op langere termijn? Hoe wil de Minister zorgen dat de beheersmaatregelen eerlijk zijn ten opzichte van de meest kwetsbare monumenten en monumenteigenaren, zo vragen deze leden.

Ik ben het ermee eens dat de Sim een cruciaal onderdeel is van het bestel. Veel eigenaren willen er gebruik van maken. Uit het rapport van Dialogic blijkt bovendien een grote waardering van de sector en eigenaren voor het principe van de Sim. Gelukkig is het zo dat de meeste aanvragen gehonoreerd kunnen worden.

Om de Sim op zowel de korte als de lange termijn beheersbaar te maken zie ik een aantal opties voor me. Hierboven heb ik deze opties toegelicht. Het gaat dan om het verlagen van het subsidiepercentage voor eigenaren die onderhoudskosten kunnen aftrekken van de Vennootschapsbelasting. Met zo’n maatregel ontzie ik de meest kwetsbare monumenten en eigenaren. Ook wil ik de gevolgen van de instroom beperken door in principe alleen nieuwe aanwijzingsprogramma’s te maken wanneer er een aanvullend budget voor de Sim bij beschikbaar komt.

Geen enkele maatregel kan het budgettaire knelpunt van de Sim volledig oplossen. Als de overvraag moet worden opgevangen is er aanvullend budget nodig. Dat is aan een volgend kabinet.

De leden van de CU-fractie vragen tevens of de Minister de mening deelt dat eigenaren van rijksmonumenten die enerzijds worden geconfronteerd met beperkingen in het eigendomsrecht, anderzijds moeten worden gecompenseerd voor (hogere) uitgaven voor de instandhouding als gevolg van die aanwijzing.

De aanwijzing als rijksmonument leidt niet tot een recht op compensatie voor (hogere) uitgaven. Wel is het rijksbeleid al decennia lang erop gericht dat eigenaren van rijksmonumenten een tegemoetkoming kunnen aanvragen in de meerkosten van onderhoud of restauratie van het monument. De vorm van tegemoetkoming of de hoogte ervan, hangt af van verschillende factoren. Iedere eigenaar komt in principe in aanmerking voor een laagrentende lening van het Nationaal Restauratiefonds. Ook stel ik de Sim en de Woonhuisregeling ter beschikking. Maatregelen om de Sim beheersbaar te maken zijn erop gericht om zoveel mogelijk eigenaren te kunnen blijven ondersteunen bij het behoud en beheer van hun monument.

De leden van de CU-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de (kwaliteit van de) instandhouding van de 188 rijksmonumenten, waarvan de Sim-aanvraag dit jaar is afgewezen. Wil de Minister zich inspannen om extra middelen vrij te maken om de overvraag voor 2021 te compenseren? De leden vragen welke plannen zij heeft om de Sim-aanvraagronde 2022 beter te faciliteren en minder aanvragen af te hoeven wijzen om budgettaire redenen.

De leden van de CU-fractie vragen de Minister of zij zich ten volle wil inzetten voor het behoud van de Sim en het verstevigen van de Sim door het structurele knelpunt van financiële tekorten te agenderen voor haar opvolger en het nieuwe kabinet.

De monumenten waarvoor een Sim-aanvraag wordt ingediend, verkeren over het algemeen in goede tot redelijke staat. De Sim is een instandhoudingsregeling en geen restauratieregeling. Een afwijzing zal niet direct leiden tot grote schade. Langdurig uitstel van onderhoud moet wel voorkomen worden.

Ik heb binnen mijn begroting per 2021 structureel € 4 miljoen extra aan de Sim toegevoegd.

Ik wil met enkele maatregelen, zoals hierboven beschreven, de druk in 2022 op de Sim verlagen. Het zal echter binnen het huidige budget van de Sim en de huidige opzet van de regeling niet mogelijk zijn een forse overvraag te voorkomen.

Uiteraard zal ik de knelpunten van de Sim en mogelijke oplossingen aan mijn opvolger meegeven.

Antwoord op de inbreng van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de Minister contact heeft gehad met de partijen die zich inzetten voor kwaliteitszorg en waarom bijvoorbeeld het stimuleren van de inzet van gecertificeerde bedrijven niet duidelijk een plek heeft gekregen.

Kwaliteit van uitvoering is van groot belang. Ik ondersteun daartoe onder meer de sector bij de ontwikkeling en het onderhoud van de uitvoeringsrichtlijnen voor restauratie via de ERM. In de evaluatie van de Sim is de uitvoeringskwaliteit nadrukkelijk aan de orde geweest in de gesprekken die Dialogic met alle geledingen van de sector heeft gevoerd. Uit de evaluatie blijkt dat er in de monumentensector een breed draagvlak is voor kwaliteitszorg en de bevordering daarvan, zonder dit verder te juridificeren. In mijn beleidsreactie heb ik aangegeven in te blijven zetten op kwaliteitszorg door de kennis en expertise van de RCE nog meer in te zetten in één op één contact met eigenaren. In deze contacten worden eigenaren gestimuleerd om meer aandacht te besteden aan de kwaliteit van de werkzaamheden. Daarnaast heb ik geïnvesteerd in opleidingen en vakmanschap.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe deze route tot een substantiëlere verspreiding van de kennis van de RCE kan leiden indien het personeelsbestand niet aanmerkelijk wordt vergroot. Deze leden vragen waarom niet actiever wordt ingezet op het vergroten van de expertise bij decentrale overheden.

Het stelsel voor het gebouwd erfgoed is sinds de decentralisatie in 1988 gebaseerd op gezamenlijke verantwoordelijkheden voor onder meer eigenaren, decentrale overheden en de rijksoverheid. Sinds die tijd wordt continu geïnvesteerd in de verspreiding van kennis vanuit de RCE naar beide partijen.

De positie van de eigenaar kan nog verder worden verstevigd zodat deze de rol van opdrachtgever voor onderhoudswerkzaamheden en restauraties goed kan vervullen. Onder andere door de Woonhuisregeling vinden meer een-op-een contacten tussen RCE en eigenaren plaats en zijn de bestaande informatiekanalen naar eigenaren uitgebreid. Dat contact, dat toch al plaatsvindt, kan worden gebruikt om de eigenaar van relevante kennis te voorzien. De RCE zal het plan- en verantwoordingsproces met meer gesprekken op locatie inrichten, vooral voor de meer omvangrijke werkzaamheden waar specialistische kennis gewenst is. Daarnaast breid ik de capaciteit van de RCE specifiek voor dit doel uit met een extra fte waardoor naar verwachting circa 300 extra adviesgesprekken per jaar mogelijk zijn.

Voor de eigenaar is de gemeente in veel gevallen het eerste aanspreekpunt als vergunningverlener en toezichthouder. Ik ben het met de SGP-fractie eens dat het daarom belangrijk is dat de gemeenten als bevoegd gezag, goed geëquipeerd zijn. Daarom ondersteunt de RCE gemeenten nu al middels specifieke programma’s inclusief kennisdeling, pilotprojecten, voorlichting en best practices. Ook de provincie heeft steunpunten beschikbaar voor advies. Diverse evaluaties, monitors en enquêtes geven een beeld van hoe het stelsel functioneert. In 2022 komt hierover meer informatie in het kader van de evaluatie van de Erfgoedwet, een nieuwe erfgoedbalans en een beleidsdoorlichting bij. Op basis daarvan kan ik kijken of verdere ondersteuning van de decentrale overheden nodig is.

De leden van de SGP-fractie vragen op welke manier kan voorkomen worden dat aanwijzingen als werelderfgoed tot verdere achterstelling van andere monumenten leiden.

De aanwijzing als werelderfgoed is een internationale erkenning dat deze monumenten uitzonderlijke universele waarden bezitten die van belang zijn voor de wereldgemeenschap. De aanwijzing als werelderfgoed is een erkenning om trots op te zijn, maar brengt ook de plicht met zich mee om dit werelderfgoed in stand te houden. Vanwege dit mondiale belang vind ik de voorrangspositie voor werelderfgoederen in de Sim gerechtvaardigd.

Het verdringingseffect door de voorrangspositie van werelderfgoederen is overigens gering.

Een werelderfgoed bestaat soms uit vele monumenten. Veel daarvan zijn al jaren opgenomen in het rijksmonumentenregister en maken vaak al jaren gebruik van de Sim. De aanwijzing tot werelderfgoed verandert daar niets aan. Alleen bij grote monumenten in een werelderfgoed kan er sprake zijn van een verdringingseffect, omdat zij zonder de voorrangspositie vanwege de hoogte van de subsidieaanvraag wellicht niet in aanmerking zouden komen voor subsidie. De twee grootste monumenten, die ook al jaren op de werelderfgoedlijst staan, zijn het Woudagemaal en de Van Nellefabriek. De recente aanwijzingen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Koloniën van Weldadigheid betreffen vooral kleinere rijksmonumenten die ook zonder de status van werelderfgoed Sim-subsidie zouden krijgen.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister het perspectief wil schetsen van de eigenaren die wegens het bereiken van het plafond geen subsidie hebben gekregen. Welke zekerheid hebben zij de komende jaren om hun monumenten te kunnen onderhouden? Deze leden vragen of een eenmalige intensivering in verband met grote monumenten bovendien niet noodzakelijk is om de 4 miljoen extra structureel vrucht te laten dragen en achterstanden weg te werken.

Eigenaren waarvan de subsidieaanvraag is afgewezen hebben de mogelijkheid om het jaar erop een nieuwe subsidieaanvraag in te dienen. Zij kunnen het gevraagde subsidiebedrag zodanig verlagen, dat ze subsidie kunnen ontvangen voor tenminste een deel van de onderhoudswerkzaamheden die moeten worden uitgevoerd.

Zoals ik hierboven al heb geschetst zijn binnen de huidige opzet van de subsidieregeling budgetverhogingen, eventueel in combinatie met (generieke) maatregelen om de druk op het Sim-budget te verminderen, van belang om ook de eigenaren van grote monumenten zicht te bieden op voldoende financiële ondersteuning vanuit het Rijk voor de instandhouding van hun rijksmonument. Een keuze hiertoe is aan een volgend kabinet.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister reageert op de belofte dat eigenaren door invoering van subsidie niet nadelig af zouden zijn en op welke manier wordt ervoor gezorgd dat de eerdere toezegging gestand wordt gedaan en zekerheid wordt geboden.

Ik heb inderdaad toegezegd dat particuliere eigenaren er met de overgang van fiscale aftrek naar subsidie niet op achteruit zouden gaan. In de Woonhuisregeling, die de monumentenaftrek verving, geldt nu een subsidiepercentage van 38%. In de eerste twee jaar van de Woonhuisregeling is het budget voldoende gebleken. Overigens bood ook de fiscale aftrek geen 100% zekerheid. Als de monumentenaftrek was behouden gold inmiddels het basistarief voor alle aftrekposten waardoor de gemiddelde tegemoetkoming op circa 29% zou uitkomen.

Veel particuliere eigenaren van een bewoonde buitenplaats hebben sinds 2019 gekozen voor de Sim. Enkele aanvragers zijn dit jaar afgevallen; de overige hebben 60% subsidie ontvangen. Alles met elkaar zijn er begin september 2021 voor 1690 rijksmonumenten subsidies verstrekt en is de aanvraag voor 188 rijksmonumenten afgewezen omdat het subsidieplafond bereikt was.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister wil toelichten waarom naast de pastorieën niet ook de aanbeveling wordt overgenomen om woonhuizen van kleine stadsherstellen toe te laten, mits deze geen andere mogelijkheden voor subsidie hebben.

Omdat de kleine stadsherstelorganisaties via de Vennootschapsbelasting al een mogelijkheid hebben voor een tegemoetkoming of kunnen de meerkosten van de instandhouding gedekt worden uit (hogere) huurinkomsten. Voor een uitgebreide toelichting op dit antwoord verwijs ik u naar de beantwoording van de vraag van het CDA.


X Noot
1

Kamerstuk 32 156, nr. 81

X Noot
2

Kamerstuk 32 156, 110, p. 2

X Noot
3

Kamerstuk 32 156, 110, p. 2

X Noot
4

Kamerstuk 32 156, 110, p. 2

X Noot
5

Kamerstuk 32 156, 110, p. 3

X Noot
6

UNESCO: United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

X Noot
7

Kamerstuk 35 000 VIII, nr. 100

X Noot
8

Kamerstuk 32 156, 110, p. 5

X Noot
9

Kamerstuk 32 156, 110, p. 8

Naar boven