32 144 Herziening Wet arbeid vreemdelingen

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2011

In de motie van het lid Van Hijum c.s. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 144, nr. 8) wordt de regering verzocht om het voor illegaal in Nederland verblijvende jongeren mogelijk te maken een vorm van stage te volgen en de beroepsopleiding met een reguliere kwalificatie af te ronden. Naar aanleiding van deze motie bericht ik u, mede namens de minister van OC&W, als volgt.

Praktijkonderwijs in de vorm van het lopen van stage in het bedrijfsleven is een vorm van arbeid. Voor het lopen van stage is daarom een tewerkstellingsvergunning nodig op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV). Het is op grond van de Wav echter niet mogelijk een tewerkstellingsvergunning af te geven voor iemand die niet legaal in Nederland verblijft. Aanpassing van de Wav zou in strijd zijn met de geest van het regeerakkoord waarin staat dat illegaal verblijf strafbaar moet worden gesteld. Het kabinet heeft een daartoe strekkend wetsvoorstel voor advisering aan de Raad van State aangeboden. Hiermee is het niet te verenigen dat illegaal in Nederland verblijvende kinderen op legale wijze arbeid mogen verrichten.

Het kabinet heeft overwogen of aan de stageverplichting kan worden voldaan door het volgen van een praktijksimulatie binnen de onderwijsinstelling. Los van het feit dat dit praktisch niet mogelijk is – het gaat om een groot aantal opleidingen en scholen hebben niet de mogelijkheden om simulaties in de volle breedte en diepte vorm te geven – zou een dergelijk alternatief afbreuk doen aan het wezen van het beroepsonderwijs. Tijdens de stageperiode dient het onderricht in de praktijk van het beroep centraal te staan, mede met het oog op een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Dit kan niet worden bereikt door middel van leervormen binnen de onderwijsinstelling.

Om toch een bewijs van genoten onderwijs te verkrijgen voor deze leerlingen zal het kabinet een beroep doen op de onderwijsinstellingen om een schoolverklaring af te geven, als zij het theoretische onderdeel van de opleiding hebben afgerond.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Naar boven