32 140 Herziening Belastingstelsel

Nr. 70 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 mei 2020

Uw Kamer heeft mij gevraagd om een reactie op de brief van A. M. over inkomensongelijkheid door het belastingstelsel. In de brief wordt gerefereerd aan het artikel van de heer Metten uit de ESB: «Statistische keuzes vegen helft inkomensongelijkheid onder het tapijt». In dit artikel wordt beargumenteerd dat de inkomensongelijkheid wordt onderschat en het belastingstelsel de inkomensongelijkheid niet vermindert. Hierover heb ik ook recent Kamervragen van de leden Snels en Leijten beantwoord.1 2 In deze beantwoording ga ik ook uitgebreider op het artikel in.

In de brief wordt verder aangeven dat de oorzaken van deze conclusies zijn dat inkomensbestedingen aan rentebetalingen en inkomen uit vermogenswinsten niet meetellen in de traditionele ongelijkheidsplaatjes, de niet meegetelde bronnen van inkomen niet worden belast en de belastingen op consumptie regressief zijn. De brief sluit af met de boodschap dat de Kamer en regering zich moeten buigen over hoe progressiviteit in het belastingstelsel kan worden hersteld.

Ik onderschrijf de conclusie van het artikel en de brief dat vermogens ongelijker verdeeld zijn dan inkomens. Aan de berekeningen over de belastingdruk incl. vermogens gaan echter een aantal assumpties vooraf die ik niet allemaal kan onderschrijven.3 Daarnaast heeft het artikel kritiek op de keuzes die worden gemaakt in het meten van inkomen en vermogen. Dit volgt uit statistische conventies die in internationaal verband worden vastgesteld, om eenduidigheid en daarmee vergelijkbaarheid te borgen. Dit gebeurt onder meer in VN- en OESO-verband. Het CBS, dat als onafhankelijk instituut verantwoordelijk is voor de Nederlandse statistieken, heeft een goede motivering voor de keuzes die worden gemaakt. Daarmee deel ik de kritiek uit het artikel niet. Verder geef ik ook in de antwoorden op de Kamervragen aan dat er voor het effect van indirecte belastingen beter naar de bestedingen dan naar het inkomen kan worden gekeken. Hierdoor – en vanwege de eerder genoemde assumpties – herken ik ook niet het beeld dat er in Nederland sprake is van een regressief belastingstelsel. Het kabinet is ook van mening dat het huidige belastingstelsel een evenwichtige lastenverdeling bevat. Wel is het natuurlijk zo dat de indirecte belastingen niet dezelfde mate van progressiviteit hebben als directe belastingen.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2078

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2435

X Noot
3

Zie hiervoor ook de beantwoording van de genoemde Kamervragen

Naar boven