32 138 Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

Nr. 45 VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT 1 VAN C.C. TE L. 2 BETREFFENDE VERZOEK TERUGGAVE OMZETBELASTING

Vastgesteld20 mei 2010

Klacht

Verzoeker klaagt dat de Belastingdienst ten onrechte zijn verzoek tot teruggave van omzetbelasting heeft afgewezen.

Feiten

Verzoeker heeft omzetbelasting afgedragen over 2004 en 2005. Op 16 oktober 2009 heeft hij een verbeterde aangifte omzetbelasting ingediend en heeft ambtshalve teruggave omzetbelasting gevraagd over het derde en vierde kwartaal 2004 en over het jaar 2005. Omdat het verzoek niet tijdig binnen zes weken na indiening van de aangiften was ingediend, heeft de inspecteur van de Belastingdienst hem niet ontvankelijk verklaard in zijn bezwaarschrift maar heeft zijn verzoek beoordeeld als verzoek om ambtshalve herziening. Het verzoek is op 6 november 2009 afgewezen. Op 26 maart 2007 heeft de rechtbank een uitspraak gedaan dat voor chiropractie verrichte diensten vallen onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel g van de Wet op de omzetbelasting 1968. Deze uitspraak heeft de nadruk gekregen in het besluit van de staatssecretaris van 28 februari 2008.

Overwegingen

Verzoeker voert aan dat de inspecteur van de Belastingdienst zijn verzoek ten onrechte heeft afgewezen omdat het is ingediend binnen de termijn van vijf jaar gedurende welke de inspecteur een teruggave aan belanghebbende verleent als deze daarvoor in aanmerking komt. Verzoeker is van mening dat hij hiervoor in aanmerking komt omdat chiropractoren een beroep kunnen doen op de vrijstelling blijkens voornoemde uitspraak van de rechtbank.

De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat chiropractoren tot de uitspraak van de rechtbank geen beroep konden doen op de bovengenoemde vrijstelling. De afdracht op aangiften over de tijdvakken in 2004 en over 2005 was voor de datum van de uitspraak van de rechtbanken onherroepelijk komen vast te staan en had daardoor kracht van gewijsde gekregen. In het besluit van 10 december 2009 is bepaald dat jurisprudentie niet leidt tot ambtshalve vermindering als de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan vóór de datum van arrest of uitspraak.

Oordeel van de commissie3

Niet gebleken is dat de inspecteur van de Belastingdienst onzorgvuldig heeft gehandeld. Het beleid op het gebied van ambtshalve verminderen en teruggeven is toegepast overeenkomstig de besluiten van de staatssecretaris van Financiën.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie,

Remkes

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

XNoot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

XNoot
3

De commissie bestaat uit de leden: Remkes (VVD) voorzitter, Van Gent (GL), Depla (PvdA), Jager (CDA) ondervoorzitter, Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Luijben (SP) Anker (CU) en P. Linhard (PvdA) en de plaatsvervangende leden Azough (GL), Blok (VVD), Cörüz (CDA), Neppérus (VVD) en Blanksma-van den Heuvel (CDA).

Naar boven