nr. 17
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN L.C.C.
TE A. 2 BETREFFENDE UITSTEL VAN BETALING
VOOR EEN BELASTINGSCHULD
Vastgesteld 10 december 2009
Klacht
De besloten vennootschappen L.C.C. en N-J te A., hierna verzoekster, zijn
van mening dat de Belastingdienst ten onrechte geen uitstel van betaling voor
een belastingschuld heeft gegeven en haar verzoek onvoldoende gemotiveerd
heeft afgewezen.
Feiten
Verzoekster heeft sinds eind februari 2008 openstaande aanslagen loonbelasting
en omzetbelasting van € 230 000 exclusief rente en vervolgingskosten.
De eerste belastingschuld, een naheffingsaanslag loonheffing, dateert van
24 mei 2005. Voor de belastingschuld heeft verzoekster gevraagd om een
betalingsregeling. Zij heeft als bijzondere omstandigheid aangevoerd dat de
orderportefeuille positieve indicaties bevat en dat producenten bij twee projecten
een aanbetaling zullen doen dan wel dat lopende collecties zullen worden betaald.
Om de kosten te drukken heeft verzoekster personeel ontslagen.
De ontvanger der belastingen heeft het verzoek ook na herbeoordeling afgewezen.
De redenen waren dat de aangeboden zekerheid onvoldoende was, dat voor het
grootste deel van de belastingschuld de looptijd van twaalf maanden zou zijn
verstreken op het ogenblik dat verzoekster dacht te kunnen betalen en de betalingsproblemen
van verzoekster structureel zijn omdat de belastingschuld toeneemt en de openstaande
schuld niet wordt afgelost. Het beroepschrift tegen de beslissing is ook afgewezen
door de directeur van de eenheid van de Belastingdienst.
Overwegingen
Verzoekster voert aan dat haar verzoek om uitstel van betaling ten onrechte
is afgewezen omdat zij weliswaar geen volledige zekerheid kan stellen maar
wel inkomsten uit de lopende orderportefeuille dan wel een herfinanciering
verwacht. Bovendien is voor de laatste belastingaanslag de twaalf maandentermijn
nog niet overschreden. Bij de behandeling van het verzoek tot
uitstel van betaling zijn de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden.
De staatssecretaris van Financiën stelt dat volgens vast beleid aan
een onderneming geen uitstel van betaling voor een belastingschuld wordt verleend
omdat dit concurrentieverstorend werkt en omdat het ondernemersrisico zou
worden gedragen door de Belastingdienst. Voor het toestaan van een betalingsregeling
wordt voldoende zekerheid gevraagd; deze moet gelijk zijn aan de belastingschuld.
Verzoekster kan geen volledige zekerheid geven. De duur van de betalingsregeling
mag niet langer zijn dan twaalf maanden. Als verzoekster denkt te kunnen betalen,
zou voor vrijwel de hele belastingschuld de maximaal toe te stane looptijd
zijn overschreden. Verzoekster voldoet dus niet aan de voorwaarden voor het
verlenen van uitstel van betaling. Bijzondere omstandigheden die een ander
standpunt rechtvaardigen zijn niet aangetoond. Ook nieuwe fiscale schulden
worden niet afgelost zodat de belastingschuld blijft toenemen.
De betalingsproblemen van verzoekster doen zich al voor sinds begin 2008
zodat zij niet in aanmerking komt voor de soepelere betalingsregeling wegens
de economische crisis.
De beroepsgang binnen de Belastingdienst bij de directeur voor een afwijzing
van een verzoek tot uitstel van betaling is bij de totstandkoming van de Invorderingswet
door de Kamer goedgekeurd. Bovendien is een civiele rechtsgang mogelijk.
Oordeel van de commissie1
Het is niet gebleken dat de Belastingdienst het voorstel van verzoekster
onzorgvuldig heeft behandeld of onvoldoende heeft gemotiveerd. De afwijzing
van het voorstel is in overeenstemming met het vaste beleid voor het verlenen
van uitstel dat is neergelegd in de Leidraad Invordering 2008. Verzoekster
heeft geen omstandigheden aangevoerd die het zouden kunnen rechtvaardigen
om van dit beleid af te wijken. Evenmin heeft zij kunnen aantonen dat de afwijzing
niet voldoende is gemotiveerd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie,
Remkes
De griffier van de commissie,
De Gier
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.
XNoot
1De commissie bestaat uit de leden: Remkes (VVD) voorzitter, Van Gent (GL),
Depla (PvdA), Jager (CDA) ondervoorzitter, Dezentjé Hamming (VVD),
Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Luijben (SP) Anker (CU) en P. Linhard (PvdA)
en de plaatsvervangende leden Azough (GL), Blok (VVD), Cörüz (CDA),
Neppérus (VVD) en Blanksma-van den Heuvel (CDA).