nr. 15
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN B.
O. TE A.2 BETREFFENDE FISCALE AFTREKBAARHEID OPLEIDINGSKOSTEN
Vastgesteld 10 december 2009
Klacht
Verzoeker klaagt dat hij de kosten voor zijn opleiding tot verkeersvlieger
niet geheel in aftrek mocht brengen in zijn aangiften inkomstenbelasting.
Feiten
Verzoeker begon in 1999 met de opleiding tot verkeersvlieger; in 2002
heeft hij de opleiding afgerond en een aanvullende opleiding gevolgd die in
2003 is afgerond. Voor zijn opleiding heeft verzoeker een lening afgesloten.
Bij de aangifte inkomstenbelasting voor 2005 heeft hij de kosten van de hele
opleiding grotendeels afgetrokken en het restant bij de aangifte over 2006.
Deze aftrek heeft de Belastingdienst niet geaccepteerd omdat studiekosten
volgens het kasstelsel alleen in aanmerking komen voor aftrek in het jaar
waarin zij zijn betaald of verrekend. Met de aftrek van de kosten kon verzoeker
niet verder teruggaan dan vijf jaar zodat hij de studiekosten niet in aftrek
kon brengen over de jaren 1999, 2000 en 2001.
Overwegingen
Verzoeker voert aan dat hij een aanzienlijk bedrag aan studiekosten niet
meer in aftrek kon brengen bij zijn aangifte inkomstenbelasting wat hij als
onrechtvaardig ervaart. Hij vraagt om de termijn waarbinnen aangifte kan worden
gedaan van vijf te verlengen tot tien jaar.
De staatssecretaris voert aan dat de Belastingdienst terecht heeft vastgesteld
dat een verzoek tot ambtshalve vermindering binnen vijf jaar moet worden gedaan.
Dat was om die reden in 2007 niet meer mogelijk over de jaren 1999 en 2000.
Over het jaar 2001 heeft verzoeker geen aangifte gedaan; in verband met de
wettelijke termijn van vijf jaar voor het indienen van het aangiftebiljet
is het indienen van een aangifte over 2001 niet meer mogelijk.
De hardheidsclausule kan niet worden toegepast omdat de wetgever bewust
heeft bepaald dat persoonsgebonden aftrekposten als studiekosten
in aftrek moeten worden gebracht in het jaar waarin zij zijn betaald. Ook
voor het doen van aangiften en het indienen van een bezwaarschrift heeft de
wetgever bewust termijnen gesteld.
Oordeel van de commissie1
Niet gebleken is dat de Belastingdienst onzorgvuldig heeft gehandeld omdat
hij heeft gehandeld overeenkomstig de bestaande wet- en regelgeving.
De staatssecretaris heeft terecht geen toepassing gegeven aan de hardheidsclausule.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie,
Remkes
De griffier van de commissie,
De Gier
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.
XNoot
1De commissie bestaat uit de leden: Remkes (VVD) voorzitter, Van Gent (GL),
Depla (PvdA), Jager (CDA) ondervoorzitter, Dezentjé Hamming (VVD),
Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Luijben (SP) Anker (CU) en P. Linhard (PvdA)
en de plaatsvervangende leden Azough (GL), Blok (VVD), Cörüz (CDA),
Neppérus (VVD) en Blanksma-van den Heuvel (CDA).