32 138
Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

nr. 12
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN W.T. TE H.2 BETREFFENDE VERMINDERING AANSLAGEN INKOMSTENBELASTING

Vastgesteld 12 november 2009

Klacht

Verzoeker klaagt dat zijn verzoek tot ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting/premieheffing met teveel betaalde loonheffing niet is ingewilligd.

Feiten

Verzoeker heeft van 1983 tot 1996 een uitkering ontvangen volgens de Rijksgroepregeling Werkloze Werknemers (RWW). De uitkering werd voortgezet vanaf 1 april 1996 onder toepassing van de Nieuwe Algemene Bijstandswet. De uitkering is vanaf 1 augustus 1992 ingetrokken omdat verzoeker niet langer als een werkloze werknemer in de zin van de RWW kon worden aangemerkt omdat hij werkzaamheden als zelfstandige voor zijn assurantiebemiddelingsbedrijf verrichtte. Hiervoor heeft hij ook zelfstandigenaftrek genoten. Verzoeker heeft niet voldaan aan zijn inlichtingenplicht over zijn werkzaamheden, de inkomsten daaruit en zijn vermogen. De gemeente heeft de ten onrechte ontvangen uitkeringen over de periode 1992 tot en met 1997 teruggevorderd. Verzoeker heeft dit bedrag in drie termijnen terugbetaald in 1997 en 2000. Verzoeker heeft de terugbetalingen niet verwerkt als negatief loon in zijn belastingaangiften zodat hij teveel loonheffing heeft betaald. In 2008 heeft verzoeker aan de Belastingdienst gevraagd om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting van 1992 tot en met 1997. Op 12 juni 2008 heeft de Belastingdienst het verzoek afgewezen omdat de termijn van vijf jaar voor een verzoek om ambtshalve vermindering was verstreken.

De Centrale Raad van Beroep heeft in hoger beroep van verzoeker de uitspraak van de rechtbank tot terugvordering door de gemeente van de uitkeringen op 1 juli 2003 bevestigd.

Overwegingen

Verzoeker voert aan dat hij de Belastingdienst heeft verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslagen inkomstenbelasting/premieheffing 1997 en 2000 omdat hij de terugbetaalde uitkeringen niet als negatief loon in de aangiften heeft verwerkt.

De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat ingevolge het besluit van 25 maart 1991 met voorschriften inzake het ambtshalve verlenen van verminderingen of teruggaven de termijn voor een verzoek om ambtshalve vermindering inkomstenbelasting/premieheffing vijf jaar is. Omdat verzoeker zijn verzoek in 2008 heeft gedaan, is de termijn overschreden zodat de ambtshalve vermindering niet is verleend. Deze termijn kan worden verlengd met vijf jaar in specifieke gevallen. Er is niet gebleken van omstandigheden die wijzen op een vergissing van de belastingplichtige die de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had moeten zijn.

Ook de hardheidsclausule is niet van toepassing omdat geen sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Daarvoor is nodig dat de wetgever het gevolg had voorkomen als hij dat gevolg bij de totstandkoming van de wet had voorzien.

Oordeel van de commissie1

Niet is gebleken dat de Belastingdienst onbehoorlijk heeft gehandeld door het verzoek om ambtshalve vermindering van de belastingaanslagen af te wijzen. Hij heeft gehandeld overeenkomstig de wet- en regelgeving. De termijn waarbinnen een belastingplichtige aanspraak kan maken op het ambtshalve verlenen van de vermindering of teruggave van belasting is afgestemd op de termijn van navordering in artikel 16 derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Bij de beoordeling of deze vijfjaarstermijn al dan niet wordt overschreden, wordt uitgegaan van het jaar waarin het negatief inkomen zich voordeed. Bepalend is het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan; verzoeker heeft deze termijn ruimschoots overschreden.

De staatssecretaris kan worden gevolgd in zijn standpunt dat geen beroep kan worden gedaan op de hardheidsclausule.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie,

Remkes

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

XNoot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

XNoot
1

De commissie bestaat uit de leden: Remkes (VVD) voorzitter, Van Gent (GL), Depla (PvdA), Jager (CDA) ondervoorzitter, Dezentjé Hamming (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Luijben (SP) Anker (CU) en P. Linhard (PvdA) en de plaatsvervangende leden Azough (GL), Blok (VVD), Cörüz (CDA), Van Miltenburg (VVD) en Blanksma-van den Heuvel (CDA).

Naar boven