32 137
Vaststelling en invoering van Boek 10 (Internationaal privaatrecht) van het Burgerlijk Wetboek (Vaststellings- en Invoeringswet Boek 10 Burgerlijk Wetboek)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 maart 2010

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. In artikel 29 lid 1, onder d, wordt de punt aan het slot vervangen door een puntkomma.

b. In artikel 37 wordt na «artikel 36» ingevoegd: van dit Boek

c. In artikel 38 wordt na «artikel 35» en na «artikel 36» telkens ingevoegd: van dit Boek

d. In artikel 69 wordt na «De artikelen 67 en 68» ingevoegd: van dit Boek

e. In artikel 101 wordt «Artikel 100 leden 1, onderdelen b en c» vervangen door:

Artikel 100 leden 1, onder b en c.

f. Aan artikel 159 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot door een komma, een zinsnede toegevoegd, luidende: met dien verstande dat op verbintenissen voortvloeiend uit de uitoefening van Nederlands openbaar gezag Nederlands recht van toepassing is.

2. Na artikel IV wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IVA

Indien het op 7 mei 2003 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) tot wet wordt verheven en in werking treedt, vervallen de artikelen 49 en 83.

Toelichting

1. De in het eerste onderdeel onder a tot en met e voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op technische aanpassingen van ondergeschikte aard.

Het eerste onderdeel onder f heeft betrekking op verbintenissen die voortvloeien uit de uitoefening van Nederlands openbaar gezag. De Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II) is blijkens artikel 1, eerste lid, niet van toepassing op onder meer «de aansprakelijkheid van de staat wegens een handeling of nalaten in de uitoefening van het openbaar gezag (acta iure imperii)». In het oorspronkelijk voorgestelde artikel 159 van Boek 10 BW wordt verordening «Rome II» – onverplicht – van overeenkomstige toepassing verklaard op verbintenissen uit onrechtmatige daad die buiten het toepassingsgebied van «Rome II» vallen.

Voorgesteld wordt deze onverplichte uitbreiding van de toepassing van de verordening «Rome II» in die zin te beperken dat op verbintenissen die voortvloeien uit het op onrechtmatige wijze uitoefenen van Nederlands openbaar gezag, de verordening «Rome II» niet overeenkomstig wordt toegepast, maar steeds Nederlands recht van toepassing is. Aan dit voorstel ligt ten grondslag dat de uitoefening van overheidsgezag bij uitstek een terrein is dat is overgelaten aan de soevereiniteit van de staat om wiens overheidsgezag het gaat. Daarbij past niet dat vreemd recht zou moeten worden toegepast op de vraag of bij de uitoefening van dat gezag sprake is van onrechtmatig handelen en, zo ja, in hoeverre dit tot aansprakelijkheid leidt. Overigens zou in de meeste gevallen ook op grond van artikel 3 van de Wet conflictenrecht onrechtmatige daad Nederlands recht toepasselijk zijn op de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van de uitoefening van Nederlands openbaar gezag.

De in artikel 159 van Boek 10, zoals het thans luidt, neergelegde – onverplichte – uitbreiding voor Nederland van het toepassingsgebied van de verordening «Rome II» wordt dus door het onderhavige voorstel teruggenomen voor zover het de uitoefening van openbaar gezag betreft. Dit brengt mee dat het in de voorgestelde wijziging van artikel 159 gebezigde begrip «uitoefening van het openbaar gezag» dezelfde betekenis heeft als in artikel 1, eerste lid, van de verordening «Rome II» en dat een eventuele nadere omlijning van dit begrip door het Hof van Justitie rechtstreeks doorwerkt in artikel 159. Uit de aansluiting bij de verordening «Rome II» vloeit ook voort dat de aanvulling van artikel 159 mede betrekking heeft op de eventuele persoonlijke aansprakelijkheid van ambtenaren die namens de staat optreden; zie overweging (9) van de preambule bij die verordening.

Blijkens haar advies van 2 maart 2010 kan de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht zich met de voorgestelde aanvulling van artikel 159 van Boek 10 verenigen.

2. De hier voorgestelde wijziging is reeds aangekondigd in de memorie van toelichting. In het thans in de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstel dat strekt tot aanpassing van de wettelijke gemeenschap van goederen, wordt de schrapping voorgesteld van artikel 119 van Boek 1, waarin het vereiste van rechterlijke goedkeuring voor het staande huwelijk maken of wijzigen van huwelijkse voorwaarden is neergelegd. In genoemd wetsvoorstel wordt in het verlengde hiervan voorgesteld de artikelen 8 van de Wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime en 19 van de Wet conflictenrecht geregistreerd partnerschap te doen vervallen. Indien dit wetsvoorstel in werking treedt, dienen derhalve ook de met deze artikelen overeenstemmende artikelen 49 en 83 van het onderhavige wetsvoorstel te vervallen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven