Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 april 2010
In de motie van Kamerlid Van Hijum van 17 juni 2009 (Kamerstuk 31 924 XV, nr. 9) is de regering verzocht financiële middelen beschikbaar te stellen voor het ondersteunen van pilotprojecten in Tilburg/Eindhoven
en Friesland (Te Plak). Met dergelijke pilots zou moeten worden bezien of en onder welke voorwaarden een georganiseerde markt
voor persoonlijke dienstverlening tot stand kan komen.
In de brief van 26 augustus 2009 (Kamerstuk 31 924 XV, nr. 15) heeft staatssecretaris De Jager aangegeven dat schoonmaakwerkzaamheden binnen woningen onder het verlaagde BTW-tarief zullen
worden gebracht, en dat met dat besluit uitvoering wordt gegeven aan de motie.
Tijdens de begrotingsbehandeling op 9 december jl. (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 35, blz. 3356–3359)
heeft Kamerlid van Hijum gevraagd waar de pilots blijven. Staatssecretaris Klijnsma heeft vervolgens toegezegd dat zij de
Kamer informeert over de uitvoering van pilots in het kader van markt voor persoonlijke dienstverlening.
Ik wil u hierover het volgende mede delen.
De markt voor persoonlijke dienstverlening is niet anders dan de reguliere arbeidsmarkt. Met extra stimulering moet daarom
ook terughoudend worden omgegaan. Het onderbrengen van de werkzaamheden onder het verlaagde BTW-tarief per 1 januari 2010
vormt reeds een stimulans voor de markt voor persoonlijke dienstverlening.
Het staat gemeenten en andere organisaties vrij om projecten zoals in Friesland en Tilburg/Eindhoven uit te voeren. Hiervoor
kan gebruik gemaakt worden van middelen uit onder andere de WMO en de WWB. Ik zie geen aanleiding om dergelijke projecten
extra financieel te ondersteunen.
Wel wil ik samen met de projecten in Friesland en Tilburg/Eindhoven onderzoeken op welke wijze deze projecten kunnen voortbestaan
zonder overheidssteun. Daarvoor zal ik in kaart laten brengen wat de succes- en faalfactoren zijn van deze projecten, maar
ook van die van commerciële bedrijven die in dezelfde sector werkzaam zijn. Tevens wil ik nagaan in hoeverre de markt voor
persoonlijke dienstverlening een bijdrage kan leveren aan de re-integratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.
Ik zal erop toe zien dat deze vragen dit jaar beantwoord worden.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
J. P. H. Donner