Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2010
Zoals aangekondigd in de brief aan uw Kamer van 2 juli 2009 (kamerstuk 31 700 XII, nr. 75), betreffende een onderzoek naar een mogelijk kortere levensduur van natte kunstwerken, informeer ik u bij deze over de
verwachte doorlooptijd van dit onderzoek.
Naar aanleiding van de problematiek met de stalen bruggen is Rijkswaterstaat in 2009 met dit onderzoek gestart. Natte kunstwerken
zijn vaak oud (1/3 gebouwd vóór 1940) en worden inmiddels aanzienlijk intensiever gebruikt dan waarvoor ze oorspronkelijk
zijn ontworpen. Uit de eerste serie onderzochte kunstwerken blijkt dat de verwachte risico’s inderdaad optreden: intensiever
gebruik van het areaal dan waarvoor het oorspronkelijk is ontworpen, leidt zonder maatregelen tot een kortere levensduur van
de onderzochte kunstwerken.
Rijkswaterstaat is erin geslaagd om bij de onderzochte kunstwerken een aantal maatregelen te identificeren, waarmee tegen
relatief lage kosten grootschalige renovatie of vervanging kan worden vermeden of uitgesteld. Daarmee wordt voorkomen dat
het einde van de levensduur voortijdig bereikt wordt.
Op basis van de nu onderzochte kunstwerken kunnen echter nog geen uitspraken worden gedaan over het gehele areaal. Vanwege
de grote diversiteit van de natte kunstwerken (deze zijn aanzienlijk moeilijker onderling vergelijkbaar dan de droge kunstwerken),
moet naar verwachting 50 tot 60% van het areaal (ongeveer 80 tot 90 kunstwerken) nader worden onderzocht1. Zoals in de vorige brief gemeld, gaat het om complex onderzoek, dat beperkt beschikbare specialistische marktcapaciteit
vereist. Dit wordt uiterlijk eind 2013 afgerond.
Rijkswaterstaat heeft inmiddels een eerste prioritering van de nader te onderzoeken kunstwerken uitgevoerd aan de hand van
expert judgement. In samenwerking met TNO wordt het resterende areaal zo efficiënt mogelijk onderzocht. Eind 2010 is het onderzoek
van ongeveer 25 kunstwerken afgerond. Aan de hand van de resultaten wordt jaarlijks beoordeeld of er eerder dan 2013 een
representatief beeld kan worden geven van het gehele areaal.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings