Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2010
Hierbij stuur ik u de Prestatieovereenkomst 2010–2015 die ik op 21 juni 2010 met de Wereldomroep en het Commissariaat voor
de Media heb gesloten.1
Artikel 2.86 van de Mediawet 2008 draagt de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Wereldomroep op een prestatieovereenkomst
af te sluiten voor de duur van het beleidsplan van de Wereldomroep (2010–2015).
Dit is de eerste keer dat een prestatieovereenkomst met de Wereldomroep wordt gesloten. In deze overeenkomst worden afspraken
vastgelegd over kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor het media-aanbod en het publieksbereik van de Wereldomroep.
Net zoals eerder bij de landelijke publieke omroep (NPO) het geval was, zal tijdens de looptijd van deze eerste prestatieovereenkomst
ervaring moeten worden opgedaan en kennis en kunde moeten worden opgebouwd over zowel de bruikbaarheid en relevantie van
specifieke resultaatafspraken als de monitoring en evaluatie daarvan. Gezien de internationale context waarin de Wereldomroep
opereert zijn de ervaringen die door en met de NPO zijn opgedaan en het door de NPO ontwikkelde instrumentarium slechts in
zeer beperkte mate toepasbaar. De Wereldomroep zal daarom in belangrijke mate zelf een (nieuw) instrumentarium moeten ontwerpen,
ontwikkelen, implementeren en toetsen. Hierbij werkt de Wereldomroep nauw samen met andere internationale omroepen zoals de
BBC World Service, Deutsche Welle en Radio France Internationale.
De Wereldomroep heeft voor de periode 2010–2015 drie kwaliteitsdimensies onderscheiden waarbinnen hij zich wil profileren
als Nederlandse internationale publieke omroep: relevantie, bereik & distributie en innovatie & ontwikkeling.
Binnen deze dimensies zijn vijftien clusters met in totaal zesenveertig prestatieafspraken geformuleerd. Het hoge ambitieniveau
van de prestaties brengt met zich mee dat niet kan worden gegarandeerd dat alle afspraken zullen worden gerealiseerd. Dit
betekent dat bij de monitoring en evaluatie van de prestaties niet alleen sprake kan blijken te zijn van voldoende of onvoldoende
presteren, maar ook ruimte is voor excellent presteren.
Deze overeenkomst bevat twee soorten afspraken: resultaatverplichtingen en inspanningsverplichtingen. De resultaatverplichtingen
zijn afspraken over de output; die heeft de Wereldomroep zelf in de hand.
Op de realisatie van de inspanningsverplichtingen heeft de Wereldomroep maar ten dele invloed. Externe factoren, zoals concurrentie
van andere (internationale) aanbieders van media-aanbod en ingrijpende politieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de
diverse doelgebieden waarop de Wereldomroep zich richt, spelen immers ook een rol.
Omdat dit de eerste keer is dat een prestatieovereenkomst met de Wereldomroep wordt gesloten, is in overleg met de Wereldomroep
en het Commissariaat voor de Media afgezien van het opleggen van financiële sancties bij het niet-nakomen van de afspraken.
Wanneer de Wereldomroep toerekenbaar tekort schiet in nakoming van zijn verplichtingen dan treden de drie partijen bij deze
overeenkomst zo spoedig mogelijk met elkaar in overleg.
De Wereldomroep rapporteert jaarlijks, voor het eerst in 2011, over de realisatie van de afspraken. Dit geschiedt als onderdeel
van het jaarverslag dat de Wereldomroep op grond van artikel 2.82 Mediawet 2008 jaarlijks vóór 1 juni vaststelt. De Wereldomroep
zendt dit jaarverslag tevens naar het Commissariaat voor de Media. Het Commissariaat zendt jaarlijks vóór 1 juli zijn opmerkingen
met betrekking tot naleving van deze overeenkomst aan de minister van OCW.
In de overeenkomst is rekening gehouden met de mogelijkheid, dat veranderde inzichten of omstandigheden een tussentijdse wijziging
van de overeenkomst wenselijk kunnen maken. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer verlaging van de rijksmediabijdrage (artikel
2.143 Mediawet) of verlaging van het budget voor de Wereldomroep (artikel 2.163 Mediawet) aan de orde zou zijn.
Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat de Prestatieovereenkomst 2010–2015 géén betrekking heeft op de inhoud van het media-aanbod
van de Wereldomroep. Deze overeenkomst respecteert de redactionele onafhankelijkheid van de Wereldomroep, die op grond van
artikel 2.88 Mediawet 2008 zelf de vorm en inhoud van zijn aanbod bepaalt en daar zelf verantwoordelijk voor is.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart