Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2010
U hebt mij gevraagd (32 123 VIII-128/2010D26897) de Tweede Kamer te informeren welke onderdelen van de prestatieovereenkomst en het concessiebeleidsplan van de publieke
omroep (kamerstuk 32 123 VIII, nr. 128) op korte termijn in werking dienen te treden en welke andere onderdelen ook later vastgesteld zouden kunnen worden. Met
deze brief geef ik aan uw verzoek gehoor.
In de Mediawet 2008 is de taakopdracht van de publieke omroep vastgelegd. De Mediawet 2008 bepaalt ook de systematiek waarin
de publieke omroep deze taak uitwerkt. De systematiek is als volgt:
De publieke omroep werkt zijn wettelijke taak elke vijf jaar uit in het concessiebeleidsplan. Hij dient het concessiebeleidsplan
in voor 1 maart van het jaar waarin de nieuwe concessieperiode begint. In het concessiebeleidsplan beschrijft de publieke
omroep zijn algehele programmatische strategie, inclusief kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen. Op basis van het concessiebeleidsplan
maakt de minister met de publieke omroep prestatieafspraken, die behalve concreet ook zoveel mogelijk meetbaar zijn. De prestatieafspraken
vervangen sinds 2008 de programmavoorschriften (minimum percentages informatie en cultuur en maximum verstrooiing op de drie
algemene televisiekanalen). De Europese Commissie ziet de taakopdracht in artikel 2.1 van de Mediawet, samen met (de instemming
van de minister met) het concessiebeleidsplan en de prestatieovereenkomst, als het geheel waarbij de taak van de publieke
wordt bepaald en toegewezen.
De huidige concessie van de publieke omroep vervalt met ingang van 1 september 2010. Om zijn wettelijke taken uit te voeren
wordt de landelijke publieke omroep, aansluitend hieraan, op grond van de Mediawet een nieuwe concessie verleend.
In het concessiebeleidsplan beschrijft de publieke omroep hoe hij zijn taak gaat uitvoeren. Mijn taak is om vast te stellen
of het beleidsplan voldoet aan de formele eisen en binnen de wet blijft. De stand van zaken is op het moment als volgt. In
mijn reactie op het concessiebeleidsplan1 heb ik vastgesteld dat het concessiebeleidsplan voldoet aan de formele eisen. In vervolg daarop is de voordracht voor het
Koninklijk Besluit gedaan, waarbij aan de NPO per 1 september 2010 de concessie wordt verleend. Het Koninklijk Besluit is
voor publicatie in de Staatscourant aangeboden.
De goedkeuringsprocedure voor nieuwe diensten van de publieke omroep is gestart. De kennisgeving van het ontwerpbesluit is
op 2 juni 2010 gepubliceerd in de Staatscourant. De termijn waarbinnen de belanghebbende partijen op het besluit kunnen reageren
is 6 weken. De 6 weken zijn ingegaan op 3 juni 2010. Voor de start van de nieuwe concessieperiode neem ik mijn definitieve
besluit.
De prestatieovereenkomst met de publieke omroep is ondertekend door de betrokken partijen. De overeenkomst wordt van kracht
met de start van de nieuwe concessie op 1 september 2010,.
Ik neem mijn verantwoordelijkheid op basis van de huidige Mediawet. Ik hecht er aan de concessieverlening niet te vertragen
in afwachting van een volgend kabinet. Temeer omdat wetswijziging zeker anderhalf tot twee jaar in beslag zal nemen. Een volgend
kabinet kan altijd besluiten de wet of de prestatieovereenkomst te wijzigingen. De concessie staat dat niet in de weg.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart