32 123 IXA
Vaststelling van de begrotingsstaat van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2010

nr. 4
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 september 2009

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidende onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De op 23 september 2009 voorgelegde vragen zijn, bij brief van 25 september 2009, beantwoord door de minister van Financiën.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck

Vragen en antwoorden inzake de vaststelling van de begrotingsstaat van de Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2010

1

Kan een overzicht gegeven worden van de (zaken)banken waar het Agentschap producten en diensten van betrekt?

Voor distributie en promotie van Nederlandse Staatsleningen maakt het Agentschap gebruik van een stelsel van Primary Dealers (PD’s). Met alle PD’s wordt een éénjarig contract aangegaan. Bij de samenstelling van de groep Primary Dealers wordt veel aandacht besteed aan een goede balans tussen banken die zijn gericht op de lokale, regionale en mondiale markten.

Voor 2009 zijn de volgende banken benoemd tot Primary Dealer: Barclays, BNP Paribas, Calyon, Citigroup, Credit Suisse, Deutsche Bank, Dresdner Bank, HSBC, Fortis Bank NV/SA, ING, Natixis, Royal Bank of Scotland en Société Générale.

Naast de Primary Dealers maakt het Agentschap ook gebruik van Single Market Specialists. Deze banken zijn gespecialiseerd in het afnemen en verhandelen van schatkist- en ander kortlopend papier.

Voor 2009 zijn de volgende banken benoemd tot Single Market Specialist: JP Morgan Chase, Goldman Sachs en Rabobank. Overigens zijn ook de PD’s gerechtigd tot afname en distributie van kortlopende instrumenten op de geldmarkt.

2

Kan worden aangegeven wat de gemiddelde rente is die de Staat betaalt over de staatsschuld sinds 2001, en kan deze vergeleken worden met Duitsland, Italië en Zweden?

Voor een vergelijking van de gemiddelde rente die Nederland betaalt over de staatsschuld in vergelijking tot Duitsland, Italie en Zweden wordt verwezen naar de rente op 10-jarige obligaties. Voor de volledigheid is Frankrijk toegevoegd. 10-jarige obligaties zijn de benchmark in de markt en geven een goede indicatie van spreadverschillen tussen landen. Uiteraard moet in aanmerking genomen worden dat landen verschillende staatsschuldsamenstellingen hebben, waardoor de gemiddelde looptijd van de schuld kan verschillen. Ook geeft Zweden in haar eigen valuta uit en de andere drie landen in euro. Een vergelijking tussen de vijf landen geeft de volgende resultaten:

LandGemiddelde 10-jaars rente over 2001–hedenVerschil met Nederland (in basispunten)
Duitsland4,07– 11,79
Frankrijk4,18– 1,29
Nederland4,19 
Zweden4,233,76
Italie4,4323,94

3

Kan er een overzicht worden gegeven van de jaarlijkse ontwikkeling van de EMU-schuld (of staatsschuld in de periode voor de EMU) sinds 1978 en de jaarlijkse rentekosten die hieraan waren verbonden? Kunnen deze cijfers zowel in absolute omvang als in percentage BBP worden weergegeven?

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van de EMU-schuld (staatsschuld in periode voor EMU) en bijbehorende rentelasten sinds 1978 weer.

jaarEMU schuld (in € miljard)EMU schuld (in % bbp)Rentelasten (in € miljard)Rentelasten (in % bbp)
197858,341,14,53,2
197964,142,35,03,3
198072,744,66,03,7
198182,648,07,64,4
198295,553,79,15,1
1983110,159,810,35,6
1984123,163,411,55,9
1985138,068,712,56,2
1986146,070,612,86,2
1987152,373,012,76,1
1988164,375,513,16,0
1989174,175,613,15,7
1990187,476,914,15,8
1991197,476,715,46,0
1992207,777,416,66,2
1993216,778,516,86,1
1994218,475,316,05,5
1995232,376,117,15,6
1996236,974,116,95,3
1997233,468,216,84,9
1998238,165,717,04,7
1999236,061,116,64,3
2000224,953,815,53,7
2001227,050,714,33,2
2002234,950,513,02,8
2003248,052,012,42,6
2004257,452,412,32,5
2005265,951,812,32,4
2006256,147,411,92,2
2007258,745,512,52,2
2008346,858,212,52,1

Bron: CPB

4

Op basis waarvan worden de rentekosten van de staatsschuld voor 2009 en 2010 geraamd? Hoe verhoudt deze raming zich tot de raming van de rentelasten vaste schuld voor dezelfde jaren op pagina 20?

De rentekosten staatsschuld is een netto begrip. Deze wijken af van de rentelasten. Bij de berekening van de rentekosten wordt rekening gehouden met apparaatuitgaven, rentebaten op tijdelijke uitzettingen en rente-uitgaven en renteontvangsten vanwege swaps. Ook de rentebaten vanwege de schuldverhouding met Fortis Bank Nederland en de rentebaten van het schatkistbankieren worden meegenomen.

De raming van de rentelasten in een jaar gebeurt in een aantal stappen. Allereerst wordt het bedrag geraamd dat de Staat in een jaar moet lenen. Dit is gelijk aan de aflossingen, het geraamde tekort van het Rijk en het geldmarktberoep van vorig jaar (dit moet immers geherfinancierd worden). In de tweede stap wordt een veronderstelling gemaakt ten aanzien van de verdeling kapitaalmarkt en geldmarkt. Vervolgens worden in de laatste stap op basis van de rekenrentes van het CPB de rente-uitgaven berekend behorend bij de nieuw af te sluiten leningen (kapitaal en geldmarkt). De raming van de totale rente-uitgaven bestaat uit de geraamde rente-uitgaven van nieuwe leningen plus de rente-uitgaven van nog lopende leningen.

5

Kan er een raming worden gegeven van de ontwikkeling van de EMU-schuld tot en met 2020 op basis van het voorgenomen kabinetsbeleid? Kunnen hierbij ook de verwachte rentekosten worden weergegeven op basis van een rekenrente van 4% voor de vaste schuld en 1,5% voor de vlottende schuld? Kan tevens een overzicht worden gegeven van de ontwikkeling van de rentekosten in de volgende scenario’s: beide rekenrentes stijgen met respectievelijk 0,5, 1, en 2 procent?

Nee, dit is niet mogelijk. De ontwikkeling van het EMU-saldo, en daarmee de EMU-schuld, is sterk afhankelijk van de macro-economische ramingen van het CPB. Deze gaan echter maar tot en met 2010. Gegeven de grote onzekerheden over de gevolgen van de kredietcrisis op de economie is het zeer moeilijk om uitspraken te doen over de middellange termijn. Dit is ook zichtbaar in figuur 3.13 van de Miljoenennota, waarin de ontwikkeling van het EMU-saldo in de komende jaren op basis van 3 verschillende economische scenario’s is geschetst. Deze grafiek schetst de grote onzekerheid tot aan 2015. Voor 2020 wordt deze onzekerheid nog vele malen groter. Precieze berekeningen voor de EMU-schuld en de rente-uitgaven tot en met 2020 kunnen dus niet gemaakt worden. Het CPB zal naar verwachting in mei 2010 met een nieuwe Ageing-studie komen. Deze analyse zal zowel een raming van de EMU-schuld als de rente-uitgaven voor de lange termijn bevatten.

6

Kunt u aangeven hoe de huidige schuldfinanciering is verdeeld over de verschillende instrumenten?

Op de website van het Agentschap van de Generale Thesaurie (www.dsta.nl) wordt maandelijks gerapporteerd over de omvang en verdeling van de verschillende instrumenten. Per eind augustus is de stand als volgt:

Schuldfinanciering naar instrument; per augustus 2009 (in € miljoen)

Nederlandse staatsleningen201
Nederlandse schatkistpapier59
Commercial papers8
Deposito’s10
Onderhandse leningen11
Totaal289

7

Waarop worden de rekenrentes voor de vaste en de vlottende schuld gebaseerd?

De gehanteerde rekenrentes zijn gelijk aan de door het CPB gepubliceerde renteraming in de Macro Economische Verkenning 2010 (zie tevens het antwoord op vraag 4).

8

Waaruit volgt het resterend kapitaalmarktberoep in 2009 ad € 11,94 miljard en de beroepen op de kapitaalmarkt in volgende jaren? Betreft het (deels) een herfinanciering of is dit een uitbreiding van de schuldfinanciering? Graag een uitsplitsing naar oorzaken.

Voor 2009 is een financiering via de kapitaalmarkt van 48,1 miljard gepland. Het resterende deel van de financieringsbehoefte wordt op de geldmarkt geleend. Bij het opstellen van de begroting was al 36,2 miljard op de kapitaalmarkt gerealiseerd. Er resteert dus nog 11,9 miljard.

Voor de andere jaren is in de begroting het kapitaalmarktberoep gelijk verondersteld aan de aflossingen vermeerderd met het tekort van het Rijk. Dit is een technische ramingregel waarmee een voorlopige raming gemaakt wordt. Voor 2010 wordt de verdeling tussen kapitaal- en geldmarkt in december gepubliceerd in het financieringsplan 2010 (Outlook 2010).


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GL), Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Heerts (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GL) en Smeets (PvdA).

Naar boven