32 123 B
Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2010

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2009

Bij de behandeling van de Gemeentefondsbegroting in uw Kamer d.d. 23 november 2009 (Kamerstuk 32 123 B, nr. 11) heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties u naast de mondelinge uiteenzetting, toegezegd ook schriftelijk de verdeling van de middelen Van Montfrans (BZK) en leefbaarheid (WWI) naar het Gemeentefonds nader toe te lichten. Dat doe ik met deze brief mede namens de minister van Wonen, Wijken en Integratie en de staatssecretaris van BZK. Genoemde middelen zijn via de decentralisatie-uitkering Veiligheid en Leefbaarheid aan 40 gemeenten toegekend voor de jaren 2010 en 2011. Het gaat om respectievelijk € 89 miljoen en € 64 miljoen.

Op 9 juli 2009 hebben ik en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie in het Strategisch Beraad Veiligheid met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een akkoord bereikt over de verdeling van bovengenoemde middelen voor de jaren 2010 en 2011. Tijdens dit overleg is ook besloten om de oorspronkelijke groep van 31 grote steden voor de komende twee jaren in verband met de gerichte aanpak van overlast en verloedering en de problematiek van Marokkaans-Nederlandse jongeren uit te breiden met de zogenoemde Ortega-gemeenten en vier gemeenten met Marokkaans-Nederlandse jongerenproblematiek. Het totaal aan begunstigde gemeenten komt hiermee op 40. Op 7 september 2009 zijn deze afspraken nog eens bekrachtigd door de individuele gemeenten die in aanmerking komen voor de middelen. Op die datum hebben vertegenwoordigers van deze gemeenten het manifest bestrijding overlast en verloedering ondertekend. U treft het manifest bestrijding overlast en verloedering aan in bijlage 11.

De middelen die BZK en WWI beschikbaar stellen via de decentralisatie-uitkering Veiligheid en Leefbaarheid nemen in het jaar 2010 iets toe ten opzichte van 2009. Er is dus geen sprake van een bezuiniging. Toch leveren de oorspronkelijk begunstigde 31 gemeenten elk een zeer beperkt aandeel van hun individuele budget in. Hier is sprake van een verdunnings- en herverdelingseffect dat wordt veroorzaakt door het toetreden van de 9 extra gemeenten als begunstigden van de middelen Van Montfrans en leefbaarheid.

Onderdeel van het budget in 2010 is het restant van de eenmalige impuls veiligheid, dat het toenmalige kabinet op verzoek van de G31 voor de duur van de GSB III-periode 2005–2009 beschikbaar heeft gesteld. Dit restant in 2010 bedraagt € 25 mln en is niet meer beschikbaar in 2011. De eenmalige impuls was conform het verzoek van de G31 vooral bedoeld voor eenmalige activiteiten (opzet veiligheidshuizen, intensivering cameratoezicht, aanloopkosten bij inzet extra toezichthouders). Het beëindigen van deze tijdelijke impuls heeft wellicht onbedoeld bijgedragen aan een beeld dat gemeenten er in 2011 op achteruit gaan ten gevolge van een bezuiniging. Dat is dus niet het geval.

Vorenstaande informatie moet als aanvullend gezien worden op de brieven van de verantwoordelijke ministers van BZK, Justitie en WWI van 12 december 2008 aan de G4 en uw Kamer. In de bijlage onder 1. van die brief is inzicht gegeven in het meerjarig verloop van het budget over de periode 2005–2013. Met dien verstande dat de ministers BZK en WWI nog een beslissing nemen over de beschikbaarheid van de budgetten in de jaren 2012 en 2013.

Voort is het relevant te vermelden dat er niet gekort is op de middelen binnen de algemene uitkering van het Gemeentefonds die daarbinnen beschikbaar zijn voor veiligheid.

Tot slot geven wij voor de volledigheid hierbij nog aan dat de GSB-middelen die het ministerie van Justitie in 2009 beschikbaar had voor de aanpak van criminele allochtone jongeren in de G4 geen deel meer uitmaken van de decentralisatie-uitkering Veiligheid en Leefbaarheid. In 2010 zijn deze Justitie-middelen ondergebracht in de aparte decentralisatie-uitkering aanpak Marokkaans-Nederlandse jongeren.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven