32 049 (R1891)
Goedkeuring van de op 28 april 2008 en 5 mei 2008 te Washington totstandgekomen wijzigingen van de Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds (Trb. 2009, 17)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 30 november 2009

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijzigingen van de Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds (Trb. 2009, 17) en hebben de volgende vragen.

De Raad van State stelt dat er van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie geen sprake kan zijn, nu de wijzigingen in beginsel aanvaarding van de afzonderlijke lidstaten volgens hun eigen daarvoor geldende procedures behoeven. De goedkeuringsprocedure dient dan ook te worden voortgezet, tenzij goedkeuring achterwege kan blijven met toepassing van artikel 7, aanhef en onder a, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. De Raad van State stelt dat de toelichtende nota op dit punt aangepast dient te worden. De regering geeft echter aan dat er geen reden is om de tekst van de toelichtende nota aan te passen daar de tekst van de nota op dit punt gelijk is aan die van de toelichting op de vierde wijziging van het IMF-verdrag (welke een redactionele verbetering bevat, gesuggereerd door de Raad op 12 juni 1998, waaruit blijkt dat de Raad het geheel eens was met het destijds ter zake gestelde). Moeten de leden van de VVD-fractie bovenstaande zo lezen dat de regering een nieuw advies van de Raad van State verwerpt op basis van een oud advies? Zo ja, kan de regering doorwrocht beargumenteren waarom zij deze keuze maakt?

De lidstaten van het IMF krijgen een aantal stemmen toebedeeld op grondslag waarvan het stempercentage wordt bepaald. Er zijn basisstemmen en quotum gebaseerde stemmen. Alle lidstaten krijgen een basisstem (deze maken 5,502% van het totaal aantal stemmen uit) en het aantal quotum gebaseerde stemmen dat een lidstaat krijgt, hangt af van de IMF-quotum van de betreffende lidstaat. (Het quotum van een lidstaat hangt grofweg samen met de grootte van een economie). De wijziging legt de verhouding tussen basis- en quota gebaseerde stemmen vast. De leden van de VVD-fractie vragen de regering opheldering te verschaffen over het stemgewicht van Nederland voor en na onderhavige wijziging. Voorts verzoeken deze leden de regering opheldering te verschaffen over het stemgewicht van de landen van de Europese Unie gezamenlijk voor en na onderhavige wijziging.

Deze wijziging verruimt het beleggingsmandaat van het IMF en brengt deze in lijn met de beleggingsmandaten van andere internationale financiële instellingen. Zo zal het IMF in staat zijn een hoger rendement te halen op zijn beleggingen. Volgens het huidige beleggingsmandaat mag het IMF alleen beleggen in staatsobligaties en obligaties van andere internationale financiele instellingen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering te specificeren in hoeveel verschillende staatsobligaties en obligaties van financiële instellingen de IMF nu heeft belegd. Wat was tot op heden hiervan het gemiddelde jaarlijkse rendement? Onderhavige wijziging heft deze beperking van het beleggingsmandaat op. In de toekomst zal het IMF met 70% van de stemmen regels kunnen afspreken volgens welke het IMF middelen die op de beleggings- en speciale uitkeringsregeling staan kan beleggen. Zodoende zijn er nu geen belemmeringen meer dat bepaalde beleggingen niet mogen. Wie zal binnen de instelling aansprakelijk zijn voor het resultaat (en eventuele verliezen) van deze beleggingen? Heeft de IMF overwogen de beleggingen uit te besteden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, waarom is uiteindelijk gekozen voor het huidige systeem?

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de commissie,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA), Vos (PvdA), Bashir (SP), Sap (GL) en Linhard (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Remkes (VVD), Pieper (CDA), Aptroot (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), Elias (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (CU), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Heerts (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA), Roefs (PvdA), Van Gerven (SP), Vendrik (GL) en Smeets (PvdA).

Naar boven