Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 32047 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 32047 nr. 3 |
1. Inleiding/staatkundige hervorming
Tijdens de Start-Ronde Tafel Conferentie van november 2005 spraken de drie landen van het Koninkrijk (Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba) en de vijf eilanden van de Nederlandse Antillen (Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba) zich uit voor een gezamenlijke toekomst binnen het Koninkrijk. Wel zou de Koninkrijksstructuur gewijzigd moeten worden. Besloten werd dat het beoogde eindperspectief voor de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten de status van land binnen het Koninkrijk is, en voor de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba een nieuwe status van bijzondere aard (sui generis) binnen het Koninkrijk, waarbij er een directe band is met Nederland.
Op 11 oktober 2006 bereikten de delegaties van Nederland, Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in aanwezigheid van de delegatie van de Nederlandse Antillen, overeenstemming over de status van de eilanden in de nieuwe structuur. Afgesproken is dat de drie eilanden een staatsrechtelijke positie binnen het Nederlandse staatsbestel krijgen door de eilanden in te richten als openbare lichamen in de zin van artikel 134 van de Grondwet. Aanvankelijk werd er vanuit gegaan dat de transitie op 1 januari 2011 zou plaatsvinden. Naar het zich thans laat aanzien, zal de transitie op een eerder tijdstip, uiterlijk in oktober 2010, plaatsvinden.
De voorziene staatkundige hervormingen brengen ten aanzien van reeds tot stand gebrachte verdragen geen verandering teweeg in de verdragspositie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de BES-eilanden), tenzij anders wordt bepaald. Daartoe dient dit wetsvoorstel.
Voor Nederland («het Europese deel van het Koninkrijk») geldt eveneens dat de verdragsrechtelijke positie met ingang van de nieuwe staatkundige structuur ongewijzigd blijft.
Wat de verdragspositie van de BES-eilanden betreft, zijn er vier categorieën van verdragen te onderscheiden. Ten eerste gaat het om de verdragen die thans voor zowel het land Nederland als het land Nederlandse Antillen gelden. Die verdragen blijven na de transitie van toepassing op de BES-eilanden1. Wel verschuift de uitvoeringsverantwoordelijkheid van de Nederlandse Antillen naar Nederland.
De tweede categorie betreft de verdragen die thans voor de Nederlandse Antillen, maar niet voor Nederland, gelden2. Deze verdragen zijn eerder parlementair goedgekeurd en vervolgens bekrachtigd door het Koninkrijk der Nederlanden, met daarbij aangegeven dat zij voor een deel van het Koninkrijk, in casu specifiek voor de Nederlandse Antillen, zullen gelden. Aangezien deze verdragen thans voor het gehele grondgebied van de Nederlandse Antillen gelden en er ten aanzien van de binding van de BES-eilanden niets dient te veranderen, wordt ervan uitgegaan dat deze verdragen zelf van toepassing blijven op de BES-eilanden. Deze verdragen zullen in beginsel echter niet gaan gelden voor het Europese deel van het Koninkrijk.
De derde categorie omvat de verdragen die wel voor Nederland, maar niet voor de Nederlandse Antillen parlementair zijn goedgekeurd en daarna bekrachtigd. De BES-eilanden gaan deel uitmaken van het Nederlandse staatsbestel. Dat betekent echter niet dat deze eilanden op dit moment wat betreft de verdragsrechtelijk beperkte territoriale werking zonder meer gaan behoren tot het grondgebied van het land Nederland. De territoriale werkingssfeer van de voor Nederland geldende verdragen blijft derhalve vooralsnog beperkt tot het Europese deel van Nederland. Het is aan het Koninkrijk om anderszins te besluiten. Indien uitbreiding van een verdrag dat nu slechts is goedgekeurd en bekrachtigd voor Nederland, wenselijk wordt geacht, zal de goedkeuring van het parlement daarvoor via de reguliere weg – een goedkeurings(wets)voorstel – gevraagd worden. Daartoe dient artikel 1 van dit wetsvoorstel. Een aantal verdragen dat nu nog alleen voor het Europese deel van het Koninkrijk geldt, zal ook van toepassing worden verklaard op de BES-eilanden.
De laatste categorie ziet op de verdragen die zowel voor Nederland, als voor de Nederlandse Antillen parlementair zijn goedgekeurd, maar waarvan een deel slechts voor Nederland is bekrachtigd en niet voor de Nederlandse Antillen, bijvoorbeeld in afwachting van uitvoeringswetgeving. Van deze verdragen zullen enkele van toepassing worden verklaard op de BES-eilanden (voor een overzicht zie bijlage 1). Aangezien deze verdragen reeds voor de Nederlandse Antillen waren goedgekeurd, behoeven zij niet meer ter parlementaire goedkeuring te worden aangeboden.
Het is de bedoeling dat rond de transitiedatum de depositarissen van multilaterale verdragen en de wederpartijen van bilaterale verdragen op de hoogte zullen worden gebracht van de toepassing van de reeds voor de Nederlandse Antillen geldende verdragen specifiek op de BES-eilanden. Deze mededeling zal ook de verdragen betreffen die van toepassing worden op de BES-eilanden, mits deze verdragen op basis van de alsdan bestaande Nederlandse wetgeving kunnen worden uitgevoerd op die eilanden.
Zoals aangegeven zal bij de verdragen die voor de Nederlandse Antillen gelden en van toepassing blijven op de BES-eilanden, de uitvoeringsverantwoordelijkheid verschuiven van de Nederlandse Antillen naar Nederland. Bij de verdragen die voor de Nederlandse Antillen zijn bekrachtigd, wordt geacht voldoende Nederlands-Antilliaanse uitvoeringswetgeving aanwezig te zijn. Ten aanzien van deze uitvoeringswetgeving is nagegaan of zij voldoet aan een blijvende toepassing op de BES-eilanden. Waar dit niet voldoende is, wordt aan (aanvullende) Nederlandse wetgeving voor uitvoering op de BES-eilanden gewerkt.
Voor wat de verdragen betreft die alleen voor Nederland zijn bekrachtigd en waarvan het voornemen bestaat deze toe te passen op de BES-eilanden, is geen Nederlands-Antilliaanse uitvoeringswetgeving aanwezig. Bij deze verdragen is derhalve gekeken naar de Nederlandse uitvoeringswetgeving die hoort bij het verdrag in kwestie en is tevens bepaald of deze wetgeving voldoet voor een toepassing op de BES-eilanden.
Informatie over eventuele aanpassingen in de Nederlandse wetgeving teneinde aan verdragsverplichtingen te voldoen en de wijze waarop aan de daarin opgenomen verplichtingen uitvoering wordt gegeven, is te vinden in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet houdende aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba).
Voor de wetgeving ten behoeve van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba na de transitie, zal nog worden bekeken op welke manier dit wordt ingebed als onderdeel van de Nederlandse wetgeving bij de departementen.
Hieronder in paragraaf 4 worden de verdragen die in artikel 1 van dit wetsvoorstel zijn opgenomen, nader toegelicht. Waar mogelijk wordt in de onderstaande toelichting ook informatie gegeven over de voorbereidingen ten aanzien van de uitvoeringswetgeving op de BES-eilanden.
Het Koninkrijk der Nederlanden is subject van volkenrecht. Dit betekent dat verdragen altijd voor het Koninkrijk worden ondertekend. Als het parlement een verdrag goedkeurt, gebeurt dit voor een bepaald deel of bepaalde delen van het Koninkrijk. Overeenkomstig de strekking van artikel 91 van de Grondwet zal een verdrag dus pas van toepassing kunnen worden verklaard op de BES-eilanden indien en wanneer de parlementaire goedkeuring voor dat gebied is verkregen. Een dergelijke vantoepassingverklaring komt immers neer op binding van (een deel van) het Koninkrijk aan het verdrag in kwestie.
Het onderhavige voorstel van wet strekt ertoe het mogelijk te maken een aantal verdragen dat voor Nederland, maar niet voor de Nederlandse Antillen, parlementair is goedgekeurd en daarna is bekrachtigd, toe te passen op de BES-eilanden (artikel 1). Verdragen die alleen voor Nederland zijn goedgekeurd kunnen, zoals gezegd, in de toekomst alleen dan ook op de BES-eilanden gelden, indien daarvoor parlementaire goedkeuring is gevraagd en verkregen.
De aansluiting van de BES-eilanden bij Nederland betekent niet dat alle thans voor Nederland, maar niet voor de Nederlandse Antillen, geldende verdragen van toepassing moeten worden op de BES-eilanden; internationaalrechtelijk bestaat een dergelijke verplichting niet. Het op 23 mei 1969 te Wenen totstandgekomen Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (Trb. 1972, 51) laat ruimte territoriale beperkingen te creëren ten aanzien van de toepasselijkheid van die verdragen. Hiervan is veelvuldig gebruik gemaakt. Vele verdragen die door het Koninkrijk zijn aangegaan zijn immers nu ook niet voor Nederland, de Nederlandse Antillen én Aruba geldend. De binding van het Koninkrijk aan verdragen en de beperkingen die terzake worden gemaakt, is een aangelegenheid die geregeld is in artikel 91 van de Grondwet en in de daarop gebaseerde Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen. Dit betekent dat er dan ook besloten kan worden om een verdrag vanwege de inhoud en doelstelling, alsmede wegens insulaire omstandigheden niet toe te passen op de BES-eilanden. Met betrekking tot de keuze welke verdragen van toepassing moeten worden op de BES-eilanden, zijn onder meer als uitgangspunt genomen de internationale verplichtingen van het Koninkrijk, in het bijzonder die van Nederland.
Het wetsvoorstel beoogt voorts de werking van twee verdragen die voor de Nederlandse Antillen, maar niet voor Nederland, parlementair zijn goedgekeurd en daarna zijn bekrachtigd, te beëindigen voor de BES-eilanden (artikel 2).
Dit wetsvoorstel wordt wellicht nog door een of meer andere goedkeuringsvoorstellen gevolgd. Met betrekking tot een aantal andere verdragen is het namelijk nog niet duidelijk of deze van toepassing moeten blijven of kunnen worden op de BES-eilanden. Dit kan bijvoorbeeld bij bilaterale verdragen afhangen van besprekingen met wederpartijen. Ook moet ten aanzien van een aantal verdragen nog nader worden onderzocht welke implementatiewetgeving nodig zou zijn, indien deze verdragen op de BES mede van toepassing zouden worden.
Indien een besluit over toepassing op de BES-eilanden genomen is, zal een voornemen tot beëindiging of toepassing ter parlementaire goedkeuring worden aangeboden.
Met betrekking tot de verdragen die in dit artikel worden genoemd, bestaat het voornemen om deze verdragen toe te passen op de BES-eilanden. De keuze voor deze verdragen sluit in sterke mate aan bij de keuzes die gemaakt zijn ten aanzien van de nationale wetgeving die op de BES-eilanden gaat gelden. Wanneer bijvoorbeeld besloten is om wetgeving ter bescherming van persoonsgegevens in te voeren op de BES-eilanden, ligt het in de rede ook verdragen op dit terrein te laten gelden op de BES-eilanden. De verdragen genoemd in dit artikel zijn geclusterd naar onderwerp (zie bijlage 2 met de desbetreffende kamerstuknummers).
In dit artikel komen bilaterale verdragen voor, waarvan het mogelijk is dat een wederpartij een apart verdrag over de uitbreiding van de toepassing op de BES-eilanden wenst. Een eventueel nieuw verdrag zal onderworpen worden aan een parlementaire procedure, bijvoorbeeld die met betrekking tot uitvoeringsverdragen (zie artikel, 7 onderdeel b, j° artikel 8 van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen).
Beveiliging gegevens/militair - nrs. 1 t/m 4
De verdragen op het terrein van beveiliging van gegevens, zoals die met betrekking tot militaire gegevens, beogen de onderlinge omgang met gerubriceerde gegevens te reguleren. Zo worden de verschillende classificaties nader beschreven en dienen de landen binnen het kader van hun nationale recht alle passende maatregelen ter beveiliging van gerubriceerde gegevens te treffen die krachtens de verdragen in kwestie worden overgedragen of ontstaan als uitvloeisel van een aan enige leverancier gegunde gerubriceerde opdracht. Om de bescherming van geclassificeerde gegevens te kunnen waarborgen dienen deze verdragen na de transitie ook van toepassing te zijn op de BES-eilanden. Uitgangspunt is dat deze gegevens worden beveiligd en beschermd in overeenstemming met de hoogte van de rubricering. Voorts wordt die informatie uitsluitend gebruikt voor doeleinden zoals neergelegd in het op 4 april 1949 te Washington totstandgekomen Noord-Atlantisch Verdrag (Stb. 1949, 355) en mag zij niet ter beschikking worden gesteld van derden zonder uitdrukkelijke toestemming van de opsteller. De behandeling van gerubriceerde militaire gegevens verloopt primair via de reeds bestaande Defensieorganisatie in het Caribische Gebied. Aanvullende uitvoeringswetgeving is vooralsnog niet vereist.
Door het Verdrag inzake de bescherming van culturele goederen in geval van gewapend conflict en de daarbij behorende 1e en 2e Protocollen toe te passen op de BES-eilanden wordt gegarandeerd dat de bescherming van waardevol cultureel erfgoed (roerend en onroerend) onverkort geldt in het gehele Nederlandse grondgebied, ook in de uitzonderlijke situatie dat die eilanden bij gewapend conflict worden betrokken. Daarnaast biedt het de mogelijkheid cultuurgoederen uit bezet gebied in bewaring te nemen en terug te geven. Door de extra internationale bescherming kunnen risico’s voor het betreffende (aangewezen) erfgoed verminderd worden.
Het UNESCO-verdrag uit 1954 heeft in Nederland directe werking. Dit zelfde zal ook het geval zijn bij een toepassing op de BES-eilanden. De implementatie van het 1e Protocol bij het Verdrag zal op termijn met een wet, vergelijkbaar met de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied, geïmplementeerd moeten worden. Daarmee kan opgetreden worden in het geval dergelijk erfgoed wordt aangetroffen. Met het opstellen van regelgeving voor de BES-eilanden zal gewacht worden tot het grensverkeer voor goederen geregeld is en duidelijk is hoe het toezicht in verband met erfgoed geregeld wordt voor de BES-eilanden. Het 2e Protocol is in Nederland geïmplementeerd door strafbaarstelling in de Wet Internationale Misdrijven. Deze wet is voor een toepassing op de BES-eilanden opgenomen in het voornoemde voorstel «Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba».
Wanneer het op 3 oktober 1985 te Granada totstandgekomen Verdrag toegepast wordt op de BES-eilanden, wordt het mogelijk dezelfde bescherming te bieden aan het architectonisch erfgoed die thans geldt voor het Europese grondgebied. Implementatie van dit verdrag zal voor Nederland inclusief de BES-eilanden plaatsvinden door het wetgevingstraject dat zal volgen op het project Modernisering Monumentenzorg.
De onderhavige verdragen zijn relevant voor de regionale samenwerking en informatie-uitwisseling in het Caribisch gebied op het terrein van douanesamenwerking in het algemeen, evenals onder meer op het terrein van drugs. Op de transitiedatum zal er voldoende juridische infrastructuur en capaciteit zijn om de verdragen naar behoren te kunnen uitvoeren. De uitvoering zal in handen komen van de Rijksbelastingdienst onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën. De belastingdienst is bezig met een analyse van de werkprocessen opdat alles en iedereen gereed zal zijn voor het overnemen van de taken op de BES-eilanden. In dit verband wordt nog verwezen naar het wetsvoorstel Douane- en Accijnswet BES, waarmee een compleet nieuwe, gemoderniseerde douanewetgeving speciaal voor de BES-eilanden tot stand wordt gebracht. In deze wetgeving wordt rekening gehouden met de onder de nummers 9 tot en met 29 vermelde verdragen. De wetgeving voorziet overigens ook in een implementatie van het op 26 juni 1999 te Brussel totstandgekomen Protocol tot wijziging van de Internationale Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures (Trb. 2001, 162; zie ook nr. 2 in bijlage 1 bij deze memorie van toelichting).
Eigendom, intellectuele en industriële – nrs. 30 t/m 41
Deze verdragen en wijzigingen van verdragen (waarvan enkele onderliggende verdragen destijds voor de Nederlandse Antillen zijn goedgekeurd maar uiteindelijk toch niet voor dat land zijn bekrachtigd) dienen ook op de BES-eilanden te gaan gelden. Hierdoor kan men ook op die eilanden internationale bescherming van merken, tekeningen of modellen verkrijgen danwel dat deze bescherming op het actuele niveau wordt gebracht. Meer specifiek betreffen deze (gewijzigde) verdragen de internationale inschrijving van merken, de classificatie van waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken respectievelijk tekeningen of modellen en de internationale classificatie van beeldbestanddelen van merken.
Flora en Fauna/kweekprodukten - nrs. 42 t/m 45
De verdragen ten aanzien van de kweekprodukten dienen tot de BES-eilanden te worden uitgebreid met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Thans bestaat er geen kweeksector die zulks noodzakelijk maakt. Met de opname van de verdragen inzake de kweekproducten in het onderhavige wetsvoorstel wordt de regering in staat gesteld zodra dit beleidsmatig noodzakelijk wordt geacht, over te gaan tot uitbreiding van de toepassing van de verdragen voor de BES-eilanden.
Flora en Fauna/visserij – nrs. 46 en 47
Op termijn kan het wenselijk zijn de werking van het Verdrag inzake de visserij en het Verdrag inzake de uitoefening van de visserij op de Noord-Atlantische Oceaan uit te breiden tot de BES-eilanden. Dit is het geval als er visserijactiviteiten in de Noord-Atlantische Oceaan worden ontwikkeld door visserijondernemers die op de BES-eilanden zijn gevestigd. Thans bestaat nog geen dergelijke ontwikkelde visserijsector op de BES-eilanden. Wanneer het onderhavige wetsvoorstel wordt goedgekeurd heeft de regering de bevoegdheid om de werking van het verdrag uit te breiden tot de BES-eilanden zodra dat nodig of wenselijk wordt geacht.
Justitieel/staats- en bestuursrecht – nrs. 48 t/m 50
Nu er een wettelijke regeling tot bescherming van persoonsgegevens voor de BES-eilanden tot stand wordt gebracht, die voldoet aan de vereisten van het verdrag, kan dit verdrag gelding hebben op de BES-eilanden. Wat betreft het aanvullend protocol bij dit verdrag, inzake de toezichthoudende autoriteiten en het grensoverschrijdend verkeer, ligt dit anders, in het bijzonder voor zover het gaat om de toezichthoudende autoriteiten. Nadat er enige ervaringen zijn opgedaan met de nieuwe wet, kan worden bekeken, hoe er op de meest effectieve wijze gestalte kan worden gegeven aan dat toezicht. De toepassing van dit protocol zal daarom op een later moment worden uitgebreid tot de BES-eilanden.
Justitieel/strafrecht - nrs. 51 t/m 61
Deze strafrechtelijke verdragen hebben betrekking op de internationale samenwerking in strafzaken, zoals uitlevering, wederzijdse rechtshulp en de overdracht van gevonniste personen. Verder verplichten enkele van deze verdragen tot strafbaarstelling van nader omschreven gedragingen met het oog op de bestrijding van specifieke vormen van ernstige criminaliteit, zoals fraude, corruptie en witwassen. In de benodigde uitvoeringswetgeving, die hoofdzakelijk betrekking heeft op de invoering van nieuwe strafbepalingen, wordt voorzien door de aanpassingen van het Wetboek van Strafrecht BES die zijn opgenomen in het eerdergenoemde voorstel «Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba». In de toelichting bij het artikel dat het Wetboek van Strafrecht BES beoogt te wijzigen, wordt op diverse plaatsen gewag gemaakt van deze verdragen en de wijze waarop aan de daarin opgenomen verplichtingen uitvoering wordt gegeven. Op deze plaats zij daarnaar verwezen.
Wat betreft de verdragen die in artikel 1 van dit wetsvoorstel onder de nummers 54 tot en met 58 worden genoemd, zij het volgende opgemerkt. Het gaat hier om internationale rechtsinstrumenten die zijn opgesteld binnen het kader van de Europese Unie en die strekken ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn. Voorgesteld wordt deze verdragen toe te passen op de BES-eilanden vanwege het grote belang van een doeltreffende strafrechtelijke bescherming tegen financiële fraude ten nadele van de Europese Unie. Nederland krijgt een directe verantwoordelijkheid voor de rechtshandhaving in de BES-eilanden. Voorkomen moet worden dat in de toekomst die eilanden aantrekkelijk worden voor het plegen van gedragingen waardoor op frauduleuze wijze nadeel wordt toegebracht aan de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen omdat van het internationale instrumentarium, toegesneden op de bestrijding van deze vormen van criminaliteit, geen gebruik gemaakt kan worden. Aangezien bedoelde verdragen geen bepalingen bevatten op basis waarvan de gelding beperkt is tot het Europese gebied, kunnen zij, gelet ook op artikel 29 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht («Tenzij een andere bedoeling uit het verdrag blijkt .....».), van toepassing worden verklaard op de BES-eilanden indien en wanneer ter zake parlementaire goedkeuring is verkregen.
Verder zij vermeld dat ten aanzien van de onder de nummers 52, 55 en 57 genoemde verdragen destijds de parlementaire goedkeuring voor Nederland niet alleen de verdragen omvatte, maar ook een voorbehoud (zie Stb. 1986, 463, Stb. 2000, 615 en Stb. 2001, 315). Omdat de te maken voorbehouden voor de BES-eilanden materieel gezien overeenkomen met de voorbehouden die nu al gelden bij deze verdragen voor Nederland, zal bij de notificatie aan de depositaris dat de toepassing van deze verdragen wordt uitgebreid tot de BES-eilanden, worden verklaard dat daarbij dezelfde voorbehouden gelden als die welke gemaakt zijn bij de bekrachtiging van de verdragen voor Nederland.
Justitieel/burgerlijke stand – nrs. 62 en 63
In het kader van de Internationale Commissie voor de Burgerlijke Stand is een aantal verdragen tot stand gebracht, dat tot doel heeft voor de burger in internationaal verband procedures op het terrein van de burgerlijke stand te vergemakkelijken. Hiertoe zijn met name internationale modelakten ontwikkeld, die voorzien zijn van vertalingen in de talen van de andere verdragsstaten. Sommige van de verdragen hebben rechtstreeks betrekking op de burger, in die zin dat deze het recht heeft op de verkrijging van een internationale akte, bijvoorbeeld een internationaal uittreksel uit zijn geboorteakte; andere verdragen regelen de uitwisseling van gegevens op het terrein van de burgerlijke stand tussen autoriteiten van de verdragslanden.
De verdragen onder de nummers 62 en 63 behoeven voor een toepassing op de BES-eilanden parlementaire goedkeuring. Zij betreffen de nationaliteit en de afgifte van akten van de burgerlijke stand. Zo strekt de op 10 september 1964 te Parijs totstandgekomen Overeenkomst inzake het uitwisselen van gegevens met betrekking tot het verkrijgen van nationaliteit ertoe om, indien onderdanen van een Overeenkomstsluitende Staat de nationaliteit van een andere Overeenkomstsluitende Staat hebben verkregen door naturalisatie of optie of deze nationaliteit hebben herkregen, deze Staat ertoe te verbinden daarvan opgave te doen aan de eerstbedoelde Staat. Dat geschiedt door middel van een modelformulier waarop gegevens worden vermeld omtrent de betrokken persoon. De benodigde uitvoeringscapaciteit en -expertise ter zake van dit verdrag zal worden geborgd door de verantwoordelijkheid voor de uitvoering te beleggen bij de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst.
Verder bepaalt de op 8 september 1976 te Wenen totstandgekomen Overeenkomst betreffende de afgifte van meertalige uittreksels uit akten van de burgerlijke stand dat burgers internationale uittreksels kunnen verkrijgen uit akten van geboorte, huwelijk en overlijden. Deze zijn voorzien van vertalingen, waardoor het aantonen van hun burgerlijke staat ten overstaan van een autoriteit in een ander verdragsland aanzienlijk wordt vereenvoudigd. Dit verdrag noopt niet tot het maken van uitvoeringswetgeving voor de BES-eilanden. De uitvoering van het verdrag in praktische zin kan gefaciliteerd worden door de bestaande modellen, hetzij in gedrukte vorm, hetzij in de vorm van software, die ter beschikking worden gesteld aan de ambtenaren van de burgerlijke stand op de BES-eilanden.
De toepassing van de Meterconventie dient uitgebreid te worden tot de BES-eilanden. De Meterconventie behelst het internationale systeem van eenheden (SI) dat in Nederland wordt gehanteerd. Door de uitbreiding van de gelding wordt ook in de eilandengebieden dit internationaal aanvaarde metrieke stelsel gehanteerd.
De IJkwet BES, zoals voorgesteld in artikel 5:13 van het eerdergenoemde voorstel «Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, voorziet in de vaststelling van de meeteenheden bij algemene maatregel van bestuur. Het Meeteenheden-besluit 2006 dat onder de Metrologiewet is vastgesteld en waarin het SI-stelsel is opgenomen, kan hieraan invulling geven. In dat besluit zal worden aangegeven dat het ook zal gelden op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Raad van Europa – nrs. 66 t/m 68
De op 16 mei 1972 te Bazel totstandgekomen Europese Overeenkomst inzake de immuniteit van Staten, alsmede het Aanvullend Protocol bevatten fundamentele regels die gelden voor het grondgebied van Nederland, dat na de staatkundige hervorming uitgebreid wordt met de BES-eilanden. Voorts, gezien de kenmerken van bestuurlijke inrichting en lokale autonomie van de BES-eilanden (na transitie), ligt het in de rede om het betreffende Europese Handvest ook daar van toepassing te verklaren. Deze verdragen hebben rechtstreeks werkende bepalingen. Hierdoor is er voor de uitbreiding van de toepassing van deze verdragen tot de BES-eilanden geen nadere wetgeving nodig.
Het verdrag is onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie in nauwe samenwerking met het Internationaal Atoomenergie Agenschap en het Europees Nucleair Energie Agenschap van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling tot stand gebracht. Het verdrag geeft een aansprakelijkheidsregeling voor schade veroorzaakt door het zeevervoer van nucleaire stoffen. Het doel van het verdrag is om mogelijke strijdigheden en problemen te voorkomen door gelijktijdige toepassing op nucleaire schade van bepaalde internationale maritieme verdragen die toezien op de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar en andere verdragen waarbij aansprakelijkheid voor schade van nucleaire incidenten wordt gekanaliseerd naar de exploitanten van nucleaire installaties waarvandaan of waarnaartoe de betreffende nucleaire stoffen worden vervoerd. Door het Verdrag dat op 30 oktober 1991 in werking getreden is voor Nederland, uit te breiden tot de BES-eilanden wordt de aansprakelijkheidsregeling ook op die eilanden van toepassing. Het verdrag bevat rechtstreeks werkende bepalingen. Voor deze uitbreiding is geen aanvullende regelgeving ten aanzien van de BES-eilanden benodigd.
Visumaangelegenheden – nrs. 70 t/m 72
Op grond van deze visa-verdragen kan men zonder een visum of zonder te betalen voor een visum het grondgebied wederzijds betreden. Door de toepassing van deze verdragen uit te breiden tot de BES-eilanden, wordt aan de inwoners van die eilanden de mogelijkheid geboden zonder visa-beperkingen te reizen. De uitbreiding heeft geen gevolgen voor de wetgeving. De verdragen bevatten rechtstreeks werkende bepalingen, in het bijzonder instructies aan de grensbewaking. Doordat de inwoners van de BES-eilanden houders zijn van Nederlandse paspoorten, waaronder diplomatieke en dienstpaspoorten, kunnen zij direct naar de landen in kwestie reizen.
Het op 31 maart 1953 te New York totstandgekomen Verdrag betreffende de politieke rechten van de vrouw is een mensenrechtenverdrag dat op 28 oktober 1971 in werking is getreden voor Nederland. Dit verdrag bepaalt dat vrouwen op gelijke voet als mannen het passief en actief kiesrecht mogen uitoefenen en benoembaar zijn in publieke ambten. De uitoefening van deze rechten op de BES-eilanden zal verankerd worden in de Kieswet BES, de Wet openbare lichamen BES en de Wet materieel ambtenarenrecht BES. Deze wetgevingen kennen ten aanzien van de uitoefening van de hiervoor bedoelde rechten geen onderscheid naar sexe.
Vluchtelingen – nrs. 74 t/m 77
Nu de BES-eilanden deel gaan uitmaken van Nederland vereist de Nederlandse internationaalrechtelijke positie dat ondergenoemde vluchtelingenverdragen die toentertijd alleen voor Nederland parlementair zijn goedgekeurd en daarna zijn bekrachtigd, ook op de BES-eilanden gaan gelden. De juridische infrastructuur, benodigd voor de tenuitvoerlegging van het hieronder als eerste vermelde Protocol, wordt verzekerd door middel van aanpassing van de vreemdelingenwet- en regelgeving voor de BES-eilanden. De benodigde uitvoeringscapaciteit en -expertise zal worden geborgd doordat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de toelatingstaken, vermeld in de Wet toelating en uitzetting BES, zal worden gemandateerd aan de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst. De overige hierna vermelde verdragen en protocol hebben rechtstreekse werking en behoeven derhalve geen implementatiewetgeving. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering daarvan zal bij de Nederlandse Immigratie- en Naturalisatiedienst komen te liggen.
Het op 31 januari 1967 te New York totstandgekomen Protocol betreffende de status van vluchtelingen is voor Nederland in werking getreden op 29 november 1968. Het Protocol, waarin de bepalingen van het op 28 juli 1951 te Genève totstandgekomen Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Trb. 1951, 131) worden geïncorporeerd, regelt de rechten die toekomen aan vluchtelingen.
Het Protocol betreffende zeelieden-vluchtelingen van 1973 bevat een opname van de artikelen 2 en 4 tot en met 13 van de op 23 november 1957 te »s-Gravenhage totstandgekomen Overeenkomst betreffende zeelieden-vluchtelingen (Trb. 1958, 111). Het Protocol houdt nauw verband met de toepassing van het eerdergenoemde vluchtelingenverdrag van 1951 en het desbetreffende protocol van 1967. Daarnaast bestaat het voornemen om de Overeenkomst betreffende zeelieden-vluchtelingen eveneens op de BES-eilanden toe te passen. Deze Overeenkomst wordt in bijlage 1 bij deze toelichting onder nummer 34 genoemd.
De Europese Overeenkomst van 16 oktober 1980 inzake overdracht van verantwoordelijkheid voor vluchtelingen is tot stand gekomen teneinde de toepassing van artikel 28 van het vluchtelingenverdrag 1951 te kunnen realiseren, in het bijzonder voor gevallen waarin sprake is van vluchtelingen die van verblijfplaats veranderen en zich rechtmatig op het grondgebied van een andere Overeenkomstsluitende partij vestigen.
De Overeenkomst betreffende de internationale samenwerking op het gebied van administratieve bijstand aan vluchtelingen, ondertekend te Bazel op 3 september 1985, regelt het kunnen uitvoeren van artikel 25 van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, door te komen tot een internationale administratieve samenwerking ter vaststelling van de identiteit en de burgerlijke staat van vluchtelingen.
Dit artikel voorziet in de goedkeuring van het voornemen om twee verdragen te kunnen opzeggen voor de BES-eilanden. Deze verdragen zijn destijds voor de Nederlandse Antillen, maar niet voor Nederland, parlementair goedgekeurd en daarna bekrachtigd.
Met de briefwisseling die op 10 februari 1965 heeft plaatsgevonden, is een verdrag tot stand gekomen houdende de erkenning van het zeemansboekje als reisdocument ten behoeve van de Nederlandse Antillen (zie Trb. 1965, 57 en Kamerstukken 8127 (R490)). Het verdrag voorziet in de mogelijkheid voor zeelieden van Spaanse nationaliteit om zonder visum of vergunning tot verblijf of tijdelijk verblijf het grondgebied van de Nederlandse Antillen te betreden. Doordat de BES-eilanden na de transitie zich aansluiten bij Nederland, heeft het verdrag geen betekenis meer voor die eilanden. Personen die burger zijn van de Europese Unie, zijn in de regel namelijk vrijgesteld van onder meer visumplicht, wanneer zij op Nederlands grondgebied binnenkomen en/of verblijven.
Ten aanzien van het op 17 mei 1994 te Parijs totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek inzake personencontrole op de luchthavens op Sint Maarten (Trb. 1994, 144; Kamerstukken 24 074 (R1531)), is de reden dat het verdrag in zijn gelding en naar zijn aard beperkt is tot Sint Maarten.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten
Verdragen waarvan het voornemen bestaat om de toepassing uit te breiden tot de BES-eilanden en waarvoor geen parlementaire goedkeuring vereist is, omdat zij al voor de Nederlandse Antillen zijn goedgekeurd
1. Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België inzake de Nederlandse Taalunie; Brussel, 9 september 1980 (Trb. 1980, 147; Kamerstukken 16 622 (R1155))
2. Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen; Parijs, 14 november 1970 (Trb. 1972, 50; Kamerstukken 31 256 (R1836))
3. Protocol tot wijziging van de Internationale Overeenkomst inzake de vereenvoudiging en harmonisatie van douaneprocedures; Brussel, 26 juni 1999 (Trb. 2001, 162; Kamerstukken 28 434 (R1723))
Eigendom, intellectuele en industriële
4. Overeenkomst van Locarno van 8 oktober 1968 tot instelling van een internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid; Locarno, 8 oktober 1968 (Trb. 1969, 235; Kamerstukken 14 023 (R1043))
5. Overeenkomst van Wenen tot instelling van een internationale classificatie van beeldbestanddelen van merken; Wenen, 12 juni 1973 (Trb. 1974, 208; Kamerstukken 14 024 (R1044))
6. Wijziging van de Overeenkomst van Wenen tot instelling van een internationale classificatie van beeldbestanddelen van merken; Genève, 1 oktober 1985 (Trb. 1986, 12; Kamerstukken 27 644 (R1679))
7. Overeenkomst over de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en de over grote afstanden trekkende visbestanden; New York, 4 augustus 1995 (Trb. 1996, 277; Kamerstukken 27 892 (R 1693))
8. Verdrag inzake de fysieke beveiliging van kernmateriaal; Wenen/New York; 3 maart 1980 (Trb. 1980, 166; Kamerstukken 18 435 (R1259))
Justitieel/privaatrecht/burgerlijke stand
9. Overeenkomst betreffende de vaststelling van de familierechtelijke betrekking tussen het onwettige kind en zijn moeder; Brussel, 12 september 1962 (Trb. 1963, 93; Kamerstukken 7545 (R392))
10. Overeenkomst strekkende tot het vergemakkelijken van huwelijkssluiting in het buitenland; Parijs, 10 september 1964 (Trb. 1965, 90; Kamerstukken 8966 (R572))
11. Overeenkomst inzake beslissingen tot verbetering van akten van de Burgerlijke Stand; Parijs, 10 september 1964 (Trb. 1965, 89; Kamerstukken 11 121 (R770))
12. Overeenkomst tot vrijstelling van legalisatie voor bepaalde akten en documenten; Athene, 15 september 1977 (Trb. 1978, 19; Kamerstukken 14 972 (R1092))
13. Overeenkomst inzake het recht dat van toepassing is op geslachtsnamen en voornamen; München, 5 september 1980 (Trb. 1981, 72; Kamerstukken 20 212 (R1333))
14. Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen; ’s-Gravenhage, 25 oktober 1980 (Trb. 1987, 139; Kamerstukken 20 461 (R1345))
15. Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie; ’s-Gravenhage, 29 mei 1993 (Trb. 1993, 197; Kamerstukken 24 810 (R1577))
16. Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen; ’s-Gravenhage, 19 oktober 1996 (Trb. 1997, 299; Kamerstukken 29 981 (R1782))
Justitieel/staats- en bestuursrecht
17. Europese Overeenkomst inzake het verzenden van verzoeken om rechtsbijstand; Straatsburg, 27 januari 1977 (Trb. 1989, 116; Kamerstukken 21 496 (R1386))
18. Verdrag inzake de toegang tot de rechter in internationale gevallen; ’s-Gravenhage, 25 oktober 1980 (Trb. 1989, 114; Kamerstukken 21 496 (R1386))
19. Europees Verdrag betreffende de niet-toepasselijkheid van verjaring terzake van misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven; Straatsburg, 25 januari 1974 (Trb. 1979, 69; Kamerstukken 15 668 (R1124))
20. Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme; Straatsburg, 27 januari 1977 (Trb. 1977, 63; Kamerstukken 15 971 (R1133))
21. Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart bij het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971; Montreal, 24 februari 1988 (Trb. 1988, 88; Kamerstukken 23 228 (R1475))
22. Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Canada inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken; ’s-Gravenhage, 1 mei 1991 (Trb. 1991, 85: Kamerstukken 22 489 (R1426))
23. Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de zeevaart; Rome, 10 maart 1988 (Trb. 1989, 17; Kamerstukken 21 625 (R1394))
24. Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van vaste platforms op het continentale plat; Rome, 10 maart 1988 (Trb. 1989, 18; Kamerstukken 21 625 (R1394))
25. Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan; Montreal, 1 maart 1991 (Trb. 1991, 127; Kamerstukken 24 676 (R1570))
26. Internationaal Verdrag inzake de bestrijding van terroristische bomaanslagen; New York, 15 december 1997 (Trb. 1998, 84; Kamerstukken 28 029 (R1700))
27. Verdrag inzake de bestrijding van omkoping van buitenlandse ambtenaren bij internationale zakelijke transacties; Parijs, 17 december 1997 (Trb. 1998, 54; Kamerstukken 26 468 (R1637))
28. Verdrag inzake de strafrechtelijke bestrijding van corruptie; Straatsburg, 27 januari 1999 (Trb. 2000, 130; Kamerstukken 27 509 (R1671))
29. Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake de overbrenging van gevonniste personen; Rabat, 30 november 1999 (Trb. 1999, 198; Kamerstukken 27 440 (R1666))
30. Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme; New York, 9 december 1999 (Trb. 2000, 12; Kamerstukken 28 030 (R1701))
31. Facultatief Protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag inzake de rechten van het kind; New York, 25 mei 2000 (Trb. 2001, 63; Kamerstukken 30 158 (R1793))
32. Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 (Trb. 2001, 68; Kamerstukken 29 512 (R1757))
33. Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 (Trb. 2001, 69; Kamerstukken 30 157 (R1792))
34. Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 15 november 2000 (Trb. 2001, 70; Kamerstukken 30 159 (R1794))
35. Protocol tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad; New York, 31 mei 2001 (Trb. 2004, 37; Kamerstukken 29 830 (R1773))
36. Protocol tot wijziging van het Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme; Straatsburg, 15 mei 2003 (Trb. 2003, 133; Kamerstukken 30 102 (R1787))
37. Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake de Strafrechtelijke Bestrijding van Corruptie; Straatsburg, 15 mei 2003 (Trb. 2004, 226; Kamerstukken 30 156 (R1791))
38. Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; New York, 31 oktober 2003 (Trb. 2004, 11; Kamerstukken 30 808 (R1815))
39. Verdrag van de Raad van Europa inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven en de financiering van terrorisme; Warschau, 16 mei 2005 (Trb. 2006, 104; Kamerstukken 31 455 (R1861))
40. Overeenkomst betreffende zeelieden-vluchtelingen; ’s-Gravenhage, 23 november 1957 (Trb. 1958, 111; Kamerstukken 5495 (R140))
41. Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, 1976; Londen, 19 november 1976 (Trb. 1980, 23; Kamerstukken 19 769 (R1317))
42. Internationaal Verdrag inzake hulpverlening, 1989; Londen, 28 april 1989 (Trb. 1990, 109; Kamerstukken 24 798 (R1576))
43. Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972; Londen, 7 november 1996 (Trb. 1998, 134; Kamerstukken 31 057 (R1828))
44. Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol daarbij van 1978; Londen, 26 september 1997 (Trb. 1999, 169; Kamerstukken 30 249 (R1799))
45. Internationaal Verdrag inzake de beperking van schadelijke aangroeiwerende verfsystemen op schepen; Londen, 5 oktober 2001 (Trb. 2004, 44; Kamerstukken 31 338 (R1845))
46. Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992; Londen, 16 mei 2003 (Trb. 2004, 196; Kamerstukken 29 705 (R1766))
47. Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan; Bazel, 22 maart 1989 (Trb. 1990, 12; Kamerstukken 21 598 (R1395))
48. Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel; Rotterdam, 10 september 1998 (Trb. 1999, 30; Kamerstukken 27 002 (R1648))
49. Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen; Stockholm, 22 mei 2001 (Trb. 2001, 132; Kamerstukken 28 111 (R1706))
50. Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Franse Republiek inzake de uitwisseling van beschermde en gerubriceerde gegevens; Parijs, 28 juli 1992 (Trb. 1992, 139; Kamerstukken 23 927 (R1521))
51. Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben; Genève, 10 oktober 1980 (Trb. 1981, 154; Kamerstukken 18 278 (R1248))
52. Protocol inzake niet-waarneembare deeltjes (Protocol I); Genève, 10 oktober 1980 (Trb. 1981, 154; Kamerstukken 18 278 (R1248))
53. Protocol inzake het verbod of de beperking van het gebruik van mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen (Protocol II); Genève, 10 oktober 1980 (Trb. 1981, 154; Kamerstukken 18 278 (R1248))
54. Protocol inzake het verbod of de beperking van het gebruik van brandwapens (Protocol III); Genève, 10 oktober 1980 (Trb. 1981, 154; Kamerstukken 18 278 (R1248))
55. Aanvullend Protocol bij het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben (Protocol IV); Wenen, 13 oktober 1995 (Trb. 1996, 261; Kamerstukken 25 925 (R1614))
56. Protocol inzake het verbod of de beperking van het gebruik van mijnen, valstrikmijnen en andere mechanismen, zoals gewijzigd op 3 mei 1996 (Protocol II zoals gewijzigd op 3 mei 1996), gehecht aan het Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben; Genève, 3 mei 1996 (Trb. 1996, 260; Kamerstukken 25 925 (R1614))
57. Verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van anti-personeelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens; Oslo, 18 september 1997 (Trb. 1998, 65; Kamerstukken 26 137 (R1620))
58. Wijziging van artikel 1 van het op 10 oktober 1980 te Genève tot stand gekomen Verdrag inzake het verbod of de beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden buitensporig leed te veroorzaken of een niet-onderscheidende werking te hebben; Genève, 21 december 2001 (Trb. 2002, 169; Kamerstukken 29 024 (R1740))
59. Protocol inzake ontplofbare oorlogsresten (Protocol V); Genève, 28 november 2003 (Trb. 2004, 227; Kamerstukken 29 848 (R1775))
60. Protocol bij het Verdrag inzake handel met voorkennis; Straatsburg, 11 september 1989 (Trb. 1993, 112; Kamerstukken 23 690 (R1501))
61. Verdrag inzake de erkenning van kwalificaties betreffende hoger onderwijs in de Europese regio; Lissabon, 11 april 1997 (Trb. 2002, 113; Kamerstukken 31 284 (R1841)).
Vindplaats in de Kamerstukken van toelichtingen op de in artikel 1 van het wetsvoorstel genoemde verdragen
Onderwerp | Artikel | Kamerstuk |
---|---|---|
Beveiliging gegevens/militair | 1.1 | 15 059 |
1.2 | 19 119 | |
1.3 | 26 337 | |
1.4 | 28 113 | |
Cultuur | 1.5 | 5 110 |
1.6 | 5 110 | |
1.7 | 22 386 | |
1.8 | 30 894 | |
Douane | 1.9 | 18 746 |
1.10 | 19 265 | |
1.11 | 24 620 | |
1.12 | 25 182 | |
1.13 | 26 372 | |
1.14 | 26 595 | |
1.15 | 27 114 | |
1.16 | 27 183 | |
1.17 | 27 272 | |
1.18 | 28 132 | |
1.19 | 28 427 | |
1.20 | 28 514 | |
1.21 | 28 513 | |
1.22 | 30 059 | |
1.23 | 30 003 | |
1.24 | 30 485 | |
1.25 | 30 905 | |
1.26 | 31 741 | |
1.27 | 31 150 | |
1.28 | 30 889 | |
1.29 | 31 381 | |
Eigendom, intellectuele en industriële | 1.30 | Stb. 1913, 104 |
1.31 | 6 618 | |
1.32 | 13 034 | |
1.33 | 18 150 (R1240)1 | |
1.34 | 31 424 (R1854)1 | |
1.35 | 6 618 | |
1.36 | 13 034 | |
1.37 | 15 376 | |
1.38 | 18 150 (R1240)1 | |
1.39 | 31 424 (R1854) | |
1.40 | 31 424 (R1854) | |
1.41 | 31 424 (R1854) |
1 R-nummer omdat het verdrag (alleen voor Nederland) werd meegenomen met andere verdragen terzake goedkeuring voor het gehele Koninkrijk
Vindplaats in de Kamerstukken van toelichtingen op de in artikel 1 van het wetsvoorstel genoemde verdragen
Onderwerp | Artikel | Kamerstuk |
---|---|---|
Flora en Fauna/kweekprodukten | 1.42 | 7 160 (R340)1 |
1.43 | 14 032 | |
1.44 | 17 483 | |
1.45 | 24 129 | |
Flora en Fauna/visserij | 1.46 | 9 703 |
1.47 | 11 385 | |
Justitieel/staats- en bestuursrecht | 1.48 | 21 093 |
1.49 | 27 280 | |
1.50 | 29 580 | |
Justitieel/strafrecht | 1.51 | Stb. 1898, 29 |
1.52 | 18 128 | |
1.53 | 23 062 (R1465)2 | |
1.54 | 26 468 (R1637)3 | |
1.55 | 26 468 (R1637) | |
1.56 | 26 468 (R1637) | |
1.57 | 27 509 (R1671)3 | |
1.58 | 27 509 (R1671) | |
1.59 | 9 557 (R643)4 | |
1.60 | 9 906 (R671)4 | |
1.61 | 9 905 (R670)4 | |
Justitieel/burgerlijke stand | 1.62 | 8 966 (R572)4 |
1.63 | 19 828 | |
Meeteenheden | 1.64 | Stb. 1928, 466 |
1.65 | Stb. 1928, 466 | |
Raad van Europa | 1.66 | 17 485 |
1.67 | 17 485 | |
1.68 | 20 586 | |
Scheepvaart | 1.69 | 20 323 |
Visumaangelegenheden | 1.70 | 5 042 |
1.71 | 5 167 | |
1.72 | 5 832 | |
Verenigde Naties | 1.73 | 10 478 (R722)4 |
Vluchtelingen | 1.74 | 9 512 |
1.75 | 12 492 | |
1.76 | 17 946 | |
1.77 | 19 728 (R1315)5 |
1 R-nummer i.v.m. goedkeuring voor Suriname.
2 R-nummer i.v.m. raken.
3 R-nummer omdat het verdrag (alleen voor Nederland) werd goedgekeurd bij rijkswet waarmee ook andere verdragen werden goedgekeurd voor het gehele Koninkrijk.
4 R-nummer i.v.m. goedkeuring voor Suriname.
5 R-nummer i.v.m. goedkeuring voor Aruba.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32047-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.