32 046
Overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden; Luxemburg, 26 oktober 2004

B
nr. 2
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 april 2009 en het nader rapport d.d. 12 juni 2009, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 13 maart 2009, no. 09.000.664, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt de overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden; Luxemburg, 26 oktober 2004 (Trb. 2004, 332), met toelichtende nota.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 maart 2009, nr. 09.000.664 , machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 april 2009, nr. W06.09.0068/III, bied ik U hierbij aan.

De overeenkomst voor samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, ter bestrijding van fraude en andere illegale activiteiten die hun financiële belangen schaden; Luxemburg, 26 oktober 2004 (Trb. 2004, 332) (hierna: de overeenkomst) maakt onderdeel uit van een groot pakket van overeenkomsten waarin de samenwerking tussen de Europese Unie (EU) en de Zwitserse Bondsstaat wordt geïntensiveerd. Het merendeel van deze overeenkomsten wordt door de EU zelf gesloten; vanwege het gemengde karakter van de onderhavige overeenkomst (met name de strafrechtelijke aspecten) is bij deze overeenkomst sprake van een gemengd akkoord.

De Raad van State onderschrijft de goedkeuring van de overeenkomst, maar vraagt aandacht voor de aanwijzing van centrale diensten die als contactpunt dienen te fungeren voor de toepassing van de overeenkomst.

Artikel 11 van de overeenkomst bepaalt, dat elke overeenkomstsluitende partij de centrale dienst of de centrale diensten aanwijst die bevoegd zijn om de verzoeken om administratieve bijstand te behandelen. Zij dienen daartoe een beroep te kunnen doen op alle bevoegde bestuurlijke autoriteiten. De instelling van centrale diensten sluit rechtstreeks contact tussen andere autoriteiten niet uit. Door de aanwijzing van één of meer centrale diensten kunnen de betrokken autoriteiten op centraal niveau duidelijk worden geïdentificeerd (zie in deze zin ook de toelichtende nota over artikel 11).

Uit de toelichting komt naar voren dat Nederland voornemens is drie instanties als bevoegde dienst aan te wijzen: de FIOD-ECD (omzetbelasting), het Douane Informatiecentrum (douane en accijnzen) en het Ministerie van Justitie (witwassen). De Raad leidt uit de toelichtende nota af dat deze instanties voor hun takenpakket als centrale dienst in de zin van artikel 11 van de overeenkomst worden aangewezen.

Voorts noemt de toelichtende nota nog een groot aantal andere departementen en instellingen die bevoegde instantie zijn ten aanzien van onderwerpen die vallen onder het bereik van de administratieve bijstand in de overeenkomst. De toelichtende nota geeft echter niet aan welke instantie of instanties voor deze bevoegde instanties als centrale dienst(en) zal (zullen) optreden. Het aanwijzen van ál deze instanties als centrale dienst zou meebrengen dat het doel van artikel 11 van de overeenkomst dat de betrokken autoriteiten op centraal niveau duidelijk worden geïdentificeerd, wordt ondergraven.

De Raad adviseert nader in te gaan op de aanwijzing van centrale diensten als bedoeld in artikel 11 van de overeenkomst en daarbij doel en strekking van dat artikel in acht te nemen.

De Raad van State onderschrijft de goedkeuring van de Overeenkomst, maar vraagt aandacht voor de aanwijzing van centrale diensten die op grond van artikel 11, eerste lid, van de Overeenkomst als contactpunt dienen te fungeren voor verzoeken om administratieve bijstand.

Gevolg gevend aan het advies van de Raad is de toelichting bij artikel 11 aangevuld met een passage die aangeeft dat de meeste binnenkomende verzoeken om administratieve bijstand, die betrekking hebben op autoriteiten of diensten van departementen, in de praktijk door het Douane Informatie Centrum (DIC) te Rotterdam aan die andere autoriteiten of diensten zullen worden doorgeleid. In het geval dat de Zwitserse autoriteiten om administratieve bijstand verzoeken, zal ad hoc moeten worden bepaald hoe kan worden gewaarborgd dat de gevraagde bijstand wordt verkregen.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde overeenkomst wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Justitie, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen de Overeenkomst vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven