32 041(R 1890)
Vaststelling van een zeegrens tussen Curaçao en Bonaire, en tussen Sint Maarten en Saba

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN DEEL

Het advies van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)In de jaren 2004 en 2005 hebben de bevolkingen van de eilanden van de Nederlandse Antillen, gebruikmakend van het recht op zelfbeschikking, zich in referenda uitgesproken voor een nieuwe staatkundige toekomst binnen het Koninkrijk. Naar aanleiding daarvan is door de regering van Nederland, de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden van de Nederlandse Antillen in het hoofdlijnenakkoord van 22 oktober 2005 afgesproken dat het land de Nederlandse Antillen zal ophouden te bestaan. Vervolgens zijn afspraken gemaakt over de positie van Curaçao en Sint Maarten als land binnen het Koninkrijk en over de positie van de eilandgebieden Bonaire, Saba en Sint Eustatius als Nederlands openbaar lichaam. In dat kader dienen onder meer de wateren rondom de toekomstige landen te worden verdeeld door middel van het vaststellen van zeegrenzen.

Tijdens de politieke stuurgroep staatkundige veranderingen van 26 november 2008 is bevestigd dat overeenstemming bestaat over de inhoud van dit voorstel.1 De vaststelling van de zeegrenzen geschiedt, net als bij de vaststelling van de zeegrens tussen de Nederlandse Antillen en Aruba ten tijde van het verkrijgen door Aruba van de hoedanigheid van land in het Koninkrijk bij rijkswet (Rijkswet van 12 december 1985 tot vaststelling van een zeegrens tussen de Nederlandse Antillen en Aruba, Stb. 1985, 664; P.B. 1986, no. 23; AB 1986, no. 7).

De nieuwe zeegrenzen betekenen een afbakening van de territoriale zee, de aansluitende zone en de exclusieve economische zone (zie bijlage 1, koninkrijks-equidistantielijn tussen Curaçao en Bonaire en bijlage 2, koninkrijks-equidistantielijn tussen Sint Maarten en Saba). Een afbakening van de zeegrens tussen Sint Maarten en Sint Eustatius is niet nodig, omdat de territoriale zee, de aansluitende zone en de exclusieve economische zone van beide eilandgebieden niet aan elkaar grenzen. Dit komt door de aanwezigheid van het tot Frankrijk behorende eiland Saint Barthélemy (zie bijlage 2). Om deze reden is Sint Eustatius niet genoemd in het ontwerp.

De in de artikelen 1 en 3 van het ontwerp genoemde punten zijn tot stand gekomen op basis van equidistantie. De verbindingslijn tussen deze punten is de equidistantielijn of middellijn.

ARTIKELSGEWIJS GEDEELTE

Artikelen 1 en 3

De artikelen 1 en 3 leggen de zeegrenzen tussen de Curaçaose en de Bonairiaanse wateren, respectievelijk de Sint Maartense en de Sabaanse wateren vast. Bij zowel Curaçao en Bonaire als Saba en Sint Maarten lopen deze gedeeltelijk door de territoriale zee, de aansluitende zone en de exclusieve economische zone, die conform het zeerecht, aan de ene en de andere partij kunnen toebehoren. In dit verband wordt verwezen naar artikel 2 (in verband met de territoriale zee), artikelen 33 en 303, tweede lid (in verband met de aansluitende zone) respectievelijk artikel 55 en volgende (in verband met de exclusieve economische zone) van het op 10 december 1982 te Montego Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83), alwaar het regime van deze zones is uitgewerkt.

Naar de mate waarin de uitoefening van rechtsmacht die met betrekking tot het zeegebied krachtens volkenrecht aan Staten toekomt, wordt overgedragen aan de afzonderlijke staatkundige eenheden tussen wie door deze wet een grens wordt vastgesteld, zal de betekenis van die grens toenemen. Met andere woorden, voorstelbaar is dat door maatregelen van wetgeving aan weerszijden van de grens afzonderlijke, zij het inhoudelijk misschien nauwelijks verschillende regimes ontstaan voor instandhouding en beheer, exploratie of exploitatie van natuurlijke rijkdommen, levend of niet-levend, van zeebodem en ondergrond of van de daarboven gelegen wateren. Ook onderdanen van derde Staten die activiteiten van deze aard in het betrokken zeegebied ontplooien, zullen met die regimes rekening moeten houden. In zoverre is de grens dus ook voor hen relevant.

Anderzijds blijft het Koninkrijk in volkenrechtelijke zin voor het gehele gebied van de exclusieve economische zone aansprakelijk voor de conformiteit van de daar geldende wetgeving van zijn samenstellende delen met de door het volkenrecht gestelde normen. Het vorenstaande is mutatis mutandis van toepassing op de territoriale zeegebieden en aansluitende zones van Curaçao en Bonaire alsmede Sint Maarten en Saba, die deels aan elkaar grenzen.

Bezien vanuit de bilaterale verplichtingen jegens naburige staten blijft het Koninkrijk voor het gehele betrokken zeegebied verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde in het op 31 maart 1978 te Willemstad tot stand gekomen Grensverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Venezuela (Trb. 1978, 61; 1979, 11). De daarin neergelegde regels onder meer met betrekking tot doorvaart en overvlucht en met betrekking tot de bouw en aanwezigheid van installaties in zee worden geenszins aangetast door de vaststelling van een zeegrens tussen het land Curaçao en het openbaar lichaam Bonaire, noch door de mogelijkheid dat aan weerszijden van die grens uiteenlopende nationaalrechtelijke regimes van kracht worden.

Artikelen 2 en 4

De verwijzing, in de aanhef van artikel 1, naar het bepaalde in artikel 2, beoogt buiten twijfel te stellen dat de onderhavige zeegrens aansluit op de eerder met Venezuela overeengekomen grens. Zou ooit een verschil blijken tussen de ligging van de punten A en W zoals hier door coördinaten bepaald en de ligging van diezelfde punten als drielandenpunt (of tripunt) op de overeengekomen grens met Venezuela, dan komt aan die laatste ligging een doorslaggevende betekenis toe.

In artikel 4 wordt bepaald dat in oostelijke richting en in westelijke richting de eindpunten van de zeegrens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, de tripunten zijn, die de snijpunten vormen van de middellijnen tussen de zeegebieden van het land Sint Maarten, het openbaar lichaam Saba en Frankrijk. Anders dan in artikel 1, is er hier nog geen overeengekomen grens om op aan te sluiten. De eindpunten liggen derhalve nog niet vast. De onderhandelingen met Frankrijk hierover zijn gaande.

Ingevolge artikel 22, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk geschieden de afkondiging en de opvolgende publicatie van een rijkswet of een algemene maatregel van rijksbestuur in het land of de landen waar de regeling zal gelden. Deze rijkswet zal, gezien de inhoud en strekking, niet gelden in Aruba. Plaatsing in het Afkondigingsblad van Aruba is dan ook geen voorwaarde voor haar inwerkingtreding. Niettemin is het wenselijk dat Aruba de rijkswet publiceert, vanwege het scheepvaartverkeer tussen Aruba en de andere Benedenwindse eilanden.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen


XNoot
1

Bijlage bij Kamerstukken II 2008/2009, 31 568, nr. 7, blz. 1–2.

Naar boven