32 034 Digitale leermiddelen

Nr. 18 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2015

Het is mijn ambitie om scholen en instellingen te helpen met het waarmaken van hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de privacy van leerlingen. Een belangrijk middel is de invoering van het pseudoniem in het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Daarover heb ik uw Kamer eerder geïnformeerd in mijn brief van 3 juli 2015.1 Met deze brief stel ik u op de hoogte van de voortgang van dit traject.

Steeds meer scholen gebruiken digitale leermiddelen in hun dagelijkse praktijk. Digitaal lesmateriaal helpt scholen om onderwijs op maat voor elke leerling te bieden en draagt zo bij aan het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs. Naast de voordelen die het biedt, brengt het ook nieuwe vraagstukken met zich mee. Zo is het nodig dat scholen en aanbieders van deze leermiddelen gegevens van leerlingen uitwisselen. Aanbod op maat voor individuele leerlingen moet ook bij de juiste leerlingen terechtkomen. En als de leerling oefeningen of toetsen maakt, moet de aanbieder weten aan welke leerling hij de resultaten moet teruggeven. Tegelijkertijd mag de privacy van leerlingen niet in het geding zijn. Aanbieders mogen geen persoonsgegevens van leerlingen krijgen, die zij niet nodig hebben voor het aanbieden van digitaal leermateriaal.

Het is de verantwoordelijkheid van scholen en instellingen om de privacy van leerlingen te borgen. Scholen en aanbieders van digitale leermiddelen zijn hier nu mee bezig, in vervolg op het eerder dit jaar gesloten convenant.2 Om de bewustwording rondom dit onderwerp te vergroten en concrete ondersteuning aan scholen te bieden, stond bijvoorbeeld de hele maand september bij Kennisnet in het teken van privacy.3

Pseudoniem als voorwaarde voor dataminimalisatie

Op dit moment wisselen scholen en aanbieders nog een hele set aan persoonsgegevens uit om zeker te weten dat ze het over dezelfde leerling hebben. In plaats van deze set aan persoonsgegevens is het ook mogelijk om hiervoor een nummer te gebruiken dat voor iedere leerling uniek is. Het persoonsgebonden nummer in het onderwijs – meestal het burgerservicenummer (BSN) – is zo’n uniek nummer. Het is echter ongewenst om het BSN zelf voor dit doel te benutten, omdat dit nummer op meer plekken binnen en buiten het onderwijs wordt gebruikt en daardoor in meer systemen bekend is. Dat zou het risico van koppelbaarheid van gegevens vergroten.

Om die reden wil ik het persoonsgebonden nummer omzetten naar een pseudoniem, zodat dit pseudoniem kan worden ingezet voor het gebruik van digitale leermiddelen en er geen risico’s ontstaan op koppelbaarheid met andere gegevens. Het pseudoniem zorgt ervoor dat scholen en aanbieders van digitaal leermateriaal weten dat ze het over dezelfde leerling hebben. Alleen de school weet welke leerling dit is; het pseudoniem is voor anderen niet te herleiden naar een individuele leerling.

Het pseudoniem maakt dataminimalisatie mogelijk. Scholen hoeven dan alleen die gegevens nog uit te wisselen die nodig zijn voor een gebruiksvriendelijke inzet van digitale leermiddelen. Bijvoorbeeld een voornaam, zodat leerlingen die werken in een elektronische leeromgeving die niet in de school zelf staat, aangesproken kunnen worden met hun voornaam. Welke gegevens het precies zijn, wordt door de school bepaald, vanuit zijn verantwoordelijkheid voor de zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. Dit is onderdeel van het contract dat hij sluit met de leverancier. Het eerder dit jaar afgesloten privacyconvenant en de bijbehorende modelbewerkersovereenkomst ondersteunen scholen hierbij.4

Om het persoonsgebonden nummer om te zetten naar een pseudoniem is een wetswijziging vereist. Het persoonsgebonden nummer mag immers alleen worden gebruikt voor bij wet bepaalde doeleinden. Dit traject heb ik inmiddels in gang gezet, zodat het pseudoniem op het persoonsgebonden nummer kan worden gebaseerd.

Privacy impact assessment

Om te kunnen pseudonimiseren wordt een nummervoorziening gebouwd en ingevoerd. Het ontwerp van de nummervoorziening is getoetst op nut en noodzaak van de verwerking van gegevens voor dit doel in een privacy impact assessment (PIA). Hierin is ook nagegaan hoe deze gegevens verwerkt mogen worden, zodat ze voldoen aan de privacywetgeving. Daarmee brengt de PIA de risico’s op het gebied van privacy en gegevensverwerking in kaart. Ook bevat het een voorstel voor passende beveiligingsmaatregelen. In de bijlage bij deze brief treft u de PIA aan5.

De PIA leidt ertoe dat de beoogde invoering van het pseudoniem recht doet aan de noodzakelijke zorgvuldige omgang met persoonsgegevens. De PIA stelt additionele risicobeheersmaatregelen voor die onverkort worden overgenomen bij de bouw en invoering van de nummervoorziening.

Invoering en planning nummervoorziening

De nummervoorziening wordt onder publieke verantwoordelijkheid gebouwd door Stichting Kennisnet. Bij de invoering van de nummervoorziening zijn veel organisaties betrokken. Leveranciers van leerlinginformatiesystemen, distributeurs en aanbieders van digitale leermiddelen zullen hun systemen en werkwijze moeten aanpassen. Dit betekent dat er zorgvuldig moet worden getest. Zodra scholen het pseudoniem gaan gebruiken moet alles foutloos functioneren.

Deze zorgvuldigheid vormt de basis voor de planning. Die planning gaat ervan uit dat met ingang van het schooljaar 2017/2018 scholen en instellingen in het po, vo en mbo gebruik kunnen maken van het pseudoniem. De invoering vindt stapsgewijs plaats. De bouw van de nummervoorziening start in het eerste kwartaal van 2016. Vanaf het tweede kwartaal worden pilots georganiseerd waarin de tests plaatsvinden. Die tests zullen gedurende 2016 worden uitgevoerd. Zodra de wetswijziging van kracht is, voor de start van het schooljaar 2017/2018, mag en kan het pseudoniem worden gebruikt door scholen en leveranciers.

Deze planning is realistisch, maar vergt meer tijd dan ikzelf en uw Kamer zouden willen. Ik vind zorgvuldigheid en een toekomstbestendige oplossing echter belangrijker dan snelheid. In de tussentijd zit ik niet stil. Parallel aan het invoeringstraject van de nummervoorziening zet ik vol in op verdere invoering van de afspraken uit het privacyconvenant en het terugdringen van het aantal persoonsgegevens dat wordt uitgewisseld. Dit gebeurt onder meer in publiek-privaat overleg, zoals in het convenant is afgesproken. Daarbij hanteer ik het uitgangspunt van de motie van het lid Jasper van Dijk over het vernietigen van de persoonsgegevens na pseudonimisering.6 Het is mijn inzet, en die van de sectorraden, dat persoonsgegevens die in handen zijn van partijen buiten de school en die niet nodig zijn voor het aanbieden van onderwijs worden vernietigd.

Toekomstvaste oplossing

Ik ben ervan overtuigd dat met de invoering van de nummervoorziening een grote stap wordt gezet in het borgen van de privacy van leerlingen op een manier die tevens leidt tot een efficiënt gebruik van leermiddelen en die klaar is voor de uitdagingen van de toekomst. Ik volg de ontwikkelingen op de voet en zal uw Kamer hiervan op de hoogte houden.

Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstuk 32 034, nr. 17.

X Noot
2

Bijlage bij Kamerstuk 32 034, nr. 17.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Kamerstuk 32 034, nr. 9.

Naar boven