nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 2 oktober 2009
De vaste commissie voor Justitie1, belast
met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als
volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde
vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie
de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
Inhoudsopgave | |
| | |
1. | Algemeen | 1 |
2. | Artikelen | 1 |
1. ALGEMEEN
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het
voorliggende voorstel van rijkswet. Zij hebben nog enkele vragen.
Deze leden willen graag weten wat de kosten van een attestatie de vita
zijn en of er wat dit betreft verschillen tussen de lidstaten zijn.
De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen
van het voorstel van rijkswet. Er blijven voor deze leden nog wel enkele vragen
staande.
2. ARTIKELEN
Artikel 1
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de toelichting op artikel
1 enerzijds wordt aangegeven dat het om praktische en juridische redenen onmogelijk
is om de autoriteiten van de staat van de verblijfplaats van de betrokkene
te vragen een onderzoek in te stellen naar de nationaliteit van de aanvrager
als deze geen eigen onderdaan is. Anderzijds wordt in de toelichting op bijlage
1 aangegeven dat de autoriteit die gevraagd wordt de attestatie af te geven,
geacht wordt een gedegen controle uit te voeren naar het in leven zijn en
de identiteit van de betrokkene. Deze controle kan worden verricht
door onderzoek van de identiteitskaart, het paspoort, de verblijfstitel, door
raadpleging van de registers van de burgerlijke stand of van het bevolkingsregister
en door elk ander middel waarin het interne recht van de autoriteit die de
attestatie afgeeft voorziet. De leden van de CDA-fractie vragen waarom in
het kader van die gedegen controle niet ook het nationaliteitsonderzoek kan
worden meegenomen. Kan een toelichting worden gegeven op de aard van de praktische
en juridische problemen inzake nationaliteitsonderzoek? Tot welk eventueel
misbruik kan het niet verrichten van nationaliteitsonderzoek leiden?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het
onmogelijk is aan de autoriteiten van de staat van de verblijfplaats van de
betrokkene te vragen een onderzoek in te stellen naar de nationaliteit van
de aanvrager als deze geen eigen onderdaan is. De leden van de VVD-fractie
willen graag weten of het dan niet voor de aanvrager mogelijk is een bewijs
van nationaliteit te overleggen.
Artikel 2
De leden van de VVD-fractie vragen waarop de termijn van zes maanden is
gebaseerd waarbinnen de attestatie na afgifte dient te worden aanvaard. Is
dit gelijk aan andere landen die (naar verwachting) partij (zullen) zijn bij
dit verdrag? Zijn er verschillen met andere landen? Zo ja, wat is in die landen
dan de overweging geweest voor het hanteren van een andere termijn?
Artikel 3
De leden van CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in het
algemeen van de betrokkene wordt verlangd dat deze in persoon verschijnt bij
de autoriteit die aangewezen is om te verklaren dat de betrokkene in leven
is. Van deze algemene regel kan in bijzondere omstandigheden worden afgeweken,
bijvoorbeeld in geval de betrokkene zich niet kan verplaatsen als gevolg van
invaliditeit, ziekte of vanwege andere gegronde redenen. Deze leden vragen
hoe in dergelijke gevallen wordt gehandeld. Gaat men die persoon dan bezoeken?
De leden van de VVD-fractie willen eveneens graag vernemen hoe de autoriteit,
die aangewezen is om te verklaren dat de betrokkene in leven is, controleert
dat de betrokkene daadwerkelijk in leven is, wanneer de betrokkene in bijzondere
omstandigheden niet in persoon hoeft te verschijnen. Gaat een vertegenwoordiger
van de autoriteit dan bijvoorbeeld zelf naar de betrokkene toe?
Artikel 4
De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering aangeeft dat het
voor staten mogelijk is om bijvoorbeeld notarissen toe te voegen aan de autoriteiten
die bevoegd zijn om attestaties af te geven. Deze leden vragen of hier enige
controle op is vanuit de overheid van het desbetreffende land om mogelijke
fraude te voorkomen.
De voorzitter van de commissie,
De Pater-van der Meer
Adjunct-griffier van de commissie,
Van Doorn
XNoot
1Samenstelling:
Leden: De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Arib (PvdA), ondervoorzitter,
De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma
(CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Krom (VVD),
Azough (GL), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk),
De Roon (PVV), Roemer (SP), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD),
Kuiken (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA), Anker (CU) en Vacature
(CDA).
Plv. leden: Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Smeets (PvdA), Aasted
Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Leijten (SP), Ulenbelt
(SP), De Vries (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GL), Dijsselbloem (PvdA), Dezentjé
Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV),
Karabulut (SP), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD),
Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Slob (CU) en Sterk
(CDA).