32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 58 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 april 2014

Tijdens het algemeen overleg over de kredietverlening op 20 november 20131 heeft de Minister van Financiën uw Kamer een brief toegezegd over de fiscale behandeling van de verschillende vermogensinstrumenten waarvan een bank gebruik kan maken. Met deze brief doe ik die toezegging gestand. Voorts zal ik invulling geven aan de uitvoering van de motie Van Ojik-Klaver van 4 december 20132.

Fiscale behandeling vermogensinstrumenten

Net als alle andere ondernemingen kunnen banken ter financiering van hun activiteiten zowel eigen vermogen (kapitaal) als vreemd vermogen (leningen) aantrekken. Voor de bepaling van de fiscale winst geldt hierbij de hoofdregel, dat de vergoeding over eigen vermogen (dividend) niet ten laste van die winst gebracht kan worden. De vergoeding over vreemd vermogen (rente) kan in de regel wel ten laste van de winst worden gebracht, tenzij een van de specifieke renteaftrekbeperkende maatregelen van toepassing is. De vergoeding over vreemd vermogen wordt bij de ontvanger tot de winst gerekend. Dit geldt in beginsel ook voor de ontvangen vergoedingen over eigen vermogen, behoudens in die gevallen waarin de deelnemingsvrijstelling van toepassing is.

Het kapitaal dat banken aanhouden wordt in het prudentiële toezicht, zoals opgenomen in het Bazel III/CRD-IV kapitaalakkoord, ingedeeld in verschillende categorieën: het zogenoemde tier 1-kernkapitaal, aanvullend tier 1-kapitaal en tier 2-kapitaal.

Tier 1-kernkapitaal bestaat in de regel uit het aandelenkapitaal en het agio, bij banken die de NV als rechtsvorm hebben. Ook ingehouden winsten maken deel uit van het tier 1-kernkapitaal. De vergoeding over aandelenkapitaal (dividend) is niet aftrekbaar van de fiscale winst van de bank. Bij een bank op coöperatieve grondslag geldt eveneens dat de uitkering van de winst aan de leden niet ten laste van de fiscale winst kan worden gebracht.

Voor de fiscale behandeling van aanvullend tier 1-kapitaal en tier 2-kapitaal moet eerst op grond van de voorwaarden waaronder de desbetreffende vermogensbestanddelen zijn uitgegeven, beoordeeld worden of fiscaal gezien sprake is van eigen vermogen of van vreemd vermogen. Bij deze fiscale beoordeling is in beginsel de civielrechtelijke vorm van de geldverstrekking beslissend: vormt een geldverstrekking civielrechtelijk beschouwd een lening, dan geldt deze geldverstrekking in beginsel ook fiscaal als lening. Belangrijke uitzondering hierop vormt de situatie waarin de lening feitelijk functioneert als eigen vermogen3. In dat geval wordt de civielrechtelijke lening fiscaal behandeld als een kapitaalverstrekking. In de praktijk komen bij banken ook hybride geldverstrekkingen voor, waarvan de civielrechtelijke kwalificatie niet op voorhand duidelijk is. Dergelijke verstrekkingen worden beoordeeld op basis van de essentiële kenmerken die eigen zijn aan kapitaalverstrekkingen, te weten: het gaan behoren tot het voor de vennootschapsschulden aansprakelijke en in het risico van haar onderneming delende vermogen dat bij verliezen wordt aangetast.4

De vergoeding over aanvullend tier 1-kapitaal is vanwege de aangescherpte vereisten van het Basel III kapitaalakkoord naar het hiervoor beschreven geldend recht naar mijn mening niet aftrekbaar. Dit gevolg leidt tot een ongelijk speelveld tussen Nederlandse banken en banken in andere Europese landen. Dit vind ik onwenselijk. Om deze reden is het kabinet voornemens, zoals eerder aan uw Kamer is meegedeeld5, om zeker te stellen dat de vergoeding over aanvullend hybride tier 1 kapitaal6 voor banken fiscaal aftrekbaar zal zijn en bij de ontvanger in de belastingheffing zal worden betrokken.

Kredietverlening

De motie Van Ojik-Klaver vraagt het kabinet de gevolgen voor de kredietverlening in kaart te brengen die samenhangen met de ongelijke fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen.

Vooropgesteld moet worden dat eigen vermogen één van de financieringsbronnen van een bank is en dat kredietverlening zowel door middel van vreemd als eigen vermogen kan worden gefinancierd.

Bij de beslissing van een bank over de mate waarin deze zich financiert door middel van vreemd of eigen vermogen spelen verschillende factoren een rol. Zo gelden kapitaaleisen voor banken, op grond waarvan banken een minimum aan eigen vermogen moeten aanhouden. Daarnaast maken banken een eigen risico-inschatting en spelen kosten een belangrijke rol. Wat betreft het laatste, draagt de fiscale behandeling van vreemd vermogen bij aan het relatief aantrekkelijk maken van het aantrekken van vreemd vermogen. Daar tegenover staat het feit dat de nieuwe bail-in regels uit de Europese richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken leiden tot grotere risico’s voor vreemd vermogen verschaffers en – ceteris paribus – tot hogere kosten voor het aantrekken van vreemd vermogen.

Uiteindelijk is het van belang dat bij de beslissing van een bank om een kredietaanvraag al dan niet te honoreren wordt gekeken naar de specifieke kenmerken van de aanvrager, alsmede naar de algemeen economische of bedrijfstakspecifieke vooruitzichten.

Binnenkort zal een onderzoek van DNB aan uw Kamer worden toegezonden, waarin verder wordt ingegaan op de factoren die de kredietverlening beïnvloeden.

Een afschrift van deze brief is verzonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstuk 32 637, nr. 105, p. 17.

X Noot
2

Kamerstuk 32 637, nr. 92.

X Noot
3

Artikel 10, eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969.

X Noot
4

Hoge Raad, d.d. 7 februari 2014, nr. 12/04640, ECLI:NL:HR:2014:181 en Hoge Raad, d.d. 7 februari 2014, nr. 12/03540, ECLI:NL:HR:2014:224.

X Noot
5

Kamerstuk 32 013, nr. 48: brief van de Staatssecretaris van Financiën, d.d. 16 december 2013.

X Noot
6

Indien op grond van het Burgerlijk Wetboek sprake is van kapitaal, zal de vergoeding daarover niet aftrekbaar zijn; een voorbeeld hiervan kan cumulatief preferent aandelenkapitaal zijn.

Naar boven