Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 32013 nr. 220 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 32013 nr. 220 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 augustus 2019
De wereld staat voor een grote transitie naar een groene economie. Dit vraagt een bijdrage van alle economische sectoren. De middelen die banken, pensioenfondsen, verzekeraars en andere vermogensbeheerders beheren en investeren, zijn een belangrijke bouwsteen in deze vergroening. De vergroening van de financiële sector is dan ook een belangrijk onderdeel van de agenda financiële sector.1
Uw Kamer heeft met de motie van de leden Slootweg (CDA) en Bruins (ChristenUnie) de regering gevraagd te verkennen op welke manier, met het oog op de klimaatdoelstellingen, de markt voor private groene financiering en beleggingen kan worden bevorderd.2 Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek. In deze brief geef ik tevens uitvoering aan mijn toezegging aan het lid Snels (GroenLinks) tijdens het debat «Tien jaar na de start van de financiële crisis», om een overzicht te geven van verschillende initiatieven op het gebied van duurzame financiering die nu worden ontplooid.3
Hoewel duurzaamheid breder strekt dan klimaat, richt ik mij in deze brief met name op klimaatdoelstellingen, in lijn met de overwegingen in de motie van uw Kamer. Ik focus daarbij op de rol die de financiële sector kan spelen in het bereiken van de doelen uit het Klimaatakkoord van Parijs (Kamerstuk 31 793, nr. 134).
Op hoofdlijnen zijn er drie belangrijke uitdagingen voor de verdere ontwikkeling van de markt voor groene financiering. Ten eerste is het noodzakelijk dat financiële instellingen klimaateffecten sterker in hun financierings- en beleggingsbeleid meewegen. Ten tweede is er behoefte aan meer informatie, transparantie en standaardisering. Ten derde zullen alle betrokken partijen (consumenten, financiële instellingen, toezichthouders en overheden) meer ervaring moeten opbouwen met groene financiering. In de achter deze brief liggende analyse geef ik, langs de drie hierboven genoemde uitdagingen, een overzicht van maatregelen die eraan kunnen bijdragen om deze markt verder te bevorderen.
Wat is er nodig? |
Wat doen we? |
---|---|
Zorgen dat financiële instellingen klimaateffecten meewegen in hun beleid |
• De Klimaatwet en het Klimaatakkoord zorgen voor heldere transitiepaden (o.a. door het beprijzen van CO2) en bieden daarmee investeringszekerheid. Dit geeft een impuls aan groene financiering. • Financiële instellingen dienen klimaatgerelateerde risico’s te incorporeren in hun beleid. Toezichtraamwerken moeten ruimte bieden voor de aanpak van deze nieuwe risico’s. DNB neemt hier internationaal het voortouw in, onder andere met klimaatstresstesten. |
Bevorderen van transparantie, informatie en standaardisatie over klimaatimpact |
• Klimaatdata (bijvoorbeeld van beursvennootschappen) moeten verbeteren en deze data moet beter worden ontsloten. Er moeten vergelijkbare meetmethodes voor klimaatimpact komen. Zelf heb ik een actieve rol bij de uitwerking van de borging van het commitment dat financiële instellingen hun klimaatimpact gaan terugdringen. • Nederlandse instellingen lopen hiermee voorop, en gaan op dat vlak stappen zetten als onderdeel van hun commitment aan het Klimaatakkoord. Ik zet me ervoor in dat andere Europese en internationale financiële instellingen dit goede voorbeeld volgen. • Er dient in Europa snel een ambitieuze taxonomie te komen zodat helder wordt wat een groene/duurzame investering is. |
Opbouwen van ervaring met groene financiering bij alle betrokken partijen |
• Ik blijf nationaal en internationaal de samenwerking opzoeken. Nationaal doe ik dat onder andere binnen het Klimaatakkoord. Op internationaal vlak bijvoorbeeld binnen de opgerichte coalitie voor Ministers van Financiën. Dit is onontbeerlijk om te komen tot meer kennis, uniformiteit, en het risico op verplaatsing van fossiele investeringen te voorkomen. • De Nederlandse staat geeft het goede voorbeeld door een groene obligatie uit te geven. Dit geeft de groene kapitaalmarkten een zet. • Nationaal wordt er gekeken naar maatregelen om de huizenmarkt te vergroenen. |
Ten aanzien van de eerste uitdaging is het noodzakelijk dat de positieve en negatieve effecten van financieringen en beleggingen op het klimaat («externaliteiten») beter worden meegewogen in investeringsafwegingen. Overheidsbeleid dat zorgt voor beprijzing van externaliteiten, zoals het Europese emissiehandelssysteem of de CO2-heffing voor de industrie, maakt het aantrekkelijker voor de financiële sector om geld te alloceren naar «groen». In het (voorstel voor een) Klimaatakkoord presenteert het kabinet een afgewogen mix van maatregelen die de beprijzing van CO2 en andere broeikasgassen zal verbeteren, op een manier die haalbaar en betaalbaar is. Mijn verwachting is dat groene financieringen en beleggingen hiermee een gunstiger risico-rendementsprofiel krijgen. Daarnaast biedt helder klimaatbeleid financiële instellingen investeringszekerheid. Het Klimaatakkoord en de Klimaatwet bieden deze benodigde investeringszekerheid aan financiële instellingen, doordat hiermee de hoofdlijnen van het klimaatbeleid voor de komende decennia duidelijk zijn en de doelstelling wordt vastgelegd. Ik verwacht dat dit een belangrijke impuls geeft aan de markt voor groene financiering in Nederland. Het is vervolgens aan instellingen zelf om de gevolgen en eventuele risico’s van de energietransitie alsmede klimaatverandering te vertalen naar hun eigen balansen. Ik zie ook een rol voor toezichthouders om hiermee verder aan de slag te gaan. Zij dienen klimaatrisico’s onderdeel te laten zijn van hun toezichtsraamwerken. Tot mijn genoegen neemt de Nederlandsche Bank (DNB) hierin wereldwijd een leidende rol, onder andere als oprichter van het netwerk van centrale banken en toezichthouders dat streeft naar de vergroening van het financieel systeem (Network for Greening the Financial System, NGFS).
Ten tweede is de (internationale) markt voor groene financiering gebaat bij het bevorderen van informatie, transparantie en standaardisering. Er is meer informatie nodig over de impact op het klimaat in alle schakels van de financiële keten: voor investeerders gaat het om informatie over de bedrijven waarin zij investeren, voor klanten over informatie over hun beleggingen en hun financiële dienstverleners, en voor toezichthouders over informatie van de onder toezicht staande financiële instellingen. De ontwikkelingen op dit terrein gaan op dit moment snel. In Brussel onderhandel ik over regelgeving die moet leiden tot meer transparantie over de duurzaamheidsrisico’s bij financieringen en beleggingen. Ik zet me er voor in dat er in Europa op korte termijn een gemeenschappelijke taal komt tussen investeerders en beleidsmakers op het gebied van groene beleggingen («de taxonomie»).4
Hoewel ik veel goede ontwikkelingen zie, ben ik van mening dat op het punt van transparantie en informatie verdere stappen noodzakelijk zijn. Ik zie graag dat de rest van Europa zich hierbij door Nederland laat inspireren. De Nederlandse financiële sector heeft tot mijn genoegen op 10 juli een «klimaatcommitment» ondertekend. De deelnemende financiële instellingen hebben daarin vastgelegd dat zij het CO2-gehalte van al hun relevante financieringen en beleggingen in kaart gaan brengen, hierover openbaar gaan rapporteren en actieplannen opstellen om deze impact terug te brengen. Nederlandse financiële instellingen hebben methodes ontwikkeld om deze impact te meten. Als onderdeel van het commitment hebben zij afgesproken resultaten vergelijkbaar te maken en stappen te zetten om de meting te verbeteren en te verdiepen. Het Ministerie van Financiën is betrokken bij de uitwerking van de borging van deze beloftes in het commitment. De kennis die hiermee wordt opgedaan, wil ik gebruiken om in internationaal verband te pleiten voor nadere convergentie van standaarden.
Tot slot geldt dat de markt voor groene financiering een markt in ontwikkeling is. Financiële instellingen zullen net als toezichthouders meer ervaring moeten opbouwen met groene financiering. Om een bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van de groene kapitaalmarkt geeft Nederland sinds dit jaar voor het eerst groene obligaties uit. Ook zetten staatsdeelnemingen zich in om groene projecten mogelijk te maken. Mede met ditzelfde doel voor ogen richt het kabinet momenteel de investeringsinstelling Invest-NL op. Invest-NL zal bijdragen aan het identificeren van financieringsproblemen en meefinancieren bij investeringen op het gebied van onder andere energie en verduurzaming. Verder wordt gekeken of en in hoeverre de krediettoets bij het afsluiten van een aanvullende hypotheek voor verduurzaming kan worden vereenvoudigd zonder dat dit tot overkreditering leidt. Tevens wordt een methodiek voor woonlastenneutraliteit verkend, die leidend kan zijn bij het verstrekken van kredieten ten behoeve van verduurzaming. Het is zeer waardevol dat in Nederland door alle betrokken partijen wordt samengewerkt om uitdagingen voor de markt voor groene financiering weg te nemen, en ik blijf erop inzetten dat deze samenwerking wordt voortgezet.
Ik heb de verwachting dat het ingezette beleid zal bijdragen aan de benodigde financieringen en beleggingen om groene economische groei te bewerkstelligen. Dit zal op termijn leiden tot een moderne en competitieve economie, minder risico’s in de financiële sector, nieuwe banen en een gezondere leefomgeving.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Het kabinet heeft in het regeerakkoord een ambitieuze klimaat- en energieagenda geformuleerd (Kamerstuk 34 700, nr. 34). Zowel nationaal als internationaal zet het kabinet in op versnelde actie om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. In Europa neemt het kabinet het voortouw om de reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen van ten minste 40% ten opzichte van 1990 naar 55%. Nederland zoekt daarbij nadrukkelijk samenwerking met gelijkgezinde Noordwest-Europese landen. Ondertussen nemen we in Nederland maatregelen die ons voorbereiden op een reductie in 2030 van 49% ten opzichte van 1990. Daarnaast is op 21 juni de Klimaatwet (Kamerstuk 34 534) door de Eerste Kamer aangenomen, waarin is vastgelegd dat Nederland in 2050 haar broeikasgasuitstoot met 95% zal reduceren ten opzichte van 1990.
De financiële sector wordt op verschillende manieren geconfronteerd met de gevolgen van klimaatverandering en klimaatbeleid. Ten eerste is de financiële sector nodig voor de grote investeringen die voor de energietransitie en het klimaatbeleid nodig zijn. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) schat dat de voorgestelde maatregelen in het Klimaatakkoord een totale extra investeringsopgave van 56 tot 75 miljard euro betekent in de periode 2019–2030.5 Volgens de Europese Commissie (EC) moet er jaarlijks een investeringsgat van 180 miljard euro worden gedicht om Europa’s klimaatdoelen voor 2030 te halen.6 Deze investeringen zullen niet alleen uit de publieke sector kunnen komen; investeringen van de private sector zijn essentieel. Bedrijven en consumenten7 kunnen voor groene investeringen financiering aantrekken via de kapitaalmarkt (bijv. groene obligaties), via banken (bijv. groene hypotheken en bedrijfsleningen) en via andere vormen van financiering (bijv. groenfondsen, private equity, venture capital). Deze markt zal de komende jaren flink gaan groeien.
Het andere gevolg van klimaatverandering en klimaatbeleid voor de financiële sector is het toenemende risico dat financiële instellingen erdoor lopen. Ten eerste lopen financiële instellingen fysieke risico’s als gevolg van een veranderend klimaat, bijvoorbeeld door een toename in schade van overstromingen of droogte. Zo kunnen verzekeraars te maken krijgen met grotere schadelasten. Ook beleggers en investeerders kunnen worden geraakt door forse afschrijvingen op investeringen na grote schade. Daarnaast lopen financiële instellingen risico’s door blootstellingen op sectoren waarin krimp plaatsvindt als gevolg van de transitie naar een CO2-neutrale energievoorziening. Financiële instellingen die relatief veel uitzettingen hebben op deze sectoren kunnen op den duur te maken krijgen met grote afschrijvingen. Vergroening van balansen zorgt er daarom voor dat de stabiliteit van het financieel stelsel verbetert.
Financiële instellingen nemen reeds in toenemende mate de maatschappelijke effecten van hun financieringen en beleggingen mee in hun investeringsafwegingen, mede onder druk van aandeelhouders en klanten. Waar dit vroeger vaak plaatsvond via een uitsluitingsbeleid (het bewust afzien van financieringen en beleggingen in bepaalde sectoren) vindt dit tegenwoordig in toenemende mate plaats via een insluitingsbeleid, zoals investeren in groene energie. Hierbij speelt mee dat vergroening en een duurzaam verdienmodel steeds meer in het verlengde van elkaar komen te liggen. De transitie naar een groene economie biedt in toenemende mate commerciële kansen aan financiële instellingen. Zij zien dat hun klanten steeds meer behoefte hebben aan groene financiële producten en spelen daarop in.
De uitdagingen zijn evenwel nog steeds groot. Daarom deel ik de wens van uw Kamer om deze markt verder te bevorderen. De vergroening en verduurzaming van de financiële sector is dan ook een belangrijk onderdeel van de agenda financiële sector.8 Klimaat staat in die zin niet op zichzelf. Ik vind het belangrijk dat de financiële sector oog heeft voor haar bredere maatschappelijke impact. Er worden via de Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO)-convenanten in de financiële sector afspraken gemaakt over het internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights. Dit gebeurt gezamenlijk door de sector, het maatschappelijk middenveld, vakbonden en de overheid.
Gezien het grensoverschrijdende karakter van financiële markten, alsmede van klimaatverandering, is een Europese aanpak van groot belang. Ik zie deze brief ook nadrukkelijk in het licht van mijn inzet bij het Actieplan Duurzame financiering van de Europese Commissie. De Commissie heeft in dit kader in 2018 drie wetgevende voorstellen gepubliceerd die de markt voor duurzame financiering moeten bevorderen. Deze voorstellen komen ook terug in deze brief.9
Recent hebben zowel het Network on Greening the Financial System (NGFS), waaraan ook DNB deelneemt, als de high-level expert group (HLEG) on sustainanable finance uitdagingen genoemd voor de markt voor groene financiering.10 11 Hieronder beschrijf ik de belangrijkste drie: 1) het meer laten meewegen van klimaateffecten in het beleid van financiële instellingen, 2) het bevorderen van transparantie, informatie en standaardisatie en 3) het opbouwen van ervaring met groene financiering. In hoofdstuk 3 zal ik vervolgens zowel bestaande maatregelen bespreken als de stappen die nog genomen moeten worden om deze uitdagingen het hoofd te bieden.
Financiële instellingen maken financierings- en beleggingsafwegingen op basis van het verwachte risico en rendement. Klimaatverandering brengt echter ook kosten met zich mee voor de bredere samenleving. Het is van belang dat deze maatschappelijke kosten worden meegewogen in de beslissingen van financiële instellingen. Beprijzing van zogenoemde (negatieve) externaliteiten vindt echter nog onvoldoende plaats.
Overheidsbeleid speelt een essentiële rol in het beprijzen van externaliteiten. Beprijzing van negatieve externaliteiten (volgens het concept «de vervuiler betaalt», bijvoorbeeld via fiscale prikkels) leidt ertoe dat financiële instellingen, bedrijven en consumenten schade vanwege klimaatverandering gaan meenemen in hun keuzes. Deze beprijzing prikkelt elk bedrijf en elk huishouden tot het afwegen van te maken kosten ter bestrijding van uitstoot versus het betalen van belasting over de (uiteindelijke) uitstoot van emissies.12 Dit vertaalt zich ook naar de waardering van bedrijven in de financiële sector. Bij een verbetering van de beprijzing van CO2worden groene bedrijven meer waard. Dat geeft financiële instellingen een prikkel om groen te financieren en te beleggen.
Daarnaast geldt dat financiële instellingen behoefte hebben aan beleidszekerheid. Investeringen worden terugverdiend op de lange termijn. Consistent, duidelijk en geloofwaardig klimaatbeleid zorgt ervoor dat groene financieringen en beleggingen gepaard gaan met minder risico’s. Ook beleidszekerheid geeft financiële instellingen dus een prikkel om meer groene investeringen te doen. Daarbij geldt ook dat heldere transitiepaden bijdragen aan het verkleinen van klimaat- en transitierisico’s en het bevorderen van de stabiliteit van het financiële stelsel.
Een mogelijke beperking bij het inprijzen van langetermijneffecten is de horizon van investeerders. De HLEG wijst erop dat de horizon van investeerders korter is dan de termijn waarop de economische transitie plaatsvindt. De transitie naar een CO2-neutrale economie is een langetermijnrisico. De energietransitie kan leiden tot forse afwaarderingen op uitzettingen in fossiele sectoren, de zogenoemde stranded assets. Het is daarom van belang dat instellingen oog hebben voor deze risico’s op de lange termijn. Naast deze transitierisico’s lopen financiële instellingen ook zogenoemde fysieke risico’s door veranderende weerspatronen. Deze kunnen bijvoorbeeld voor schadeverzekeraars leiden tot fors hogere schadelasten. Toezichthouders spelen een rol bij het meenemen en aanpakken van deze klimaatgerelateerde risico’s.
Een voorwaarde voor het goed functioneren van een markt is de aanwezigheid van voldoende en juiste informatie. Financiële instellingen zullen geneigd zijn meer in groene bedrijven te investeren als ze meer zekerheid hebben dat hun geld daadwerkelijk een groene bestemming krijgt. Dat vergt dat er voldoende informatie voorhanden is om goede investeringsbeslissingen te nemen. Het gebrek aan dergelijke informatie brengt ook het risico op «groenwassen» mee: producten die als «groen» worden verkocht, maar dat volgens objectieve maatstaven niet zijn. Duidelijkheid bij investeerders en consumenten over hoe groen een financieel product is, kan groene financieringen en beleggingen bevorderen.
Het vergaren en interpreteren van dergelijke informatie kost tijd. Een efficiënte manier voor financiële instellingen om dergelijke informatie te gebruiken is middels transparantie en onderling vergelijkbare standaarden. In de markt is behoefte aan verdere standaardisering. Door het vergroten van de duidelijkheid en datatoegankelijkheid kan een betere afweging en een betere vergelijking tussen verschillende producten worden gemaakt.
Financiële instellingen dienen meer ervaring op te bouwen op het gebied van groene financiering en dienen op een andere manier naar investeringsbeslissingen te kijken. Financiële instellingen zijn gewend financieringsbeslissingen te nemen op basis van ervaringsgegevens. Maar door de huidige transitie hebben ervaringen uit het verleden minder waarde voor beslissingen voor de toekomst. Daar komt bij dat de transitie naar een groene economie mede wordt gedreven door innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen met een grote financieringsbehoefte, maar waarvan de bedrijfsmodellen en technologieën voor financiers nieuw zijn.
Niet alleen voor financiële instellingen betekent dit een omslag. Prudentiële toezichthouders zullen ervaring moeten opbouwen met de risico’s die instellingen lopen als gevolg van klimaatverandering en de energietransitie. Gedragstoezichthouders zullen meer oog moeten hebben voor de wijze waarop groene en duurzame producten worden aangeboden. Ook voor overheden geldt dat ervaring moet worden opgedaan met het faciliteren van groene financiering. Dit vraagt ook om een continue dialoog tussen alle deze partijen over uitdagingen en oplossingen.
Er worden op dit moment verschillende private en publieke initiatieven ontplooid die tot doel hebben om groene financiering te bevorderen. Deze initiatieven vallen langs de hierboven genoemde drie uitdagingen uit te splitsen. Hieronder ga ik op deze initiatieven in, en noem ik welke stappen nodig zijn en ik zelf ga zetten.
De rol van klimaatbeleid
Het bredere klimaatbeleid bepaalt in grote mate de inprijzing van negatieve externaliteiten en geeft de benodigde beleidszekerheid voor financieringen en beleggingen. In het Klimaatakkoord neemt het kabinet een afgewogen mix van maatregelen die de beprijzing van CO2en andere broeikasgassen kan verbeteren. Met de keuzes die het kabinet nu maakt, worden de belangrijkste onzekerheden aangepakt. Eerder bent u door de Minister van EZK uitgebreid geïnformeerd over dit pakket aan maatregelen.13
Enerzijds bieden de aangekondigde maatregelen in het Klimaatakkoord beleidszekerheid. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de minimum CO2-prijs in de elektriciteitssector. Daarmee worden groene financieringen en beleggingen relatief minder risicovol. Anderzijds worden met het Klimaatakkoord groene financieringen en beleggingen bevorderd ten opzichte van andere investeringen. Voor de industrie introduceert het kabinet bijvoorbeeld een verstandige CO2-heffing. Daarmee neemt het relatieve rendement op CO2-beperkende investeringen toe. Al met al, draagt dit eraan bij dat groene financieringen en beleggingen een gunstiger risico-rendementsprofiel krijgen. Ik verwacht dat het Klimaatakkoord daarmee een belangrijke impuls zal geven aan de markt voor groene financiering in Nederland.
Risicomanagement: rol toezichthouders en stresstesten
Het is van belang dat financiële instellingen zich bewust zijn van de impact van klimaatverandering en de energietransitie op hun balans. Zo heeft DNB recentelijk de eerste klimaatstresstest gepubliceerd, en werkt in internationaal verband (Network for Greening the Financial System) samen met andere toezichthouders verder aan de ontwikkeling van de stresstesten. Vanuit haar toezichtrol heeft DNB eerder al gekeken naar uitzettingen op sectoren die, tezamen met het vastgoed, het leeuwendeel van de uitstoot van CO2veroorzaken. De concentratie van deze uitzettingen zijn het grootst voor pensioenfondsen (12,4 procent van het balanstotaal) en banken (11 procent). Bij verzekeraars is de concentratie van uitzettingen een stuk lager (4,5 procent). Voor 2019 heeft DNB eenzelfde uitvraag ingepland. Ik heb DNB, mede naar aanleiding van vragen van de leden Snels en Sneller, gevraagd de uitzettingen van de Nederlandse financiële sector op CO2-intensieve sectoren te blijven monitoren.14
Ook op Europees niveau zijn belangrijke stappen gezet om klimaatgerelateerde risico’s verder te incorporeren in regelgeving en toezicht. Zo is in de herziening van het kapitaaleisenraamwerk voor banken aandacht voor duurzaamheidsrisico’s. Met de nieuwe wetgeving voor de Europese toezichthoudende autoriteiten (ESA’s), wordt ook expliciet mandaat gegeven om mogelijke milieugerelateerde risico’s mee te nemen in het stresstestregime.15 Ik heb DNB en AFM gevraagd om te zorgen dat de mandaten die aan de ESA’s worden gegeven in Europese wetgeving ten aanzien van duurzaamheidsrisico’s ambitieus worden opgepakt. Ook moedig ik DNB en AFM aan om duurzaamheidsrisico’s verder te blijven integreren in hun toezicht. Verder ben ik van mening dat duurzaamheidsrisico’s in toekomstige herzieningen van Europese wetgeving voor financiële instellingen blijvend moeten worden opgenomen en zal ik dat nauwlettend volgen.
Het is belangrijk dat klanten en pensioendeelnemers weten hoe hun bank, verzekeraar of pensioen(fonds) hun geld belegt. Zij kunnen met die informatie bijvoorbeeld banken met elkaar vergelijken, eventueel overstappen naar een andere verzekeraar of het bestuur van hun pensioenfonds aanspreken. Om de markt voor groene financiering te bevorderen, dient er daarom meer informatie te komen over de impact van financieringen en beleggingen.
Noodzaak van een gemeenschappelijke taal
Duidelijkheid over wat groene en duurzame investeringen zijn begint bij een gemeenschappelijk begrip daarover. In de EU dient er daarom op korte termijn een lijst te komen om duidelijkheid te geven welke beleggingen als groen kunnen worden bestempeld (de «taxonomie»). Hierover wordt op dit moment in de Raad onderhandeld. Het voorstel verplicht aanbieders van groene financiële producten duidelijk te maken hoe de economische activiteiten die zij financieren zich verhouden tot de taxonomie. De gedachte achter het voorstel is dat een consument van groene financiële producten ervan uit moet kunnen gaan dat de achterliggende investeringen daadwerkelijk gaan naar projecten die «groen» zijn. Als de achterliggende investeringen gaan naar economische activiteiten die niet op de lijst staan, moet de aanbieder van het product dat expliciet melden. Ik ben van mening dat dit voorstel een belangrijke bijdrage kan leveren aan een meer eenduidig begrip van duurzaamheid in financiële markten en daarmee ook investeringen kan bevorderen. Ik zet dan ook in op een snelle en ambitieuze afronding.
De Europese Commissie werkt daarnaast op dit moment aan het uitbreiden van het EU Ecolabel naar financiële producten. De gedachte is dat, om voor dit label in aanmerking te komen, beleggingen ten goede moeten komen aan economische activiteiten die onder de taxonomie als «groen» op de markt worden aangeboden. Daarnaast heeft een door de Europese Commissie ingestelde technische expertgroep aanbevolen om met een Europees keurmerk voor groene obligaties te komen. Een bedrijfsfinanciering die voor het keurmerk in aanmerking wil komen, moet dan voldoen aan zowel procesmatige als inhoudelijke eisen. Ook dit label kan eraan bijdragen aan het verduidelijken wat een groen of duurzaam financieel product is.
Meten van en sturen op CO2-gehalte
Naast een gemeenschappelijke taal, is van belang dat financiële instellingen een dieper begrip krijgen van de klimaatimpact van hun financieringen en beleggingen. Als financiële instellingen zich bewust worden van de klimaateffecten van hun financieringen en beleggingen, kunnen ze erop sturen om de negatieve impact terug te brengen. Ik ben dan ook verheugd dat Nederlandse financiële instellingen zich in het kader van het Klimaatakkoord gecommitteerd hebben om klimaateffecten te gaan meten en om hierover publiekelijk te rapporteren vanaf boekjaar 2020. Als onderdeel van dit commitment hebben de financiële instellingen bovendien afgesproken om uiterlijk in 2022 hun actieplannen, inclusief reductiedoelstellingen voor 2030, bekend te maken voor al hun relevante financieringen en beleggingen. De partijen zullen toelichten welke acties zij nemen om hun financieringen en beleggingen in lijn te brengen met de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs.
Momenteel werken de deelnemende instellingen uit de financiële sector, samen met het Ministerie van Financiën, de borging van het commitment uit, zodat jaarlijks kan worden geïnventariseerd waar de partijen staan met de opvolging van het commitment. Ik ga het Nederlandse initiatief actief in Europa uitdragen, met als doel dat ook in andere Europese landen financiële instellingen hun klimaatimpact duidelijk krijgen, en hierop doelen gaan stellen.
Ontsluiten van informatie
De financiële sector is voor klimaatgerelateerde data afhankelijk van data van derden. Op dat vlak zie ik ruimte om in de EU de vereisten voor transparantie te versterken voor beursvennootschappen, waarbij oog moet zijn voor de lastendruk voor kleine bedrijven. Ik moedig de Europese Commissie aan om verdere voorstellen te doen tot harmonisatie van de eisen aan het ontsluiten van informatie over klimaatimpact door beursvennootschappen, banken en verzekeraars. Nationaal wil ik mij inzetten voor de toegankelijkheid van klimaatdata voor financiële instellingen. Ik wil met andere ministeries en de planbureaus in gesprek om te bezien of er ruimte is om de klimaatdata die bij hen reeds aanwezig zijn, beschikbaar te stellen aan financiële instellingen, zodat zij deze kunnen gebruiken in hun analyses.
Het is van belang dat consumenten goed geïnformeerde keuzes kunnen maken. Ook hier zijn recent belangrijke stappen op gezet, door middel van het akkoord in de EU op de verordening «duurzaamheidsoverwegingen bij investeringen en advisering». Op grond van deze verordening dienen financiële instellingen die namens hun klanten beleggen, transparant te zijn over in hoeverre duurzaamheidsrisico’s zijn geïntegreerd in hun beleggingsbeleid. Tevens dienen deze instellingen op hun website te publiceren of er rekening wordt gehouden met de negatieve impact van investeringsbeslissingen op Environmental, Social and Governance (ESG) factoren en zo ja, dan dient het due diligence beleid16 te worden gepubliceerd (via een comply or explain procedure).
Daarnaast dient de financiële instelling in de precontractuele informatie over een beleggingsproduct op te nemen in hoeverre bij beleggingsbeslissingen rekening wordt gehouden met duurzaamheidsrisico’s en de impact van duurzaamheidsrisico’s op het rendement van het beleggingsproduct. Indien een beleggingsproduct wordt aangeboden als een «duurzaam financieel product» dient in de precontractuele informatie te worden genoemd hoe de impact op het klimaat wordt verminderd. Aan de andere kant dient bij beleggingsproducten ook te worden toegelicht wanneer de impact van duurzaamheidsrisico’s niet relevant is voor het desbetreffende beleggingsproduct. Ik ben van mening dat hiermee een belangrijke stap wordt gezet om consumenten meer inzicht te geven in de duurzaamheid van financiële instellingen. Met deze verordening wordt tevens invulling gegeven aan de motie van het lid Sneller om te komen tot een duurzame bijsluiter voor financiële instellingen.17
Harmonisatie van meten van klimaatimpact
In de financiële sector worden meetmethodes ontwikkeld om de klimaatimpact van financieringen en beleggingen inzichtelijk te maken, ook als onderdeel van het klimaatcommitment, mede naar aanleiding van de Task Force on Climate-related Financial Disclosures (TCFD).18 Op dit moment bestaan er verschillende manieren om de klimaatimpact van een financiële instelling te meten en inzichtelijk te maken.
Verschillende Nederlandse financiële instellingen hebben zich verenigd in het Platform Carbon Accounting Financials (PCAF). PCAF heeft voor verschillende activaklassen methodes ontwikkeld om de uitstoot van die onderliggende activa te bepalen. Andere methodes, zoals PACTA, maken gebruiken van scenario’s om te bepalen welke technologische veranderingen, zoals de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie, er in emissie-intensieve sectoren nodig zijn om de klimaatdoelen van Parijs te behalen. De meetmethodes die financiële instellingen hanteren voor het berekenen van de klimaatimpact zijn nog in ontwikkeling. Ik vind het van belang dat de resultaten van metingen vergelijkbaar worden en er stappen worden gezet om metingen te verbeteren en te verdiepen. Dat was ook de wens van uw Kamer, zoals die is geuit via de motie-Sneller.19 Ik ben daarom blij dat de financiële sector, als onderdeel van het bovengenoemde commitment, zich hieraan heeft verbonden.
Een terrein waar op korte termijn harmonisatie zal plaatsvinden is op het gebied van CO2-arme benchmarks. Een benchmark wordt gebruikt om de prestaties van een beleggingsinstelling of vermogensbeheerder te vergelijken met een objectieve maatstaf. Een toenemend aantal investeerders gebruikt CO2-arme benchmarks om de prestaties van hun beleggingsportefeuilles te meten. De Raad en het Europese Parlement hebben in maart van dit jaar overeenstemming bereikt over minimumeisen aan benchmarks die klimaatdoelstellingen nastreven. Ik verwacht dat deze wetgeving benchmarks beter vergelijkbaar en transparanter zal maken.
Rol accountant
Het verstrekken van vergelijkbare informatie op basis van gemeenschappelijk gedeelde normen door de onderneming is van groot belang in de jaarverslaggeving. De accountant kan een rol spelen in het verifiëren van deze informatie. Ik heb het lid Snels tijdens het AO Financiële Markten op 12 juni jl toegezegd om uw Kamer nader te informeren over de eisen die momenteel worden gesteld aan het jaarverslag en de niet-financiële informatie die is opgenomen in het bestuursverslag van grote ondernemingen, de wijze waarop die informatie wordt gecontroleerd door de accountant en waar aanvullende verbetering mogelijk is.20
Ter uitvoering van Europese regels21 is sinds maart 2017 het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie van kracht.22Dit besluit bevat een verplichting voor grote organisaties van openbaar belang om in het bestuursverslag een niet-financiële verklaring op te nemen waarin mededeling moet worden gedaan over het beleid op het gebied van sociale, milieu en personeelsaangelegenheden, eerbiediging van mensenrechten en bestrijding van corruptie en omkoping. Het gaat – kort gezegd – om beursvennootschappen, banken en verzekeraars met meer dan 500 medewerkers. Grote rechtspersonen zijn verplicht om niet-financiële prestatie-indicatoren, met inbegrip van milieu en personeelsaangelegenheden, te betrekken bij de analyse die zij in het bestuursverslag opnemen over de toestand op de balansdatum, de ontwikkeling gedurende het boekjaar en de resultaten van de rechtspersoon. De Europese Commissie heeft op 20 juni 2019 «Richtsnoeren niet-financiële rapportage: aanvulling betreffende klimaatrapportage» gepubliceerd, die behulpzaam kunnen zijn bij het opstellen van de niet-financiële verklaring op het onderdeel milieuaangelegenheden. Verder is in de Nederlandse corporate governance code bepaald dat het bestuur en de raad van commissarissen de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten ten behoeve van lange termijn waardecreatie betrekken bij hun taakvervulling.23Beursvennootschappen zijn wettelijk verplicht te rapporteren over de naleving van de Nederlandse corporate governance code.
Wanneer de accountant op basis van zijn kennis uit het controleonderzoek naar de jaarrekening op materiële onjuistheden stuit in de verklaring niet-financiële informatie, dan dient deze daar uiteindelijk, als bestuur en raad van commissarissen geen oor hebben voor de bevindingen, melding van te maken in zijn verklaring omtrent de getrouwheid. Kleine rechtspersonen, die geen wettelijke verantwoordingverplichting hebben, kunnen uit eigen beweging verslaggeving opstellen over maatschappelijk verantwoord ondernemen. De overheid stimuleert dit met de Transparantiebenchmark.
Ik deel de mening van uw Kamer dat het wenselijk is dat de informatie die wordt gerapporteerd, onder andere in het kader van het klimaatcommitment van de financiële sector, onafhankelijk wordt geverifieerd. Tegelijkertijd ben ik, zoals hierboven beschreven, van mening dat er eerst verdere stappen noodzakelijk zijn ten aanzien van het harmoniseren van het meten van deze klimaatimpact, alsmede de kwaliteit van onderliggende data en informatie. Daar werkt de Nederlandse financiële sector op dit moment aan via het afgesloten klimaatcommitment. Ik blijf hierover met de sector in gesprek, en zal wanneer nuttig en nodig daarbij ook de accountantsorganisaties betrekken.
De markt voor groene financiering is erbij gebaat dat alle betrokken partijen meer ervaring opbouwen met dit onderwerp. Dit vraagt van alle partijen om waar nuttig en nodig samen op te trekken.
Inzet op internationale samenwerking voor standaardisering en informatie-uitwisseling
Vanwege het grensoverschrijdend karakter van financiële markten en de klimaatproblematiek is het van belang dat financiële instellingen wereldwijd hun klimaatimpact inzichtelijk maken. Dat maakt het ook noodzakelijk dat op internationaal vlak ervaringen worden uitgewisseld en expertise wordt opgedaan. Wanneer in Nederland financiële instellingen besluiten om niet meer in bepaalde activiteiten te investeren vanwege de impact op klimaat, dan bestaat nog steeds de mogelijkheid dat financiële instellingen elders wel in deze activiteiten investeren. Internationale stappen om het inzicht in het CO2-gehalte van financieringen en beleggingen te verbeteren, kunnen helpen om dergelijke verplaatsingen in kapitaal tegen te gaan. Ik zet mij daarom in om de goede Nederlandse initiatieven internationaal en Europees op de kaart te zetten. Ook wil Nederland dat tijdens de Climate Action Summit van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties aandacht besteed wordt aan de noodzaak van meer transparantie over de klimaatimpact van investeringen.
Ik steun om dezelfde reden ook het Actieplan van de Europese Commissie. Ik vind het van belang dat duurzame en groene financiering ook voor de volgende Europese Commissie een prioriteit is. Nederland zet zich er daarom voor in dat op Europees niveau nagedacht gaat worden over meer geharmoniseerde standaarden voor het rapporteren van de CO2-impact van financiële instellingen, en het belang dat instellingen hierop gaan sturen.
Twee recente initiatieven om klimaatbeleid tussen Ministers van Financiën op mondiaal niveau af te stemmen, zijn de Coalitie van Ministers van Financiën voor Klimaatactie en het International Platform on Sustainable Finance, dat is opgezet door de Europese Commissie. Nederland behoort tot de eerste toetreders van de Coalitie van Ministers van Financiën. Hierin wordt gesproken over mogelijkheden om meer private financiering te mobiliseren en het financiële systeem te vergroenen.
Ook de IMVO-convenanten dragen bij aan het bewustzijn over duurzaamheid in de financiële sectoren waar deze afgesloten zijn. Zowel de bankensector, de verzekeringssector als de pensioensector hebben IMVO-convenanten afgesloten met de overheid, vakbonden en maatschappelijke organisaties. De partijen hebben zich gecommitteerd aan het handelen volgens de OESO-richtlijnen en de United Nations Guiding Principles on Business and Human Rights UNGP’s. Binnen het convenant van de verzekeringssector en de pensioensector zijn onder andere afspraken opgenomen over het te voeren ESG-beleid, transparantie en rapportage. Het recent afgesloten commitment van de financiële sector als onderdeel van het Klimaatakkoord vormt daarop een welkome aanvulling.
Meefinancieren om risico’s weg te nemen
In Nederland wordt momenteel de investeringsinstelling Invest-NL opgericht. De kapitaalstorting bedraagt € 1,7 miljard. Invest-NL wordt opgericht om gewenste investeringen in bedrijven en projecten mogelijk te maken die vanwege hun onzekere risico-rendementsverhouding of terugverdientijden onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken. Invest-NL helpt kansrijke ondernemingen bij het financieren van hun investeringen, vooral ook als daarmee maatschappelijke transities versneld kunnen worden. De financieringsactiviteiten zien onder andere op de financiering van grote transitie-opgaven voor energie en verduurzaming. Daarbij kan Invest-NL voorzien in risicokapitaal voor scale-ups om op die manier het aantrekken van private financiering te vergemakkelijken. Als het gaat over financiering van het Klimaatakkoord en een eventuele bijdrage van Invest-NL dan kan dat binnen de thema’s «energie» en «verduurzaming» bijvoorbeeld betrekking hebben op de opwekking van duurzame energie, energiebesparing bij het bedrijfsleven en gebouwde omgeving, circulaire scale-ups en verduurzaming van de land- en tuinbouw. Naast Invest-NL blijven Bank Nederlandse Gemeenten (BNG), de Nederlandse Waterschapsbank (NWB) en de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) en verschillende regionale ontwikkelingsmaatschappijen en regionale energiefondsen bestaan. Zij leveren onder andere een bijdrage door financiering te verstrekkingen groene obligaties uit te geven.
Uitgifte groene obligaties
Om een bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van de groene kapitaalmarkt in Nederland, heeft de Staat der Nederlanden in mei van dit jaar voor het eerst groene obligaties uitgegeven. Bij de eerste uitgifte is € 6 miljard opgehaald. Met het uitgeven van de groene obligatie beoogt Nederland bij te dragen aan de ontwikkeling van groene kapitaalmarkten. Daarnaast wil Nederland met de uitgifte van de groene obligatie andere emittenten stimuleren om ook groene obligaties uit te geven.
Bij elkaar brengen van financiële instellingen, toezichthouders en overheden
Binnen het in 2016 opgerichte Platform voor Duurzame Financiering werken vertegenwoordigers uit de sector, de toezichthouders en de rijksoverheid samen om gezamenlijk te kijken hoe obstakels voor duurzame en groene financiering kunnen worden voorkomen of verholpen. Inmiddels vindt dit initiatief ook navolging in andere landen.
De financiële sector was ook betrokken in het Klimaatakkoord om financieringsvraagstukken op te lossen. De Taakgroep Financiering hield zich bezig met financieringsvragen bij de sectortafels en heeft een raamwerk voor de beoordeling van de financierbaarheid van projecten en andere initiatieven ontwikkeld.24 Invest-NL in opbouw heeft toegezegd de coördinerende rol van de Taakgroep Financiering over te nemen. In samenhang met het overnemen van het Green Deal Expertise Centrum (wat thans bij RVO is ondergebracht) en het lidmaatschap van het Platform Duurzame Financiering, positioneert Invest-NL zich op deze manier zodanig dat vroegtijdig financieringsproblemen aangaande de energietransitie kunnen worden geïdentificeerd (en vervolgens opgelost).
Ik vind het zeer waardevol dat in Nederland door alle betrokken partijen wordt samengewerkt om uitdagingen voor de markt voor groene financiering weg te nemen, en ik blijf erop inzetten dat deze samenwerking wordt voortgezet.
Ervaring opdoen met innovatieve projecten: Regeling Groenprojecten
Een specifieke maatregel die bijdraagt aan expertise bij banken en beleggingsinstellingen over financiering van groene projecten is de regeling groenprojecten. De regeling stimuleert projecten die een positief effect hebben op natuur en milieu, maar die vanwege een laag economisch rendement of een hoog risico niet tot stand komen. Spaarders en beleggers leggen met deze regeling middelen in bij de groenfondsen. Een groenfonds kan zowel een bank als een beleggingsinstelling zijn en kan zowel spaar- als beleggingsproducten aanbieden. Met de groenregeling krijgen spaarders een belastingvoordeel: een vrijstelling voor groene beleggingen in Box III en een heffingskorting inkomstenbelasting voor groene beleggingen. Spaarders/beleggers krijgen van groenfondsen een lagere vergoeding dan ze elders zouden kunnen krijgen. Ondernemers kunnen een project dat voldoet aan de criteria van de Regeling groenprojecten vanuit de groenfondsen financieren tegen een lagere rente. De regeling wordt op dit moment geëvalueerd en ik verwacht het rapport hiervan na de zomer. Daarna zal het kabinet hier tevens op reageren. Ik kijk uit naar de resultaten.
Financiering van verduurzamingsmaatregelen
Tot slot worden in kader van standaardisatie als onderdeel van het Klimaatakkoord mogelijkheden om verduurzamingsmaatregelen aan de eigen woning te financieren. Het is belangrijk dat alle woningeigenaren in staat zijn hun woning te verduurzamen. Daarom is het van belang dat er een breed palet aan toegankelijke en verantwoorde financieringsmogelijkheden beschikbaar is. De particuliere woningeigenaar heeft nu al verschillende mogelijkheden om de verduurzaming van zijn woning te financieren, onder andere door verhoging van zijn hypotheek, consumptief krediet of financiering met behulp van eigen middelen. De afsluitkosten die voor het verhogen van een bestaande hypotheek moeten worden betaald, kunnen echter drempelverhogend werken. Daarom wordt bezien of de afsluitkosten kunnen worden verlaagd en of en in hoeverre de kredietwaardigheidstoets kan worden vereenvoudigd. Daarnaast zal het Burgerlijk Wetboek worden aangepast om gebouwgebonden financiering mogelijk te maken. Voor alle financieringsmogelijkheden, hypothecair krediet of consumptief krediet, geldt dat de financiële positie van de consument in kaart dient te worden gebracht om te kunnen beoordelen of een krediet verantwoord is voor de consument.
Verordening raamwerk voor duurzame investeringen (Kamerstuk 22 112, nr. 2654);
Verordening duurzaamheidsoverwegingen bij investeringen en advisering (Kamerstuk 22 112, nr. 2655);
Wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 in verband met low-carbon benchmarks en positive carbon impact benchmark (Kamerstuk 22 112, nr. 2656).
Due diligence beleid betekent in dit verband dat de negatieve impact van investeringen op het klimaat dient te worden geïnventariseerd en dat de negatieve impact wordt voorkomen of gemitigeerd.
De TFCD publiceerde in 2017 een rapport met aanbevelingen om organisaties te ondersteunen bij het verschaffen van klimaatgerelateerde informatie. De aanbevelingen helpen bedrijven om beter inzicht te krijgen in de klimaatgerelateerde risico’s die zij lopen.
Richtlijn 2014/95/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PbEU 214, L 330).
Richtlijn 2014/95/EU met betrekking tot de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen (PbEU 214, L 330).
Principe 1.1 van de Nederlandse corporate governance code zoals gepubliceerd in Staatscourant nr. 45259 d.d. 21 augustus 2017
De Taakgroep heeft bijvoorbeeld een financieringswijzer ontwikkeld. Deze financieringswijzer wil de match tussen de initiatiefnemers van groene projecten en aanbieders van financiering helpen verbeteren door initiatiefnemers inzicht te geven in de financieringsmogelijkheden voor diverse soorten projecten voor verduurzaming.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32013-220.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.