31 993
Wijziging van de Wet Fonds economische structuurversterking (voedingssystematiek, categorieën te financieren investeringsprojecten en overige bijdragen uit het fonds)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld, 18 september 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

I. Algemeen

1. Doel en aanleiding

2. Voeding op basis van de huidige wet

3. Nieuwe systematiek van het fonds

4. De risicovrije reële rente

5. Waarde van het aardgasvermogen

6. Voedingspercentage

7. Het reëel wettelijk minimum

8. Categorieën te financieren investeringsprojecten

9. Oprichting van een staatsfonds

10. Overige bijdragen

II. Artikelsgewijs

I. ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben begrip voor deze wetswijziging, want ook na het opdrogen van de aardgasbaten zijn investeringen in de economische structuur noodzakelijk en kan een wat vastere voeding leiden tot een betere besluitvorming. Ook de kern van de wetswijziging, namelijk het voeden van het fonds met een deel van het rendement van de waarde van het aardgasvermogen, spreekt deze leden aan.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wijzigingsvoorstel. Deze leden hebben een aantal vragen zowel met betrekking tot de voeding van het fonds als met betrekking tot de projecten die met het fonds gefinancierd worden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Wet Fonds economische structuurverwerking (FES). Hierbij hebben deze leden een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van Wijziging van de Wet Fonds economische structuurversterking. Zij hechten aan meer stabiliteit in de FES-systematiek en de mogelijkheid om aardgasbaten ten goede te laten komen aan staatsschuldreductie. Bovendien vinden deze leden dat de aardgasbaten op een doelmatige manier gedeeltelijk geïnvesteerd horen te worden in economische infrastructuur. Daar horen zowel harde infrastructuur alsook integrale gebiedsontwikkeling en energietransitie bij.

De leden van de fractie van de ChristenUnie spreken hun tevredenheid uit over de uitbreiding van categorieën met waterbeheer, «bevordering van verduurzaming van de energiehuishouding» en ruimtelijke investeringen.

De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden delen de mening dat een modernisering van de FES systematiek wenselijk is.

1. Doel en aanleiding

Wat wordt bedoeld met een «meer concrete omschrijving» en wat wordt precies bedoeld met «een meer gebundeld overzicht», zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

2. Voeding op basis van de huidige wet

De leden van de CDA-fractie willen graag weten wat de gevolgen van het wetsvoorstel zijn voor de hoogte van het bedrag dat naar het fonds gaat. Kan de regering met behulp van een schema aangeven welke bedragen er de afgelopen vijf jaar naar het FES zijn gegaan en welke bedragen er naar het FES gegaan zouden zijn als het voorliggende wetsvoorstel van kracht was geweest? Kan de regering tevens aangeven welke bedragen er volgens de oude en voorgestelde systematiek, op basis van de verwachte olieprijs en dergelijke, in de periode van 2011–2016 naar het fonds gaan?

Kan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, een overzicht worden gegeven van de FES-voeding van de afgelopen 10 jaar uitgesplitst naar componenten, zoals aardgasbaten, rentebaten uit hoofde van staatsdeelnemingen etcetera. Kan tevens een overzicht gegeven worden van wat de FES-voeding geweest zou zijn in de afgelopen 10 jaar indien de nu voorgestelde nieuwe systematiek gehanteerd zou zijn? Wat zou de FES-voeding geweest zijn voor de huidige kabinetsperiode als deze niet gebaseerd zou zijn op het uitgavenniveau van het FES, maar gebaseerd zou zijn op de nu voorgestelde nieuwe systematiek?

Kan een overzicht gegeven worden van wat de FES-voeding geweest zou zijn in de afgelopen 10 jaar indien de nu voorgestelde nieuwe systematiek gehanteerd zou zijn, zo vragen ook de leden van de SP-fractie. Kan de regering dit overzicht zetten naast de daadwerkelijke FES-voeding zoals die is geweest in de afgelopen 10 jaar, zodat aan goede vergelijking mogelijk wordt? Wat zou de FES-voeding geweest zijn voor de huidige kabinetsperiode als deze niet gebaseerd zou zijn op het uitgavenniveau van het FES, maar gebaseerd zou zijn op de nu voorgestelde nieuwe systematiek? Kan de regering dit naast de daadwerkelijke voeding voor de huidige kabinetsperiode zetten, zodat een vergelijking mogelijk wordt?

Ook de leden van de VVD-fractie verzoeken om een overzicht van de FES-voeding van de afgelopen 10 jaar uitgesplitst naar componenten (aardgasbasten, rentebaten uit hoofde van staatsdeelnemingen, etcetera).

3. Nieuwe voedingssystematiek van het fonds

Het wetsvoorstel is door de economische crisis en de snel oplopende staatsschuld, in een ander licht komen te staan, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Dat betekent niet noodzakelijk dat een kleiner deel van de aardgasbaten naar het FES moet gaan. De middelen uit het fonds worden immers ingezet om de economische structuur te versterken, wat betekent dat ze leiden tot meer economische groei en belastinginkomsten. Wat is de visie van de regering op het FES ten aanzien van de recessie en de snel oplopende staatsschuld?

Toekomstige kabinetten kunnen in een wetsvoorstel zelf bepalen welk deel van het rendement op het aardgasvermogen moet worden aangewend voor investeringen via het FES. Dit houdt in, zo merken de leden van de CDA-fractie op, dat de betekenis, hoewel er een minimale voeding van het fonds wordt vastgesteld van € 1,7 miljard, van het voorliggende wetsvoorstel voor de jaren na 2012 zijn beperkingen kent. Kan de regering aangeven welke onderdelen van de nieuwe systematiek ook na 2012 vaststaan en welke variabel zijn? Welke mogelijkheden ziet de regering om steviger te verankeren dat een substantieel deel van de aardgasbaten ook na 2012 in de economische structuur wordt geïnvesteerd? Welke van de genoemde mogelijkheden wil de regering daadwerkelijk benutten?

De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering in kan gaan op de opmerkingen van de Raad van State, die stelt dat de fluctuaties in de begroting zullen verschuiven van de FES-voeding naar de reguliere begroting. Zal dit leiden tot problemen op de reguliere begroting, die sterker zal fluctueren dan tot nu toe?

Deze leden vragen vervolgens of het daadwerkelijk de bedoeling is om de aardgasbaten aan te wenden voor schuldreductie, zoals in het regeerakkoord als mogelijkheid is genoemd. Zo ja, waarom wordt dat niet in dit wetsvoorstel geregeld? Immers de gedachte om het FES te voeden met de vrijgevallen rente, die niet meer betaald hoeft te worden, is toch de basis van de voorgestelde formule in het wetsvoorstel?

Is de voeding van het FES vanaf 2012 alleen gebaseerd op de aardgasbaten of zijn er nog andere baten van invloed op de voeding, bijvoorbeeld rentebaten uit hoofde van de verkoop van staatsdeelnemingen? In hoeverre hebben verkopen van staatsdeelnemingen die zijn verworven in het kader van bestrijding van de kredietcrisis in de toekomst gevolgen voor het FES?

Wat is het gevolg van de keuze om per kabinetsformatie de voeding van het FES opnieuw te laten bepalen voor de lopende investeringsprojecten, die vaak langer duren dan één kabinetsperiode?

Wat, zo vervolgen de leden van de PvdA-fractie, gebeurt er als in de loop der jaren blijkt dat de werkelijke aardgasbaten achterblijven bij de verwachte NCW waarmee is gerekend voor de voeding van het FES? Moeten toekomstige uitgaven worden gecorrigeerd als blijkt dat de aardgasbasten achterblijven bij de verwachte NCW? Zo ja, op welke wijze gebeurt dat? Wie zorgt er dan voor dat het gat dat in de begroting is geslagen wordt gedicht?

In het algemeen missen de leden van de SP-fractie de relatie tussen de daadwerkelijke financieringsbronnen die worden ingezet om het fonds mee te voeden en de voeding van het fonds. In het wetsvoorstel staat dat de ontvangsten van het fonds in enig jaar tenminste € 1,7 miljard (prijspeil 2008) bedragen. Waar is dit bedrag op gebaseerd? Kan de raming precies worden weergegeven? Waarom niet meer of juist minder? Een raming kan toch door voortschrijdend inzicht worden herzien? Zo ja, kan het bedrag ook nader worden gewijzigd en hoe gaat dit dan in zijn werk?

Deze leden vragen of de voeding van het FES vanaf 2012 alleen gebaseerd is op de aardgasbaten of zijn er nog andere baten van invloed op de voeding, bijvoorbeeld rentebaten uit hoofde van de verkoop van staatsdeelnemingen.

Deze leden vragen voorts wat er gebeurt met een eventueel overschot in het geval de baten uit verkoop van aardgas hoger uitvallen dan de FES-voeding. Wat zijn andere mogelijke invullingen naast het aflossen van de staatsschuld? Wanneer wordt de keuze van invulling van een eventueel overschot gemaakt? Wat is de rol van de Kamer in deze? Wat is het gevolg van de keuze om per kabinetsformatie de voeding van het FES opnieuw te laten bepalen voor de lopende investeringsprojecten, die vaak langer duren dan één kabinetsperiode?

Wat, zo vragen de aan het woord zijnde leden verder, gebeurt er met een eventueel tekort in het geval de baten uit de verkoop van aardgas lager uitvallen dan de FES-voeding? Met andere woorden, waar komt de financiering vandaan van het gedeelte van de FES-voeding, dat hoger is dan de baten uit de verkoop van aardgas? Gaat dit ten koste van de schatkist, dat leidt tot een hogere staatsschuld? Of moet er dan op andere posten uit de begroting worden bezuinigd? De instelling van deze methodiek mag het FES-budget dan zeker stellen voor de toekomst, maar gaat dit niet ten koste van de rest van de overheidsbegroting? In het algemeen, wat zijn de gevolgen voor de stabiliteit van de algemene middelen?

De voorgestelde rekenregel heeft volgens de leden van de SP-fractie geen verband met de financieringsmogelijkheden die beschikbaar worden gesteld door de verkoop van aardgas. Is deze veronderstelling juist? Indien niet, waarom niet

De leden van de VVD-fractie hebben na het lezen van het advies van de Raad van State nog een aantal vragen. Met betrekking tot de gasbaten vragen deze leden of de gasbaten waaruit het fonds is opgebouwd in de toekomst zullen worden aangewend voor andere doeleinden. Vervolgens verzoeken deze leden uitleg over het gebruik van het FES, dat is ingevoerd met het doel om een deel van de gasbaten aan te wenden voor investeringen van nationaal belang die de economische structuur versterken. Zij willen weten wat er gebeurt als in de loop der jaren blijkt dat de werkelijke aardgasbaten achterblijven bij de verwachte NCW waarmee is gerekend voor de voeding van het FES.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie wat de regering voor oplossing heeft voor het krimpen van de voedingsbodem van het FES, het krimpen van de gasbaten, tegenover het groeien van de vraag naar innovatie en FES-gelden. Zij willen weten of toekomstige uitgaven moeten worden gecorrigeerd als blijkt dat de aardgasbasten achterblijven bij de verwachte NCW? Indien dit het geval is willen deze leden weten op welke wijze dat zal gebeuren.

Voorts vragen deze leden of de regering voornemens is het advies van de Raad van State op te volgen in relatie tot de besteding van de aardgasgelden ten behoeve van het fonds in plaats van ten behoeve van eigen politieke voorkeuren.

De leden van de VVD-fractie vragen ook in hoeverre verkopen van staatsdeelnemingen, die zijn verworven in het kader van bestrijding van de kredietcrisis, in de toekomst gevolgen voor het FES zullen hebben.

De aan het woord zijnde leden vernemen graag van de regering hoeveel procent van de aardgasbaten concreet worden gebruikt voor het FES. Zij vernemen graag wat er gebeurt met de overige baten.

In het voorstel van wet is erin voorzien dat bij elke kabinetsformatie over de voeding voor de gehele kabinetsperiode wordt besloten. De leden van de VVD-fractie verzoeken te worden geïnformeerd over de gevolgen van de keuze om per kabinetsformatie de voeding van het FES te laten bepalen voor bestaande investeringsprojecten, die vaak langer dan één kabinetsperiode lopen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op de procyclische elementen in het huidige FES, waarbij in tijden van opgaande conjunctuur sommige publieke investeringen tot verspilling kunnen leiden. De leden verwachten dat de nieuwe systematiek bijdraagt aan het voorkomen van kostenineffectieve investeringen, met name tijdens een opgaande conjunctuur. Ziet de regering mogelijkheden voor verdergaande verbeteringen?

Deze leden constateren dat in de komende decennia sprake zal zijn van aardgasbaten, maar dat onzeker is welke omvang deze hebben. Welke gevolgen treden op indien de schatting onnauwkeurig blijkt te zijn? Op welk moment worden deze gevolgen merkbaar, aangezien de verwachte aardgasbaten direct contant worden gemaakt met de risicovrije reële discontovoet? Wordt meteen gecorrigeerd als blijkt dat de verwachtingen niet kloppen? De olieprijs en de wisselkoers zijn belangrijke variabelen voor de berekening van te verwachten aardgasbaten. Deze leden vragen voorts hoe zeker de ontwikkeling van de gasprijs en dollarkoers in de toekomst zal zijn. Hoe zeker is de factor «waarde aardgasvermogen» in de rekenregel?

De leden van de fractie van D66 constateren dat de nieuwe voeding van het FES wordt gebaseerd op een formule. Een onderdeel daarvan is de waarde van de aardgasbaten. Bij de nadelen van de huidige wet wordt als belangrijke reden de volatiliteit aan dat de olieprijs aangevoerd. Deze leden vragen op basis waarvan de inschattingen van de resterende aardgasbaten gemaakt zullen worden. Hoe groot is de onzekerheid van deze berekeningen?

De aan het woord zijnde leden stellen vast dat de twaalfde studiegroep begrotingsruimte een aantal aandachtspunten bij het FES, waaronder de FES-brug formuleert. De studiegroep adviseert de FES-brug af te schaffen. Deze leden vragen wat de reden is dat de regering afwijkt van het advies van de studiegroep begrotingsruimte. Hoe moet in dit licht de zin «de vaste voeding moet zo worden geïnterpreteerd dat wanneer een bijdrage uit het fonds wordt toegekend aan een project waarvoor in enig jaar in een andere begroting van het Rijk al middelen zijn gereserveerd, de voeding navenant wordt verhoogd» worden geïnterpreteerd?

4. De risicovrije reële rente

Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot het advies van de werkgroep Lange Termijn Discontovoet van 2 september 2009, zo vragen de leden van de PvdA-fractie. Leidt dit advies tot een hogere of lagere voeding? Kan de regering bij benadering aangeven hoeveel hoger of lager de FES-voeding wordt bij een discontovoet van 0.5%?

Kan, zo vragen de leden van de SP-fractie, worden aangegeven waarop de risicovrije rente is gebaseerd? Is dat de refi-rate van de ECB, de Libor, de EURIBOR, de rente op de Nederlandse staatsobligatie of iets anders?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke gevolgen op korte en lange termijn optreden door een mogelijk verschil in hoogte van de reële kapitaalmarktrente en de reële risicovrije discontovoet. Waarom is gekozen voor een bandbreedte tussen 1% en 4%?

De leden van de fractie van D66 lezen dat de voeding van het FES wordt berekend aan de hand van verwachte inkomsten en rentepercentages. Om deze inkomsten daadwerkelijk te genereren, moeten de aardgasbaten worden aangewend voor aflossing van de staatsschuld. Deze leden vragen op welke manier ervoor zorg gedragen wordt dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.

5. Waarde van het aardgasvermogen

Wat, zo vragen de leden van de CDA-fractie, is nu precies de geschatte NCW van het aardgasvermogen in 2012? Welke olieprijzen worden hierbij als uitgangspunt genomen? Waarom gaat de regering uit van de Staatsbalansmethodiek? Heeft de regering alternatieve waarderingsmethodieken overwogen?

Kan de regering aangeven wat de gevolgen voor de NCW van de aardgasbaten zijn als de reële rente structureel 100, dan wel 200 basispunten hoger zullen liggen? Kan, zo vragen de leden van de CDA-fractie tot slot op dit punt, de regering tevens enkele scenario’s geven uitgaande van verschillende olieprijzen?

Hoe hoog is op dit moment de waarde van het aardgasvermogen, op basis van de te verwachten aardgasbaten voor de eerstvolgende 25 jaar, vragen de leden van de PvdA-fractie. Waarop is de termijn van 25 jaar gebaseerd? Is het juist dat Slochteren nog circa tot 2060 meegaat, althans volgens de Gasunie? Betekent dit niet dat bij een relatief lage discontovoet van 2.5% het echte resterende aardgasvermogen op basis van 50 resterende jaren veel hoger zal zijn dan op basis van 25 jaar? Is het juist dat in uw brief van 1 juli 2008 nog uitgegaan werd van het volledige resterende aardgasvermogen? Zal na 2012 de voeding (op papier) nog steeds afkomstig zijn uit de aardgasbaten?

Welk tijdsinterval wordt gehanteerd voor de bepaling van de NCW van het aardgasvermogen, zo vragen deze leden verder. Is dit 25 jaar vanaf 2012? Schuift dit tijdsinterval met de jaren na 2012 mee of is die periode gefixeerd? Wie bepaalt de te verwachten aardgasbaten? Is dat een onafhankelijke partij of het kabinet? In hoeverre speelt voorraadbeheer een rol bij de bepaling van de te verwachten aardgasbaten? Staat een eventueel oprekken van de exploitatietermijn op gespannen voet met de doelstellingen van het FES?

De regering geeft, zo stellen de leden van de SP-fractie, een voorbeeld van de berekening van de waarde van het aardgasvermogen in 2016. Klopt het dat in deze formule de reeds uitgegeven opbrengsten van aardgasbaten in alle vorige jaren worden meegeteld bij de berekening van het huidige aardgasvermogen? Klopt het dat de formule voor de berekening van de waarde van het aardgasvermogen in 2025, het jaar waarin verwacht wordt dat de aardgasbaten op zijn gedroogd, luidt «aardgasopbrengsten 2012–2025 + contante waarde van de nog te verwachte aardgasbaten»? Wie bepaalt de te verwachten aardgasbaten? Is dat een onafhankelijke partij of het kabinet? Hoe staat de term «aardgasvermogen» in deze formule voor het aangegeven jaar? In hoeverre voldoet deze voedingssystematiek van het FES aan het beschreven principe «ons aardgas is ondergronds vermogen dat moet worden aangewend voor bovengronds vermogen»? In welke mate is er nog echt sprake van te verwachten «ondergronds vermogen» in 2025?

Welke tijdsinterval wordt gehanteerd, zo vragen de leden van de VVD-fractie, voor de bepaling van de NCW van het aardgasvermogen? Is dit 25 jaar vanaf 2012? Schuift deze tijdsinterval met de jaren na 2012 mee of is die periode gefixeerd?

Ook willen deze leden weten wie de verwachte waarde van de aardgasbaten bepaald? Is dat een onafhankelijke partij of het kabinet?

In hoeverre speelt voorraadbeheer een rol bij de bepaling van de te verwachten aardgasbaten? Staat een eventueel oprekken van de exploitatietermijn op gespannen voet met de doelstellingen van het FES? Hierbij willen deze leden tevens weten of met de vaststelling van een wettelijk minimum ook de exploitatiesnelheid van de Nederlandse aardgasreserve zal worden vastgelegd.

Om een inschatting te krijgen van de resterend baten vragen de leden van de fractie van D66 wat de waarde is van het gas dat nog onder de grond zit. Kan de regering een overzicht geven van de verwachte inkomsten van de totale resterende aardgasbaten? Kan de regering aangeven hoe groot het volume van gas is dat nog onder de grond zit en hoe groot de onzekerheid is van dit volume? Kan de regering een overzicht geven van de geraamde en de gerealiseerde olieprijzen van de afgelopen tien jaar?

6. Voedingspercentage

Is ook een voedingspercentage van meer dan 100% denkbaar, dan wel van minder dan 0%, vragen de leden van de PvdA-fractie.

Deze leden constateren dat het voedingspercentage op 0% kan worden gesteld, waarmee de voeding de facto € 1.7 miljard zal bedragen. Hoe verhoudt dit zich met de gedachte dat ondergronds vermogen moet worden omgezet in bovengronds vermogen? Kan dit, minimale voeding, maximale staatsschuldreductie vanuit de gasbaten, niet juist leiden tot extra consumptief gedrag, omdat vanaf overige begrotingsposten minder inspanning verricht hoeft te worden om geld vrij te maken voor staatsschuldreductie?

De leden van de fractie van D66 vragen wat er gebeurt als een kabinet niet voor een voedingspercentage van 100% kiest. Kan het andere deel van het voedingspercentage dan voor andere doeleinden worden ingezet?

7. Het reëel wettelijk minimum

De regering wil laten vastleggen dat de uitkomst van de nieuwe voedingssystematiek nooit kan resulteren in een voeding van minder dan € 1,7 miljard. Wordt dit bedrag wettelijk geïndexeerd, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Op welke manier legt de regering dit precies wettelijk vast? Worden hierbij nog eventuele voorwaarden in de wet opgenomen?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de regering een reëel wettelijk minimum van € 1.7 miljard per jaar in de wet wil vastleggen. Dit bedrag zou gelijk zijn aan het gemiddelde van de huidige raming van het fonds in de jaren 2012–2020. Kan de regering dit nader toelichten? Bestaan de bedragen in deze raming uit inmiddels goedgekeurde projecten die zeker uitgevoerd gaan worden, of betreft het hier slechts de gereserveerde financiële ruimte? Betrof de raming van de jaren 2012–2020 een schatting van de daadwerkelijk uit te geven middelen, of had deze raming het karakter van een minimumbedrag dat uitgegeven zou gaan worden? Waarom is een wettelijk minimum eigenlijk nodig? Tot nu toe was er toch ook geen wettelijk minimum? Vermoedt de regering dat toekomstige kabinetten minder belang zullen hechten aan economische structuurversterking dan nu het geval is?

Is met de vaststelling van een wettelijk minimum ook de exploitatiesnelheid van de Nederlandse aardgasreserve vastgelegd, vragen de leden van de PvdA-fractie verder. Waarom is ervoor gekozen om een reëel wettelijk minimum te hanteren voor de voeding van het FES? Hoe verhoudt het vaststellen van zo’n minimale voeding zich met het uitgangspunt dat het voedingspercentage politiek wordt bepaald aan het begin van een kabinetsperiode? In hoeverre is er bij het vaststellen van het wettelijk minimum rekening gehouden met de uitbreiding van de categorieën investeringsprojecten, waardoor meer druk ontstaat aan de uitgavenkant van het FES? Hoe groot is de waarschijnlijkheid dat een kabinet dat extra staatsschuldreductie nastreeft door een lager afdrachtpercentage in de toekomst aanloopt tegen wettelijke grenzen? Waarom wordt voor de minimale voeding gerekend met het gemiddelde van de huidige raming? Hoe waarschijnlijk is het dat de uitkomst van de rekenregel langdurig lager uitvalt dan het wettelijke minimum van€ 1,7 miljard?

Waarom is ervoor gekozen om een reëel wettelijk minimum te hanteren voor de voeding van het FES, zo vragen ook de leden van de SP-fractie. Hoe verhoudt het vaststellen van zo’n minimale voeding zich met het uitgangspunt dat het voedingspercentage politiek wordt bepaald aan het begin van een kabinetsperiode? Waarom wordt voor de minimale voeding gerekend met het gemiddelde van de huidige raming? Hoe waarschijnlijk is het dat de uitkomst van de rekenregel langdurig lager uitvalt dan het wettelijke minimum van € 1,7 miljard?

Ten behoeve van de gevolgen van de invoering van een reëel wettelijk minimum verzoeken de leden van de VVD-fractie antwoord op de vraag waarom gekozen is een reëel wettelijk minimum te hanteren voor de voeding van het FES. Deze leden vragen hoe het vaststellen van deze minimale voeding zich verhoudt met het uitgangspunt dat het voedingspercentage politiek wordt bepaald aan het begin van een kabinetsperiode.

Daarnaast vragen deze leden in hoeverre er bij het vaststellen van het wettelijk minimum rekening is gehouden met de uitbreiding van de categorieën investeringsprojecten, waardoor meer druk ontstaat aan de uitgavenkant van het FES.

Vervolgens willen de leden van de VVD-fractie weten waarom voor een minimale voeding gerekend met het gemiddelde van de huidige raming is gekozen? Hoe waarschijnlijk is het dat de uitkomst van de rekenregel langdurig lager uitvalt dan het wettelijke minimum van € 1,7 miljard?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien graag een nadere onderbouwing van het reëel wettelijk minimum. Waarom is gekozen voor € 1,7 miljard? Hoe hoog zou onder de huidige omstandigheden het voedingspercentage zijn, wanneer gekozen wordt om het wettelijk minimum te hanteren? Is het gekozen wettelijk minimum niet aan de lage kant gezien de verwachte aardgasopbrengsten in de komende jaren?

Deze leden vragen vervolgens in hoeverre sprake is van een minimum. Is er de facto niet ook sprake van een maximum? Hoe waarschijnlijk is een lagere uitkomst van de rekenregel dan het wettelijk minimum?

8. Categorieën te financieren investeringsprojecten

Investeringsprojecten worden vooraf beoordeeld door het Central Plan Bureau (CPB) en (in het kennisdomein) door de Commissie van Wijzen. De leden van de CDA-fractie bereiken klachten, onder meer van universiteiten, over de administratieve lasten van de FES-procedures. Hoe ziet de procedure er exact uit? Kan het CPB voorstellen toetsen als er geen vergelijkingsmateriaal is? Klopt de indruk dat een deel van de innovatieve projecten daardoor geen doorgang vindt? Is er wel voldoende ruimte voor experimenten en indien ja, waar bestaat die ruimte uit? Ziet de regering mogelijkheden om de administratieve lasten te verminderen? Deze leden hechten op zich overigens sterk aan de beoordeling door externe deskundigen, omdat daarmee de kwaliteit van de investeringen zeker gesteld wordt.

De leden van de PvdA-fractie juichen toe dat FES-middelen voortaan, ook in overeenstemming met de wet, kunnen worden ingezet voor de verduurzaming van de energiehuishouding. In hoeverre betekent dit dat per saldo meer middelen naar de verduurzaming zullen gaan?

Het aantal domeinen lijkt echter wel wat groot te worden. Hoe kan voorkomen worden dat er een al te grote versnippering ontstaat? In hoeverre hebben de natuur, het landschap en landbouw nog iets te maken met economische structuurversterking? Waarom is er voor die zaken niet gekozen voor een apart begrotingsfonds, bijvoorbeeld in de vorm van een Fonds Natuurversterking (FNV)? Kan in zijn algemeenheid niet gesteld worden dat het aantal domeinen in een begrotingsfonds niet te groot mag worden, omdat anders de focus verdwijnt en het verschil met de reguliere begroting eveneens verdwijnt? Deelt de regering de mening dat een Fonds Algemene Middelen (FAM) weinig meerwaarde zou hebben?

Deze leden constateren dat de FES-procedure zich vooral afspeelt binnen de regering, waar de voorbereiding, selectie en uitvoering van FES-waardige projecten plaatsvindt. Het parlement wordt slechts betrokken door instemming met de FES-begroting, terwijl er de facto geen amenderingsrecht is. Het toevoegen van nieuwe projecten is voor de Kamer evenmin mogelijk. Hiermee is de FES-procedure voor het parlement een black box. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering hoe de FES-procedure gedemocratiseerd zou kunnen worden. Op welke manier kan de Kamer meer inzicht worden verschaft over de uitvoering van de projecten? Hoe zou de Kamer betrokken kunnen worden bij de selectie van FES-waardige projecten en de uiteindelijke keuze die gemaakt wordt?

Hoe, zo vervolgen deze leden, staat de systematiek van de voeding van het FES in verhouding tot een uitbreiding van categorieën en een daaraan gekoppelde zeer waarschijnlijke stijging van de vraag naar FES-middelen? Is het afwegingskader hier voldoende op toegerust? Blijft hierdoor de doelstelling en functie van het FES gegarandeerd? Zijn er gevolgen voor de aard en omvang van toekomstige projecten in verhouding tot de projecten die op dit moment worden uitgevoerd met FES-middelen?

Kan een overzicht gegeven worden hoe de FES-uitgaven, zowel procentueel als in absolute bedragen, de afgelopen tien jaar zijn verdeeld over de vijf wettelijke categorieën verkeer & vervoer, technologie& kennis, bodemsanering, stedelijke hoofdstructuur en ecologische hoofdstructuur?

Waarom wordt in dit wetsvoorstel, waarin gekozen wordt voor minima en maxima voor het totale FES, ook niet gekozen voor vaste minima en maxima per uitgavencategorie?

Zou het Ministerie van Economische Zaken een centralere rol moeten spelen in plaats van indiening van projecten bij de diverse departementen? Zou de werkwijze van de Commissie van Wijzen nader uitgewerkt moeten worden? Zou de NWO hier een centralere rol in moeten spelen? Zouden projecten vaker tussentijds geëvalueerd moeten worden, vragen de leden van de PvdA-fractie tot slot op dit punt.

Waarom is deze wetswijziging niet aangegrepen, zo vragen de leden van de fracties van de PvdA en SP, om tegemoet te komen aan de kritiek van de Kamer, zie onder andere de aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten (TCI, Kamerstuk 29 283, nr. 6; p. 62–64) op de wijze van afwegen van potentiële projecten en de betrokkenheid daarbij van de Kamer? Op welke wijze krijgt de Kamer in de toekomst inzage in de besluitvorming van het kabinet ten aanzien van de toewijzing van de FES-middelen?

De leden van de VVD-fractie vernemen graag hoe de systematiek van de voeding van het FES in verhouding staat tot een uitbreiding van categorieën en een daaraan gekoppelde zeer waarschijnlijke stijging van de vraag naar FES-middelen. Is het afwegingskader hier voldoende op toegerust? Blijft in de toekomst de doelstelling en functie van het FES gegarandeerd?

Daarnaast zijn deze leden benieuwd naar de gevolgen voor de aard en omvang van toekomstige projecten in verhouding tot de projecten die op dit moment worden uitgevoerd met FES-middelen.

Ook verzoeken deze leden uitleg over het feit dat deze projecten, die compensatie krijgen uit de BTW-fondsen, (ook) aan de criteria die gelden voor het FES voldoen.

In het verleden zijn al meerdere malen opmerkingen gemaakt over de criteria en de toewijzingsprocedure. Ook het CPB geeft aan onvoldoende in staat te zijn de verschillende projecten inhoudelijk te beoordelen. Naar aanleiding van het openbaar gesprek van woensdag 2 september jl. tussen het NWO en verschillende Kamerleden, waarin de problematiek is besproken die ontstaat omtrent de beoordeling van de verschillende aanvragen voor FES-gelden, vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre is gekeken naar een oplossing voor het probleem omtrent de dubbele beoordeling van projecten. Daarbij verzoeken deze leden op de hoogte te worden gesteld van de opties die de regering in deze keuze heeft meegewogen. Tevens verzoeken deze leden een verduidelijking van de stappen in het beoordelingsproces voor FES aanvragen, zoals deze nu bestaat.

Ten behoeve van het onderwerp besluitvorming vragen deze leden om inzicht in de wijze van besluitvorming van het kabinet ten aanzien van de toewijzing van de FES-middelen.

Tot slot verzoeken ook deze leden om een overzicht van de manier waarop FES-uitgaven, zowel procentueel als in absolute bedragen, de afgelopen tien jaar zijn verdeeld over de vijf wettelijke categorieën verkeer & vervoer, technologie& kennis, bodemsanering, stedelijke hoofdstructuur en ecologische hoofdstructuur. In dit wetsvoorstel wordt gesproken over de keuze voor minima en maxima in het totale FES. Zij vragen waarom deze keuze ook niet is gemaakt per uitgavencategorie.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zien de toevoeging van de categorieën «bevordering van verduurzaming van de energiehuishouding», waterbeheer en ruimtelijke investeringen als waardevol. Zij vragen daarbij welke afwegingen volgens het kabinet belangrijk zijn om alleen in maatschappelijk nuttige en doelmatige projecten te investeren. Hoe vindt de besluitvorming over dergelijke investeringsprojecten plaats? Op basis van de historie is gebleken dat wegprojecten eerder in aanmerking komen volgens FES-criteria. Deze leden vragen welke mogelijkheden de regering ziet om ook openbaar vervoerprojecten aan de FES-criteria te laten voldoen.

De leden van de fractie van D66 vragen de regering om nader toe te lichten hoe investeringen uit het FES kunnen bijdragen aan meer stabiliteit in de uitgaven voor de categorie «technologie- en kennisinfrastructuur». Deze leden constateren dat momenteel deze uitgaven een incidenteel karakter hebben waardoor een meerjarig perspectief voor planning van technologische en wetenschappelijke investeringsprojecten minder makkelijk mogelijk is.

Deze leden vragen de regering of het verstandig is om de bijdrage uit het FES voor de technologie- en kennisinfrastructuur voor een aantal jaren ruim van te voren vast te leggen, bijvoorbeeld tegelijk met het vaststellen van het voedingspercentage van het fonds.

Deze leden menen dat er mogelijkheden zijn om het proces van indienen van voorstellen te verbeteren. Zij vragen de regering om aan te geven of en waarom deze meent dat de huidige ambtelijk gestuurde aanpak voldoet en of het proces niet een meer open karakter moet krijgen met directe invloed van betrokkenen.

Voorts vragen deze leden op welke wijze de wetenschappelijke of technische kwaliteit van investeringen wordt geborgd. Zij verzoeken de werkwijze van de Commissie van Wijzen nader uit te werken in de Memorie van Toelichting.

De aan het woord zijnde leden informeren naar de rol die NWO kan spelen in het selectieproces evenals een onafhankelijke commissie.

Tot slot vragen de leden van de fractie van D66 om een evaluatie van projecten in de systematiek op te nemen waarbij afwegingen rond en perspectieven op continuering aan de orde komen.

9. Oprichting van een staatsfonds

Verschillende organisaties en deskundigen, zoals De Nederlandse Bank (DNB) en de Rabobank, hebben gepleit voor de oprichting van een «Sovereign Wealth Fund», ofwel een staatsfonds, dat gevuld zou worden met aardgasbaten. Eén van de argumenten is dat de aardgasbaten dan meer kunnen bijdragen aan het opvangen van de kosten van de vergrijzing voor de overheidsbegroting. Kan nog eens aangeven worden, zo vragen de leden van de CDA-fractie, waarom de regering niet kiest voor oprichting van een staatsfonds? Wat zijn materieel de verschillen tussen oprichting van een staatsfonds een het voeden van een (fictief) fonds met een deel van het rendement van de waarde van het aardgasvermogen?

Kan de regering aangeven hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de voorstellen die in een DNB-publicatie van augustus 2008 werden gedaan, namelijk om de aardgasbaten in te zetten in een staatsfonds, zoals in een aantal andere landen zoals Noorwegen? Wordt met dit wetsvoorstel deze optie definitief verlaten, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Kan de regering ingaan op de opmerkingen van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen in de brief van 9 september 2009? Kan de regering een oordeel geven over de vier voorstellen? Zou de bijdrage voor de kennis- en technologie-infrastructuur apart moeten worden vastgelegd? Zou er een apart fonds voor de Kennisinfrastructuur moeten komen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de fractie van D66 vragen de regering om in te gaan op een eerder voorstel van de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT), tevens gememoreerd in de Kennisinvesteringsagenda, om naar analogie met het Infrastructuurfonds een deel van het FES voor de technologie- en kennisinfrastructuur in een apart fonds voor de Kennisinfrastructuur onder te brengen.

10. Overige bijdragen

Waarom, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, zouden FES-bijdragen aan projecten die uitgevoerd worden onder regie van gemeenten of provincies, via de decentralisatie-uitkeringen plaats moeten vinden? Betekent dit een uitkering via het Gemeente- en Provinciefonds? Wat is de meerwaarde van deze omweg? Aan wie zal de verantwoordingsinformatie worden verstrekt, aan de fondsbeheerder, aan het Ministerie van Economische Zaken of aan het betreffende (vak-)ministerie?

Artikel 3 luidt dat «ten laste van het fonds kan een bijdrage worden toegekend ten behoeve van (...) de financiering van een of meer decentralisatie-uitkeringen als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Financiële-verhoudingswet, voor zover door de ontvangende gemeente of provincie een investeringsproject als bedoeld in het eerste lid zal worden uitgevoerd». De leden van de SP-fractie vragen hoe hetgeen in artikel 3 staat nu moeten geïnterpreteerd, kunnen decentrale overheden een (niet geoormerkte) bedrag uit het FES krijgen via een decentralisatie-uitkering, of kunnen decentrale overheden een geoormerkt, want bestemd voor een project dat aan de FES-criteria voldoet, bedrag uit het FES krijgen? Zijn beide veronderstellingen juist of geen deze veronderstellingen juist? Waarom wordt deze regeling bij deze wet geregeld? Is het zo dat de lagere overheden niet voldoende middelen krijgen via andere wegen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie lezen dat de Raad van State opmerkingen maakt bij het specifieke karakter van de decentralisatie-uitkering. Bij deze uitkeringen aan het provincie- en gemeentefonds kunnen geen voorwaarden aan de besteding worden gesteld. Anderzijds wil het kabinet wel zekerheid over het voldoen van afzonderlijke investeringsprojecten aan de criteria in de wet FES. In hoeverre zijn deze criteria afdwingbaar door de landelijke overheid?

II. ARTIKELSGEWIJS

Is het juist dat «niet verlenen van ontslag» in artikel 2 lid 4 zo moet worden begrepen dat het gaat om een doorstart van een kabinet, bijvoorbeeld na een «lijmpoging», zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Is het juist dat artikel 2 lid 6 zo moet worden begrepen, dat het voedingspercentage wordt vastgesteld bij de eerste FES-begrotingswet, na het installeren van een nieuw kabinet, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Kan de regering de achtergrond van artikel V toelichten, vragen de leden van de PvdA-fractie. Is dit een voorziening voor de situatie dat er vervroegde verkiezingen zouden zijn?

In artikel 3, lid 1 staat dat ten laste van het FES, bijdragen kunnen komen ten behoeve van onder andere de technologie- en kennisinfrastructuur. Vallen bijdragen aan innovatieprojecten in het algemeen en op het gebied van nanotechnologie in het bijzonder hier ook onder, vragen de leden van de SP-fractie.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Timmer

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Timmer (PvdA), voorzitter, Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), ondervoorzitter, Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA) en Elias (VVD).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Bosma (PVV), Meeuwis (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA) en Weekers (VVD).

Naar boven