31 955
Uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 oktober 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Het in artikel I, onderdeel B voorgestelde artikel 34a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden niet verstrekt of worden beëindigd indien het inkomen van de persoon die arbeid als zelfstandige verricht, na een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal kalenderjaren na de aanvang van de arbeid als zelfstandige, meer bedraagt dan een bij die maatregel vast te stellen bedrag. Bij of krachtens die maatregel wordt tevens bepaald wat onder inkomen als bedoeld in de eerste zin wordt verstaan.

2. Er wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:

4. Dit artikel is niet van toepassing op de persoon die recht op arbeidsondersteuning heeft op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.

2

In artikel III, onderdeel E, vervalt: van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.

3

In artikel IV, onderdeel E, vervalt: van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

4

In artikel V, onderdeel C, vervalt: van de Ziektewet.

5

In artikel VI wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

aA

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging aan het slot van onderdeel p van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

q. zelfstandige: de persoon, jonger dan 65 jaar:

1°. die in Nederland woont en die belastbare winst uit onderneming als bedoeld in paragraaf 3.2.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet, en de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in paragraaf 3.2.5 van die wet, geniet, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft;

2°. die niet in Nederland woont en die belastbare winst uit Nederlandse onderneming als bedoeld in afdeling 7.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 vermeerderd met de ondernemersaftrek, bedoeld in paragraaf 3.2.4 van die wet, en de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in paragraaf 3.2.5 van die wet, geniet, tenzij hij de onderneming niet voor eigen rekening feitelijk drijft; of

3°. die directeur-grootaandeelhouder is, en het werk tot stand brengt uitsluitend voor rekening en risico van de onderneming van de rechtspersoon waarvan hij directeur-grootaandeelhouder is.

6

Het in artikel VI, onderdeel B, voorgestelde artikel 5.5.6, derde lid, komt te luiden:

3. Voorzieningen als bedoeld in het eerste lid worden niet verstrekt of worden beëindigd indien het inkomen van de jonggehandicapte die arbeid als zelfstandige verricht, na een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal kalenderjaren na de aanvang van de arbeid als zelfstandige, meer bedraagt dan een bij die maatregel vast te stellen bedrag. Bij of krachtens die maatregel wordt tevens bepaald wat onder inkomen als bedoeld in de eerste zin wordt verstaan.

Toelichting

In deze nota van wijziging wordt in het voorstel van wet tot uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige een aantal wijzigingen aangebracht. Deze wijzigingen worden hierna per onderdeel afzonderlijk toegelicht.

1 en 6

In het derde lid van de voorgestelde artikelen 34a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en 5.5.6 Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) is voor de duidelijkheid tot uitdrukking gebracht dat voorzieningen ook kunnen worden beëindigd als het inkomen de vastgestelde inkomensgrens overschrijdt. Tevens is toegevoegd dat het moet gaan om het inkomen van de startende zelfstandige na een aantal bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal kalenderjaren. In het Reïntegratiebesluit zal worden vastgelegd dat de inkomenstoets zal plaatsvinden in het vierde kalenderjaar na de aanvang van de arbeid als zelfstandige.

Verzuimd is in het derde lid van de voorgestelde artikelen 34a Wet WIA en 5.5.6 Wet Wajong een grondslag op te nemen voor het stellen van regels over de wijze waarop het in het derde lid van genoemde artikelenbedoelde inkomen wordt vastgesteld. De Wet WIA kent thans al drie grondslagen voor een «inkomensbesluit» (artikel 52, vijfde lid, 60, vijfde lid, en 61, negende lid), waarop thans het Inkomensbesluit Wet WIA is gebaseerd. De Wet Wajong kent in artikel 5.1.6 een grondslag voor een «inkomensbesluit». Bij de formulering van de nieuwe grondslag in de artikelen 34a en 5.5.6 is aansluiting gezocht bij de formulering van de grondslag in artikel 5.1.6 van de Wet Wajong.

Verder wordt aan het voorgestelde artikel 34a Wet WIA een lid toegevoegd, waarin wordt geregeld dat artikel 34a van de Wet WIA niet van toepassing is op de persoon die recht heeft op arbeidsondersteuning. Voor de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning zijn voorzieningen, die gelijk zijn aan de voorzieningen die op grond van artikel 34a van de Wet WIA verstrekt kunnen worden, beschikbaar op grond van artikel 5.5.6 van de Wet Wajong. Het is niet de bedoeling dat daarnaast ook nog voorzieningen op grond van de Wet WIA worden verstrekt. Het voorgestelde nieuwe artikellid komt overeen met het vijfde lid van artikel 35 Wet WIA.

2, 3 en 4

Dit betreffen wetgevingstechnische verbeteringen.

5

Aan artikel VI wordt een onderdeel toegevoegd. In verband met het voorgestelde artikel 5.5.6 van de Wet Wajong wordt het begrip «zelfstandige» in die wet alsnog gedefinieerd. In de Wet WIA was een dergelijke definitie al opgenomen (artikel 1 Wet WIA).

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. P. H. Donner

Naar boven