31 935 Beleidsdoorlichting Financiën

Nr. 37 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2016

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de aanvullende Kamervragen van de Commissie Financiën over de plannen van aanpak van de beleidsdoorlichtingen 2017 (Kamerstuk 31 935, nr. 31).

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Beleidsdoorlichting artikel 1 Belastingen

Vraag 1:

Zou u uw verwachtingen kunnen verduidelijken en concretiseren ten aanzien van het beeld dat de geplande beleidsdoorlichtingen voor de artikelen 1 en 2 zal opleveren?

Vraag 2:

Als u hiaten in het beeld verwacht, zou u kunnen aangeven in hoeverre aanvullend onderzoek binnen het geplande tijdspad mogelijk is, en waarom dergelijk onderzoek niet in aanloop naar de beleidsdoorlichting is uitgevoerd?

Vraag 3:

Als u niet concreet kunt aangeven of u een volledig beeld kunt schetsen en waar u hiaten verwacht, hoe gaat u er dan voor zorgen dat u dit wel kan bij toekomstige plannen van aanpak voor beleidsdoorlichtingen op uw begroting?

Antwoord vraag 1, 2 en 3:

De commissie wijst er op dat de periode tussen beleidsdoorlichtingen benut moet worden om voldoende evaluaties uit te voeren, die als fundament kunnen dienen voor het beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Ook is het de commissie uit de plannen van aanpak (Kamerstuk 31 935, nr. 31) niet duidelijk of verwacht wordt dat er uitspraken kunnen worden gedaan over doeltreffendheid en doelmatigheid en of er hiaten of beperkingen zijn in het beeld.

Het gaat hier mijns inziens om twee verschillende vragen;

  • 1. Zijn er voldoende evaluatieonderzoeken gedaan om een goed syntheseonderzoek uit te kunnen voeren (methode)

  • 2. Wat zeggen de uitkomsten van deze onderzoeken – en dus het syntheseonderzoek – over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid (resultaat).

De doorlichting wordt zoals bekend uitgevoerd als een syntheseonderzoek: de beleidsdoorlichting steunt zoveel mogelijk op bestaande (deel)onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid en (deel)onderzoeken naar de doelmatigheid van de bedrijfsvoering.

Wat betreft artikel 1 zijn in de periode waarop de doorlichting zich richt (2010 – 2016) de nodige evaluaties uitgevoerd. In het plan van aanpak is een eerste inventarisatie gemaakt: de evaluatie van het horizontaal toezicht door de Commissie Stevens (2012), de jaarlijkse Steekproeven Particulieren en MKB, het lopende onderzoek naar Grote Ondernemingen en de jaarlijkse Fiscale monitor. In de tweede plaats zijn er de analyses die de Belastingdienst heeft gemaakt van het functioneren van de Belastingdienst en die ten grondslag liggen aan de Brede agenda (2014) (Kamerstuk 31 066, nr. 201), en de adviezen uit 2015 van de Commissie managementinformatie en bekostigingssystematiek Belastingdienst (Commissie De Jong).

Daarnaast heeft de Algemene Rekenkamer in de onderzoeksperiode tweemaal onderzoek gedaan naar de effectiviteit en doelmatigheid van het toezicht door de Belastingdienst, te weten het onderzoek naar de Intensivering toezicht en invordering bij de Belastingdienst (2016) (bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 257) en zeer recent het onderzoek naar het Handhavingsbeleid van de Belastingdienst (2016) (bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 319).

Uit deze onderzoeken komt het beeld naar voren dat de Belastingdienst nog informatie mist om het effect van het toezicht te meten en te sturen; ook is er een beperkt inzicht in de kosten van uitvoering. Dit vormt een beperking in het bepalen van het beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid.

Er lopen op dit moment al verschillende acties om hierin verbetering te brengen. Zo wordt in lijn met de aanbevelingen van de Commissie de Jong binnen de Belastingdienst een processenmodel ingericht waarmee inzichtelijk wordt gemaakt welke activiteiten op welk belastingdienstproces leiden tot bepaalde resultaten (lagere kosten, hogere kwaliteit en/of hogere opbrengsten). Verder ontwikkelt de Belastingdienst een kostenmodel dat inzicht levert in de kosten van uitvoering van bestaande/nieuwe wetgeving en in de bijdrage van diverse werkprocessen aan de doelstellingen van de Belastingdienst en de mogelijke ruimte voor kostenefficiency. Om de noodzakelijke gegevens te leveren voor bovenstaande initiatieven worden ook de administraties aangepast, waaronder het huidige financiële systeem.

De eerste resultaten van deze verbetertrajecten zullen bij de onderhavige beleidsdoorlichting worden betrokken, om een zo volledig mogelijk beeld van het toezicht te kunnen geven.

Beleidsdoorlichting artikel 2 Financiële markten

Vraag 1:

Zou u uw verwachtingen kunnen verduidelijken en concretiseren ten aanzien van het beeld dat de geplande beleidsdoorlichtingen voor de artikelen 1 en 2 zal opleveren?

Vraag 2:

Als u hiaten in het beeld verwacht, zou u kunnen aangeven in hoeverre aanvullend onderzoek binnen het geplande tijdspad mogelijk is, en waarom dergelijk onderzoek niet in aanloop naar de beleidsdoorlichting is uitgevoerd?

De commissie wijst er op dat de periode tussen beleidsdoorlichtingen benut moet worden om voldoende evaluaties uit te voeren, die als fundament kunnen dienen voor het beeld van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. De doorlichting wordt conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) uitgevoerd als een syntheseonderzoek: de beleidsdoorlichting steunt zoveel mogelijk op bestaande (deel)onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid en (deel)onderzoeken naar de doelmatigheid van de bedrijfsvoering.

Wat betreft artikel 2 zijn en worden de nodige onderzoeken uitgevoerd. In het plan van aanpak wordt onder andere reeds gewezen op de verslagen inzake doelmatigheid en doeltreffendheid van DNB en de AFM op grond van de Kaderwet ZBO, de evaluaties van de visies «Toezicht op Afstand» (Kamerstuk 32 648) en «Naar een dienstbaar en stabiel bankwezen» (bijlage bij Kamerstuk 32 013, nr. 33), en het Financial Sector Assessment Program (FSAP) rapport van het IMF dat in het eerste kwartaal van 2017 wordt verwacht. In aanvulling daarop kan ik u het volgende verkorte overzicht geven:

  • Allereerst kan worden gewezen op onderzoeken waarin de crisismaatregelen zijn onderzocht en/of het wettelijk kader waarbinnen die maatregelen zijn genomen: commissie De Wit (2010 en 2012) (Kamerstuk 31 980, nrs. 3, 4, 5, 60, 61 en 62), commissie Scheltema (2010) (Kamerstuk 32 432, nr. 1), evaluatie nationalisatie SNS Reaal (2014) (Kamerstuk 33 532, nr. 32) en evaluatie Interventiewet (2014) (Kamerstuk 33 532, nr. 32).

  • Daarnaast zijn er onderzoeken die, met de crisis als achtergrond, zich richten op de verbetering en stabiliteit van banken en het bankwezen, en de toekomst van banken en verzekeraars: commissie Wijffels (2013) (bijlage bij Kamerstuk 32 013, nr. 33) en Commissie Verzekeraars (2015) (Kamerstuk 32 013, nr. 96).

  • Zoals in het plan van aanpak staat vermeld, wordt in de doorlichting de kabinetsvisie op de toekomst van de financiële sector (2013) (Kamerstuk 32 013, nr. 35) als een aangrijpingspunt gebruikt: van de daarin aangekondigde (groepen) maatregelen wordt, uiteraard voor zover deze op het terrein van de financiële markten liggen, aangegeven of en zo ja, in hoeverre deze zijn gerealiseerd en welke uitspraken kunnen worden gedaan over de doelmatigheid en doeltreffendheid ervan. Evaluaties die hiervoor gebruikt zullen worden, zijn: evaluatie bankenbelasting (2016) (Kamerstuk 32 545, nr. 44), evaluatie Single Supervisory Mechanism (2017), evaluatie algemene zorgplicht (2017), evaluatie provisieverbod (2017) en evaluatie Wet beloningen financiële ondernemingen (2017). Ook zal een aantal andere onderzoeken worden betrokken, waaronder: onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de effectiviteit van Wijzer in geldzaken (2014), ACM onderzoeken «Barrières voor toetreding tot de Nederlandse bancaire retailsector» (2014) (Kamerstuk 32 013, nr. 83) en «Concurrentie op de markt voor MKB-financiering» (2015) (Kamerstukken 32 013 en 32 637, nr. 106), onderzoek van Ernst & Young «Regeldruk bij kredietverstrekking» (2015) (Kamerstuk 29 515, nr. 369), inventarisatie DNB en de AFM over de bankierseed (2016) en onderzoek naar de effecten van standaardproducten op het keuzegedrag van consumenten (2016) (Kamerstuk 32 013, nr. 138).

  • Verder valt het streven naar een integer financieel stelsel met passende regelgeving in de Wwft ook onder het bereik van begrotingsartikel 2. Op dat terrein zijn en worden eveneens de nodige onderzoeken uitgevoerd die een plaats in de doorlichting zullen krijgen, waaronder: Financial Action Task Force on Money Laundering (FATF) evaluatie van het IMF over technische compliance van Nederlandse wetgeving met de FATF standaarden (2011), rapport Algemene Rekenkamer «bestrijden witwassen: stand van zaken» (2014) (bijlage bij Kamerstuk 31 477, nr. 6) en beleidsmonitoren anti-witwasbeleid van het WODC (2016 en 2017).

Zoals u uit dit overzicht kunt opmaken, wordt een aantal onderzoeken in 2017 opgeleverd. Om de resultaten hiervan te kunnen meenemen, moet ik de eerder aan u gecommuniceerde planning iets bijstellen, maar laat onverlet dat de beleidsdoorlichting voor het einde van 2017 aan de Kamer wordt gestuurd.

Het bovenstaande betekent tevens dat de periode waar de beleidsdoorlichting betrekking op heeft wordt uitgebreid, het zal gaan om een doorlichting over de jaren 2009 – 2017.

Al met al is mijn conclusie dat er veel onderzoeksmateriaal voor de doorlichting beschikbaar is of zal zijn. Ik verwacht dan ook dat er geen wezenlijke hiaten zullen zijn die de doorlichting in de weg staan en die eerst door aanvullend onderzoek zouden moeten worden opgevuld.

Vraag 3:

Als u niet concreet kunt aangeven of u een volledig beeld kunt schetsen en waar u hiaten verwacht, hoe gaat u er dan voor zorgen dat u dit wel kan bij toekomstige plannen van aanpak voor beleidsdoorlichtingen op uw begroting?

Met uw laatste vraag stelt u een terecht punt aan de orde. De Handreiking beleidsdoorlichtingen geeft inderdaad in overweging om bij het inplannen van een beleidsdoorlichting ruim vóór de aanvang van de doorlichting het beschikbare basismateriaal (evaluaties) te inventariseren, zodat eventuele extra benodigde evaluaties nog op tijd kunnen worden uitgevoerd. De begroting bevat een bijlage met een evaluatie- en onderzoeksoverzicht (Kamerstuk 34 550 IX, nr. 2, blz. 198) met daarin het nog uit te voeren evaluatieonderzoek. Met extra aandacht voor deze bijlage zorg ik ervoor dat toekomstige hiaten tijdig worden gesignaleerd en worden ondervangen.

Naar boven