31 924 VIII
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2008

nr. 10
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 25 juni 2009

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 22 juni 2009 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het Onderwijsverslag en het Jaarverslag OCW 2008.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van Bochove

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Kler

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Vastgesteld Maandag 22 juni 2009

18.00 uur

De voorzitter: Van Bochove

Aanwezig zijn 6 leden der Kamer, te weten:

Van Bochove, Bosma, Dezentjé Hamming-Bluemink, Jan Jacob van Dijk, Jasper van Dijk en Kraneveldt-van der Veen,

en de heer Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Dijksma, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, en mevrouw Van Bijsterveldt-Vliegenthart, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

alsmede mevrouw Roeters, inspecteur-generaal van de Inspectie van het Onderwijs.

Aan de orde is de behandeling van:

het jaarverslag en de slotwet van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2008 (31924-VIII);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 mei 2009 over het jaarverslag van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2008 (31924-VIII, nr. 1);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 9 juni 2009 met lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2008 OCW (31924-VIII, nr. 6);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 juni 2009 houdende een lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag en slotwet OCW 2008 (31924-VIII, nr. 8);

de brief van de Algemene Rekenkamer d.d. 20 mei 2009 en het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2008 (31924-VIII, nr. 2);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 9 juni 2009 met een lijst van vragen en antwoorden over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2008 OCW (31924-VIII, nr. 7);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter aanbieding van Kerncijfers 2004-2008 OCW en Bestel in Beeld 2008 (31924-VIII, nr. 5);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 mei 2009 bij het Onderwijsverslag 2007-2008 van de Inspectie van het Onderwijs (31700-VIII, nr. 176);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 juni 2009 met een lijst van vragen en antwoorden over het Onderwijsverslag 2007-2008 van de Inspectie van het Onderwijs (31700-VIII, nr. 198);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 12 juni 2009 met een lijst van vragen en antwoorden over de brief met de beleidsreactie op het Onderwijsverslag 2007-2008 van de Inspectie van het Onderwijs (31700-VIII, nr. 197);

de brief van staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 26 maart 2009 over de voortgang invoering gratis schoolboeken (31325, nr. 32);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 13 januari 2009 over de publicatie Kennis in Kaart (31288, nr. 49);

de brief van staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 4 juni 2009 met afschrift van brief inzake onmogelijkheid tot doubleren (2009Z10496);

de brief van staatssecretaris Dijksma van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 4 juni 2009 met afschrift van reactie aan de Nationale Ombudsman inzake het rapport Onderwijsvrijheid en onderwijstoezicht in het radicaal vernieuwend onderwijs (31700-VIII, nr. 190);

de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 8 juni 2009 met het Jaarverslag 2008 Inspectie van het Onderwijs (31700-VIII, nr. 187).

De voorzitter:

Ik heet de minister, beide staatssecretarissen en hun medewerkers welkom. Dat zeg ik natuurlijk ook tegen de belangstellenden op de publieke tribune en degenen die ons via internet volgen.

Wij hebben de eindtijd van 21.00 uur afgesproken. Zo laat hoeft u het niet te maken, maar later wordt het in ieder geval niet. Net als de voorgaande twee jaar hebben wij onze eigen werkwijze gekozen, in deze Kamer uniek, en daarom draag ik het voorzitterschap even over aan mevrouw Kraneveldt.

De voorzitter: Kraneveldt-van der Veen

De voorzitter:

Ik zal straks het woord geven aan de voorzitter van onze commissie, de heer Van Bochove, die wij als rapporteur hebben aangewezen om het jaarverslag van het ministerie te bespreken en daar allerlei wijze opmerkingen over te maken. Na het antwoord van de bewindslieden krijgt hij nog de gelegenheid om daarop te reageren. Daarna draag ik het voorzitterschap weer aan hem over, zodat hij de collega's nog de gelegenheid kan geven om op het jaarverslag in te gaan.

De heerVan Bochove(CDA)

Mevrouw de voorzitter. Wij kijken vandaag terug op het onderwijs van het afgelopen jaar en in het bijzonder op de jaarverslagen en de slotwet 2008 van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – voor de rest zal ik van OCW spreken – het commentaar van de Algemene Rekenkamer daarop en het Onderwijsverslag van de Inspectie.

Sinds twee jaar is het gebruikelijk dat de voorzitter van de commissie voor OCW optreedt als algemene rapporteur en namens de commissie in algemene zin de kwaliteit van het jaarverslag beschouwt. Na de reactie van de minister zullen de leden zich in tweede termijn daarop richten. De voorzitter zei het net al.

Ik wil mijn betoog beginnen met een noviteit. Dit jaar zal de commissie expliciet aandacht besteden aan de dechargeverlening voor het gevoerde financieel beheer van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. In een extra procedurevergadering na afloop van dit wetgevingsoverleg zal de commissie zich buigen over eventuele tekortkomingen. Zij zal de aard en de ernst daarvan wegen. Op basis daarvan zal de commissie al dan niet overgaan tot dechargeverlening. Overigens moet u weten dat het woord "decharge" in de krijgskunde een heel andere betekenis heeft, namelijk zoiets als afvuren, schieten. Het moge duidelijk zijn dat wij uiteraard niet overgaan tot het verlenen van een dergelijk decharge. De bewindslieden kunnen dus rustig blijven zitten.

Ik wil de minister en de staatssecretarissen complimenteren. Vorig jaar sprak de minister de hoop uit dat de Kamer in 2009 voor de eerste keer in tevredenheid terug zou kunnen kijken. Ik moet u zeggen dat dit voor een belangrijk deel is gelukt. Het jaarverslag valt in positieve zin op doordat het in vergelijking met andere departementen relatief veel effectindicatoren en streefwaarden bevat. Dat is, mits de indicator goed aansluit bij de beleidsdoelstelling, van waarde voor het debat met de Kamer. De belangrijkste kanttekeningen vorig jaar waren het ontbreken van beleidsconclusies, het gebrek aan inzicht in de effecten van het beleid en de aansluiting met het beleidsprogramma Samen werken, samen leven. Deze punten wil ik graag met u langslopen en beginnen met de beleidsconclusies.

Mijn voorganger vroeg zich vorig jaar nog af welke beleidsconclusies zoals bedoeld in de motie-Vendrik nu eigenlijk werden getrokken. Deze ontbraken in het jaarverslag vorig jaar. Ook de vooruitblik op het komende jaar was niet aanwezig. De minister heeft zich deze kritiek ter harte genomen, want dit jaar heeft hij de beleidsconclusies opgenomen. Hiervoor mijn complimenten. Als wij de beleidsconclusies naast elkaar leggen, valt op dat hij maar liefst twaalf maal concludeert dat het beleid of het project op koers ligt. Soms trekt hij deze conclusie ook wanneer er over de realisatie van de doelstelling nog geen informatie voorhanden is. Om een voorbeeld te geven: bij kabinetsdoelstelling 14, versterken van innovatief vermogen van de Nederlandse economie, stelt hij dat de voortgang op koers ligt. Uit het jaarverslag blijkt geenszins in hoeverre de economie daadwerkelijk is versterkt. Kan hij aangeven wat hij precies bedoelt met "op koers liggen"? is hij bereid om zich het volgend jaar nog verder in te spannen om de beleidsconclusies om te bouwen tot conclusies waarin structureler en concreter vooruit wordt geblikt vanuit de opgedane ervaringen, conform de motie-Vendrik?

De minister gaf vorig jaar en het jaar daarvoor aan dat hij ernaar streeft, de causaliteit tussen beleid en effecten zo veel mogelijk aan te tonen. In 2007 was hij daar volgens de Rekenkamer nog onvoldoende in geslaagd. Dit jaar is de Rekenkamer tevreden over de beschikbaarheid en de bruikbaarheid van de beleidsinformatie. Toch is het soms niet duidelijk welke informatie ingaat op effecten van het beleid. Voor de verschillende kabinetsdoelstellingen geeft de minister in het geheel geen effectinformatie, zoals bij doelstelling 11, hoger onderwijs met meer kwaliteit en minder uitval, en doelstelling 37, verhogen kwaliteit onderwijs onder meer door aansluiting verschillende onderwijsvormen. Hij geeft aan dat het nog te vroeg is om iets over doelbereik te zeggen.

Bij andere kabinetsdoelstellingen is de effectinformatie wat vaag te noemen. Om hiervan een voorbeeld te geven, wijs ik u op de doelstellingen rond invoering van de gratis schoolboeken waar de minister concludeert dat alles erop wijst dat het doel wordt gerealiseerd. Bij doelstelling 37 zegt hij dat bereikt is wat wij wilden bereiken. Zo wordt de Kamer echter niet wijzer. Een ander voorbeeld is doelstelling 41, de maatschappelijke stage. De minister geeft aan dat invoering op koers ligt, dat inmiddels 96% van de scholen een subsidie heeft aangevraagd voor de maatschappelijke stage en dat er 20 pilotprojecten zijn gestart waaraan 50.000 leerlingen meedoen. Het beleid is onder andere ingezet met als doel om jongeren via de stage op een andere manier kennis te laten maken met de samenleving. Zo ervaren zij wat het betekent om een onbetaalde bijdrage te leveren. Op dit meer kwalitatieve doel van de stage wordt in het jaarverslag in het geheel niet ingegaan. Wanneer kan de Kamer informatie op dit punt verwachten? Zouden de pilotprojecten daarvoor mogelijk aanknopingspunten kunnen bieden? Overigens zou ik van de minister als wetenschapper wel eens willen weten of er werkelijk een zuivere causaliteit te behalen valt tussen onderwijsbeleid en behaalde effecten. Output of resultaten van beleid zijn vaak nog wel in kaart te brengen, maar de causale link tussen beleid en beoogde doelstelling lijkt soms moeilijk te leggen.

Ik kom op de aansluiting bij Samen werken, samen leven. Ook op dit punt kunnen wij concluderen dat de minister een slag heeft gemaakt. Dit jaar blijkt veel duidelijker de samenhang tussen de beleidsterugblik en de doelstelling uit Samen werken, samen leven. Helaas is er nog wel een punt van kritiek. Het jaarverslag biedt niet veel inzicht in de integrale kosten per beleidsprioriteit. Het wordt mij daarom niet duidelijk wat de doelstellingen uit Samen werken, samen leven precies kosten. Ik realiseer mij dat dit niet verplicht is, het is voor de departementale administraties complex om dit na te gaan, maar toch zou ik de minister willen suggereren om op zijn minst een globaal inzicht te geven, zoals bij de experimentele jaarverslagen wordt gedaan. Als voorbeeld wil ik dan wijzen op het jaarverslag van WWI, onderdeel van het departement van VROM. Kan de minister daarom in de begroting 2009 en in het volgende jaarverslag van OCW alsnog inzicht geven in de totale kosten van de verschillende kabinetsdoelstellingen die op OCW betrekking hebben?

De Algemene Rekenkamer heeft net als voorgaande jaren een oordeel gegeven over de rechtmatigheid van uitgaven en de bedrijfsvoering van het ministerie. De Rekenkamer is van oordeel dat de financiële informatie die het jaarverslag bevat voor meer dan 99% op orde is. Dat is geweldig, maar wij leggen de lat voor de bewindslieden heel hoog. Het zou daarom nog mooier zijn als er volgend jaar zou kunnen staan 100%. Ook op het punt van bedrijfsvoering is de Rekenkamer positief. Zij stelt dat deze op deugdelijke wijze tot stand is gekomen. Tot zover het goede nieuws.

Het slechte nieuws is dat er nog wel twee onvolkomenheden zijn geconstateerd in de bedrijfsvoering, te weten het subsidiebeheer bij de directie Kunsten en de directie Cultureel Erfgoed. Ik zal niet ingaan op de details omtrent deze onvolkomenheden, de minister zal die genoegzaam kennen, dat neem ik althans aan. Wel wil ik opmerken dat deze onvolkomenheden vorig jaar ook aan de orde zijn geweest. Graag verneem ik van de minister waarom hij verwacht de onvolkomenheden in het subsidiebeheer bij de directie Cultureel Erfgoed en Kunsten in 2009 wel te kunnen oplossen, terwijl dat in 2008 na een soortgelijk verbeterplan niet is gelukt. Is de minister bereid de Kamer over de voortgang te rapporteren?

Er is ook sprake van een onvolkomenheid bij CFI. De interne beheersing bij de bekostigingsunit Primair Onderwijs is namelijk onvoldoende verankerd in de bedrijfsvoering. De Rekenkamer maakt zich vooral zorgen over de interne controle: wie is verantwoordelijk, wanneer en met welke diepgang worden controles uitgevoerd? Een expliciete risicoanalyse voor deze controles ontbreekt bovendien. Het gaat om veel geld, 9 mld., en veel scholen, 7000. In hoeverre erkent de minister dat problemen in de bedrijfsvoering steeds moeilijker zijn op te lossen vanwege de vele organisatiewijzigingen, vacatures en onduidelijkheden over verantwoordelijkheden? Denkt de minister dat deze problemen van invloed zijn op het verbeteren van de interne beheersing bij CFI, de bekostigingsunit Primair Onderwijs? Zal de nieuwe dienst Uitvoerend Onderwijs, die per 1 januari 2010 van start zou moeten gaan als het wetgevingstraject voorspoedig verloopt, bijdragen aan het oplossen van dit probleem? Activiteiten om dit in goede banen te leiden, vergen immers veel capaciteit.

Tot slot geeft de Rekenkamer aan dat onvolkomenheden bij het kantoor Toeslagen van het ministerie van Financiën het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen raken. Volgens de Rekenkamer spant de minister zich voldoende in om de problemen op te lossen en is hij hier transparant over. Omdat Financiën verantwoordelijk is, benoemt de Rekenkamer dit niet als een onvolkomenheid bij OCW. Wel ligt de rekening zo nodig bij OCW. Vindt de minister dit acceptabel? Waarom neemt hij bijvoorbeeld samen met de minister voor WWI – de huurtoeslag – geen actie tegen deze gang van zaken?

Wel is er volgens de Rekenkamer sprake van fouten en onzekerheden die artikel 24 over de kinderopvang raken. Ook al overschrijden deze bedragen de tolerantiegrens niet, toch wil ik de minister vragen een uitspraak te doen over zijn verwachtingen omtrent 2009.

Dat brengt mij op de inventarisatie van misbruik en oneigenlijk gebruik. In het jaarverslag beschrijft de minister de omvang van de risico's als gevolg van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies en uitkeringen. Dat maakt het voor ons als Kamer mogelijk om de minister nog eens aan de tand te voelen over deze bedragen, waarvoor OCW het schip in kan gaan.

Allereerst is dat de kinderopvang. De uitkeringen bedragen 2,8 mld. Het bedrag dat daarvan oneigenlijk besteed zou zijn, schat de minister op 700 mln. Dit betreft, zo schrijft hij, alleen gastouderopvang. Hier is een stokje voor gestoken nu de Kamer onlangs het wetsvoorstel Gastouderopvang heeft aangenomen. Kan daarom volgend jaar op dit punt het restrisico op nul geschat worden? Hoe zit het met de overige uitgaven aan kinderopvang? Zijn daar ook restrisico's te verwachten?

Wat mij opvalt, is dat bij sommige onderwerpen de uitgaven exact overeenkomen met het restrisico. Dat is het geval bij de gewichtenregeling, waar de uitgaven van 336,3 mln. evenveel bedragen als de best mogelijke schatting. Die is namelijk ook 336,3 mln. Dit geldt ook voor de schatting van de uitgaven en restrisico's bij uitgaven aan studenten met ouders die in het buitenland wonen, de uitgaven aan scholen met leerlingen in speciale groepen en een stimuleringsregeling voor beginnende directeuren primair onderwijs. Kan de minister uitleggen waarom deze bedragen overeenkomen?

Ik kom aan het einde van mijn betoog. Het ministerie van Onderwijs is een departement waar meer dan 30 mld. in omgaat. Dat is heel veel geld. Verantwoording is hierbij een belangrijke zaak. Terugkijkend op de prestaties van de bewindslieden kunnen wij naar mijn mening concluderen dat het jaarverslag 2008 op een aantal punten duidelijk verbeteringen heeft laten zien. Toch zijn er nog kanttekeningen waar de minister en staatssecretarissen komend jaar hard moeten werken. Ik zou hen daarom tot slot iets willen zeggen en daarbij citeer ik Albert Hubbard, de filosoof die leefde van 1856 tot 1915: Besteed uw geld goed, maar besteed uw tijd beter!

MinisterPlasterk

Mevrouw de voorzitter. We zitten hier om verantwoording af te leggen voor de mate waarin wij de doelstellingen ook in kwantitatieve zin hebben bereikt. Voordat ik op de specifieke vragen inga, wil ik ingaan op de vraag die ergens halfweg werd gesteld, waar ik in mijn vorige hoedanigheid als wetenschapper werd aangesproken met de vraag wat ik nu dacht van deze exercitie en de wetenschappelijke precisie daarvan.

De Kamer wees daarbij in de eerste plaats op het ontbreken van vaste zekerheid over causaliteit. Ik deel het antwoord dat in die vraag besloten lijkt te liggen. Als bètawetenschapper moet ik onder ogen zien dat in deze menswetenschappen – de effecten van maatregelen op het terrein van onderwijs – niet op dezelfde manier sprake is van causaliteit, bijvoorbeeld omdat je geen dubbelblind experimenten kunt doen. Alleen al om die reden is het vaak niet helemaal zeker of een maatregel ook werkelijk de reden is dat iets zich in de goede richting ontwikkelt. Als de regering kracht inzet op en veel geld besteedt aan het terugdringen van het voortijdig schoolverlaten en we zien dat we redelijk op schema liggen om dat voortijdig schoolverlaten te halveren, is het nog maar de vraag of het een nu echt volgt uit het andere. Het ligt wel in de rede om te denken dat het er heel veel mee te maken heeft, maar het zou maatschappelijk ook als een groot probleem worden ervaren en dat ook om die reden op scholen docenten en leidinggevenden daar meer aandacht aan besteden. Dat is zomaar een voorbeeld, maar causaliteit is nu eenmaal moeilijk te meten.

In de tweede plaats hebben we geprobeerd zoveel mogelijk kwantitatieve doelstellingen op te nemen, maar soms zijn er toch pseudo-indicatoren. Uiteindelijk gaat het om de kwaliteit van het onderwijs en die laat zich niet meten in hectoliters per vierkante inch, maar in een percentage leerlingen dat de school afmaakt. Ook schooluitval kan een indicator zijn en zo zijn er nog meer andere belangrijke indicatoren. De Inspectie doet op allerlei manieren pogingen om dat kwantitatief in beeld te brengen, maar uiteindelijk is het ook wel helder dat het niet precies op een as is uit te zetten. Voor een deel gaat het over de vorming van mensen en dat kan nooit 100% causaal worden gemaakt.

Toch proberen wij dat zoveel mogelijk te doen, want het mag geen reden zijn om weg te gaan van kwantitatieve doelstellingen. We hebben geprobeerd zoveel mogelijk effectindicatoren en streefwaarden op te nemen. Dat hadden we vorig jaar en de Kamer heeft ons er toen op gewezen dat deze ook gekoppeld zou moeten worden aan de beleidsconclusies en -doelstellingen in het coalitieakkoord.

De vraag is gesteld wat wij precies bedoelen met de algemene conclusie dat OCW op koers ligt. Ik verwijs wat dat betreft even terug naar wat ik in mijn algemene inleiding over bijvoorbeeld het voortijdig schoolverlaten heb gezegd, dat het aantal schoolverlaters is gedaald met 4300 ten opzichte van de periode daarvoor, dat wil zeggen van 53.000 naar 48.800. Daarmee is de beoogde jaarlijkse reductie in principe vrijwel gehaald en met een daling van 10% zitten we ongeveer op het schema richting 2012, wanneer we de instroom tot 35.000 beperkt willen hebben. Om die reden hebben we gezegd dat we redelijk op koers liggen.

Bij taal en rekenen is het al wat moeilijker om te zeggen dat we in kwantitatieve zin op koers liggen, maar we hebben dat tot een van de hoofdpunten van het beleid gemaakt. We kunnen nu constateren dat we 6500 trainingen hebben gegeven in de voor- en vroegschoolse educatie en dat in 2008 1375 basisscholen in staat zijn gesteld om verbetertrajecten op te starten. Met andere woorden, het is een voorbeeld waaruit je niet de output meet zoals je die uiteindelijk wilt meten – in hoeverre kan iemand beter rekenen of schrijven – maar waaruit je de input meet: in hoeverre hebben het extra budget en de maatregelen er ook toe geleid dat er in ieder geval aanwijsbaar op die scholen wat gebeurt. Dat is nog niet het uiteindelijke doel maar meer een instrument. Het geeft ons echter toch vertrouwen dat we op koers liggen, want het gebeurt ook nog wel eens dat je iets inzet maar een jaar later moet constateren dat er op die scholen nog niets van te merken is. Dat zit je echt niet op koers. Maar ik ben het met u eens als u het voorbeeld noemt van het versterken van het innovatieve vermogen van de economie. Dat is ook zo'n algemene doelstelling. We hebben daarvoor een aantal maatregelen en die kunnen we ook noemen, maar of je daarmee op koers bent? Wanneer is het innovatieve vermogen goed genoeg? Ik zeg in ieder geval toe dat wij volgend jaar nog beter zullen proberen om het zo kwantitatief mogelijk te maken en om aan te geven waar wij zelf denken dat het niet kwantitatief kan. Het is beter dat wij dat zeggen dan dat wij de indruk wekken dat we er kwantitatief iets mee hebben gedaan. U vroeg om daarbij beter aan te sluiten op de beleidsconclusies waarin conform de motie-Vendrik structureler en concreter wordt vooruitgeblikt vanuit de opgedane ervaringen. Ik zeg toe dat ik dat zeker zal doen en zal aanscherpen. Ik kan in het jaarverslag niet vooruitlopen op de maatregelen die de regering op Prinsjesdag presenteert, want er zijn maatregelen in de pijplijn die door de budgettaire nood gedwongen zullen worden genomen en de doelstellingen soms zullen raken.

U vroeg om informatie te verschaffen uit afgeronde onderzoeken. U noemde de beleidsdoorlichtingen, het ex-post effectenonderzoek en overig evaluatieonderzoek naar de prestaties en de effecten van het gevoerde beleid, gekoppeld aan de beleidsprioriteiten en de beleidsartikelen. Wij vinden het doen van onderzoek heel belangrijk en proberen dan ook zo veel mogelijk evidence based te doen en om dat direct aan het beleid te koppelen. Bij de opstelling van het Actieplan leraren heb ik bijvoorbeeld meteen afgesproken hoe we gingen volgen in hoeverre het effect had. Dat melden wij ook elk jaar. U zei zelf al dat er in het hoger onderwijs weinig aanwijsbaar te doen was. Soms zit er ook meer dan een jaar tussen het beschikbaar stellen van budget en het kunnen meten van enig resultaat, zelfs als alles 100% op rolletjes loopt. Het kost in een ideale situatie bijvoorbeeld minstens een jaar voordat een curriculum veranderd is. Dan stromen er studenten binnen en kan het jaar daarna pas voor het eerst zichtbaar worden of een doelstelling zoals minder uitval in het eerste jaar van een studie is gehaald. Desalniettemin heb ik er wel een goed gevoel over, omdat ik kan zeggen dat wij dringend in gesprek zijn met de instellingen en ik het gevoel heb dat het overal op de agenda staat en dat men de uitval in het eerste jaar op hbo- en wo-instellingen als een groot probleem ervaart. Ik zie dat zij er maatregelen tegen nemen, dus wij zien wel dat er een koppeling is.

U vroeg om inzicht in de totale kosten van de kabinetsdoelstellingen. Daar moet ik even een toelichting op geven. Zoals u weet en zei, loopt het experiment Verbetering verantwoording en begroting. De departementen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Buitenlandse Zaken, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en voor Wonen, Werken en Integratie nemen deel aan dat experiment. Dat loopt tot en met het jaarverslag over het begrotingsjaar 2009. Volgend jaar evalueren wij het. De koppeling met de budgettaire omvang is op dit moment alleen voorgeschreven voor de experiment-departementen. Daar hoort Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dus niet bij. Wij volgen bij het jaarverslag dus de aanwijzingen die het minister van Financiën standaard geeft, dus hebben wij het beleidsverslag ingericht naar de kabinetsdoelstellingen uit het beleidsprogramma waarover ik het net had. Bovendien hebben wij een schakeltabel opgenomen, die de doelstellingen koppelt aan de betreffende operationele doelstellingen.

U vraagt hoe Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan het experiment kan worden toegevoegd. Hoe graag ik altijd dingen toezeg, mij lijkt het consistent om, nu we de eerdere departementen op die manier deel van het experiment hebben gemaakt en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap niet en we hebben afgesproken om het volgend jaar te evalueren, de evaluatie af te wachten. Als het geslaagd blijkt te zijn, maken wij er geen experiment van, maar gaat Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het gewoon doen, want dan kan het kennelijk. Er half gestaffeld een experiment overheen leggen, is misschien niet productief. Dit heeft met uw welnemen mijn voorkeur.

U vroeg naar het effect van de maatschappelijke stage en wil daarover ook inhoudelijk meer weten. Op de kwalitatieve doelstellingen kan staatssecretaris Van Bijsterveldt in de tweede ronde, als wij over de inhoud gaan praten, natuurlijk nog een toelichting geven. Nu kan ik al zeggen dat die onderdeel zijn van de tussenevaluatie waarin de resultaten worden opgenomen. Begin 2010 worden die aan de Kamer gerapporteerd. Wij hebben het er hier met name over dat het in gang is gezet en dat de scholen waarop voorlichting wordt gegeven over de maatschappelijke stage, nu kwantitatief in kaart zijn gebracht. Het aantal leerlingen in het pilotproject is 60.000. In die zin zitten wij kwantitatief op koers, maar ik herhaal dat over de onderbouwing ervan en de kwalitatieve doelstellingen de staatssecretaris in de tweede ronde meer kan zeggen.

U signaleert terecht dat vorig jaar bij een aantal directies onvolkomenheden werden gesignaleerd en dat twee daarvan dit jaar helaas terugkwamen: de directie Kunsten en de directie Cultureel Erfgoed. Laat ik allereerst benadrukken, ook voor wie dit nu hoort, dat de onregelmatigheden bij deze overwegend subsidiërende directies in geen enkel geval erop betrekking hadden dat er subsidies zijn verstrekt aan plekken waarop die niet terecht zouden moeten komen. Dat is nergens geconstateerd. Het gaat bijvoorbeeld om beschikkingen die niet tijdig zijn uitgegaan of volgens de regels zijn ingevuld. Dat is een onvolkomenheid die niet mag voorkomen, maar laat ik het misverstand wegnemen dat er instellingen zijn gesubsidieerd die dat niet hadden moeten worden. Daarvan is geen sprake.

Wij hadden vorig jaar een plan van aanpak. Dat was een belangrijke eerste stap, zij het onvoldoende diepgaand. Een aantal structurele maatregelen, met name de aanpassing van de regelgeving, was niet in 2008 te realiseren. De aanpassing van het bekostigingsbesluit cultuur, waar een deel van die problemen uit voortvloeit, zal plaatsvinden per 1 juni 2010. Om te voorkomen dat er in de tussentijd, dus met ingang van 2009, opnieuw fouten ontstaan, worden er extra interne controles uitgevoerd om de rechtmatigheid van beschikkingen te borgen. De directeur-generaal Cultuur en Media heeft in 2009 een nieuw plan van aanpak goedgekeurd dat nu wordt uitgevoerd. In dat plan staat een aantal aanvullende maatregelen ten opzichte van het plan van vorig jaar. De aanpassing van wet- en regelgeving, noemde ik al. Andere maatregelen zijn de herinrichting van het totstandkomingsproces van een beschikking, de inrichting en ingebruikname van het subsidievolgsysteem, waarmee de termijnen kunnen worden bepaald – veel van de feilen die zijn geconstateerd, hadden te maken met de overschrijding van termijnen – de aanpassing van de standaardbeschikkingen in check lists, opleidingen om specifieke kennis te verbeteren. Wij hebben intern een zogenaamde 100%-controle, waardoor eventuele fouten er voor de verzending uit kunnen worden gehaald. Daarnaast is de auditdienst verzocht om in 2009 een extra audit uit te voeren op het subsidiebeheer bij de cultuurdirecties. Ik moet erop wijzen dat het Instituut Collectie Nederland het ook voorheen, ik dacht twee jaar achter elkaar, niet voldoende op orde had. Het heeft meer dan een jaar geduurd, maar daarna was het wel op orde. Ik heb er echt vertrouwen in dat met de maatregelen die ik nu noem, deze beide directies volgend jaar niet een derde maal in het rijtje zullen staan, want drie ei is een paasei en dat willen wij niet zijn. Ik realiseer mij dat dit de laatste keer is dat die op deze manier mogen worden genoemd en ik heb er vertrouwen in dat dit ook zo zal zijn.

U vroeg of ik bereid was om in de gaten te houden dat directies daadwerkelijk onderling afspraken maken over verantwoordelijkheid, sturing en toezicht op subsidiebeheer en zo ja, hoe ik dat ga doen en hoe ik u erover ga informeren. Ik houd het in de gaten. Daarvoor heb ik een centraal instrument ontwikkeld zoals de verplicht door de beleidsdirecties toe te passen beleidswijzer. Verder is in 2009 het expertisecentrum subsidieregelingen gestart, waarmee ik een goede opzet en uitvoering van de subsidieregelingen probeer te garanderen. Over de voortgang in het subsidiebeheer bij Onderwijs, Cultuur en Wetenschap informeer ik u in het jaarverslag 2009 van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dus bij de volgende gelegenheid.

De Algemene Rekenkamer signaleerde een aantal punten, bijvoorbeeld dat het vanwege de vele organisatiewijzigingen steeds moeilijker wordt om problemen in de bedrijfsvoering op te lossen. De Rekenkamer constateert dat de bedrijfsvoering onder controle is, maar het wordt steeds lastiger om snel oplossingen te vinden. Dat komt onder meer door de openstaande vacatures. Dat heeft ook te maken met het beleid om de omvang van de formatie te reduceren, waardoor de organisatie niet zomaar nieuwe mensen van de arbeidsmarkt kan halen als zich een probleem voordoet. Er is een beperking, maar ik denk dat we er goed mee uit de voeten gingen. We hebben inmiddels een belangrijke organisatiewijziging achter de rug, zoals de overkomst van de kinderopvang en de emancipatie van andere departementen en de vorming van de concernondersteuning en de directie kennis. Wij werken daar nu twee jaar mee en ik denk dat de interne effecten inmiddels wel zijn neergedaald.

Rekening houdend met de taakstelling worden openstaande vacatures zo spoedig mogelijk intern dan wel extern opgevuld. Toen er in het afgelopen jaar verschillende vacatures voor financiële functies waren, is er hard gewerkt aan de snelle vervulling daarvan. De verantwoordelijkheden zijn gebaseerd op het SG-/DG-model, vertaald in het mandaatbesluit OCW. Daardoor zijn er geen of nauwelijks onduidelijkheden over de verantwoordelijkheid bij OCW. Dat hoor ik echt heel weinig. Tekortkomingen worden gemonitord in het regieteam AD/AR-aanbevelingen, waarbij bij elk probleem duidelijk is aangegeven wie de verantwoordelijk opdrachtgever of opdrachtnemer is. Om de tekortkomingen sneller op te lossen, is de voortgangsbewaking door het regieteam aangepast. Dat betekent meer aandacht voor prioriteiten, sturing op de planning, sturing op de planning van mijlpalen, tussentijdse rapportage door de oude dienst over de voorgang en agendering van de tekortkomingen. In 2009 is het toezichtsplan FEZ 2009 opgesteld, waarbij het bedrijfsvoeringsproces is aangegeven voor de wijze waarop in 2009 het interne toezicht bij OCW is geregeld.

U hebt gevraagd of ik denk dat de problemen van invloed zijn op het verbeteren van de interne beheersing bij CFI. CFI zal per 1 januari 2010 fuseren met de IB-groep tot wat wij dachten dat DUO zou gaan heten, maar ik meen dat ik de Kamer heb toegezegd dat wij ons nog eens op deze naam zullen beraden. Ik denk dat die fusie niet zal raken aan de bekostigingsprocessen. Die blijven onderdeel van de vestiging in Zoetermeer. Ook in de inrichting van bekostigingsprocessen, de bemensing – vroeger heette dat bemanning, maar wij voegen dat helemaal genderneutraal toe – worden vanuit deze gefuseerde organisatie geen grote wijzigingen voorzien. CFI heeft inmiddels een verbeterplan in gang gezet en een aantal cruciale vacatures vervuld en streeft ernaar de beheersingsmaatregelen in het derde kwartaal van 2009 operationeel te hebben.

Dan de kinderopvang. Als er vragen zijn, zal de staatssecretaris daarop in de tweede ronde inhoudelijk ingaan. Misschien kan er zijn gehoord dat u hebt geconcludeerd dat 700 mln. voor gastouderopvang oneigenlijk is besteed. Het is niet zo dat dit onrechtmatig is gebeurd, mocht u dat zo stellen. Zoals u weet zijn er wel uitgebreide discussies gevoerd of dit optimaal is. Naar aanleiding daarvan zijn er maatregelen door de staatssecretaris in gang gezet.

U hebt gevraagd of het restrisico naar nul kan. Dat hebt u in algemene zin gevraagd. Laat ik dat beantwoorden samen met uw vervolgvraag daarover. Er is natuurlijk altijd een restrisico bij de bedragen waarover wij hier spreken, dus wij stellen dat niet op nul. Ik denk dat dit de reden is, door u scherp gesignaleerd, dat er soms een restrisico overblijft dat precies met het actuele risico correspondeert. Dan is het in feite een stelpost geworden. Dan kun je zeggen dat wij ervan uitgaan dat dit het restant is dat overblijft. Het is door de maatregelen van de staatssecretaris wel sterk teruggedrongen. Daarop kan zij straks nader ingaan.

U vroeg naar maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. De Belastingdienst houdt toezicht op het misbruik en het oneigenlijk gebruik van de toeslagen in de kinderopvang. Met het wetsvoorstel dat nu bij de Eerste Kamer ligt, worden enkele punten geregeld. Er komt één register in plaats van de 445 gemeentelijke registers. Daardoor zijn de GGD en de Belastingdienst beter in staat toezicht te houden. Ook de gastouderopvang wordt in dat register opgenomen. Inschrijving vindt plaats na controle door de GGD. Waar dat nodig en mogelijk is, komt er informatie-uitwisseling tussen de GGD en Belastingdienst over malafide praktijken. Het aantal toeslaguren wordt gemaximeerd, dus 7 maal 24 uur is niet langer mogelijk. Het betalingsverkeer tussen gastouder en vraagouder verloopt via het gastouderbureau. Uitvoeringskosten van het gastouderbureau worden transparant. De gastouders worden object van toezicht door de GGD. Het papieren toezicht van het gastouderbureau verdwijnt. De inwonende personen kunnen geen gastouder of opvangouder zijn. Daarmee denk ik dat het misbruik sterk zal worden teruggedrongen. Nooit helemaal naar nul, maar in de woorden van de grote volksschrijver: "Men doet wat men kan."

Ik meen dat ik daarmee in hoog tempo door de vragen ben gelopen.

De heerVan Bochove(CDA)

Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij constateerde dat het altijd plezierig is als je halverwege je betoog een vraag inbouwt. Ik verwijs naar het moment waarop ik de minister aansprak in zijn vorige hoedanigheid als wetenschapper. Aan het begin van zijn antwoord nam hij even de moeite om op dat onderwerp in te gaan en de relatie nog eens helder te schetsen. Ik denk dat hij dit op een correcte manier heeft gedaan. Het helpt ons altijd weer een stukje relativering in al onze debatten aan te brengen omdat wij nogal eens geneigd zijn van heel absolute gegevens uit te gaan.

Toen de minister inging op mijn kanttekening bij de uitspraken dat de zaak "op koers" ligt, heeft hij twee belangrijke opmerkingen gemaakt. In de eerste plaats zei hij dat wij ons moeten realiseren, zo heb ik zijn opmerking genoteerd, dat men vertrouwen moet hebben op basis van de cijfers die je krijgt en die vaak in de eerste periode van een beleidslijn, een beleidsontwikkeling of een investering niet direct gebaseerd kunnen zijn op het meten van resultaat omdat dit nu eenmaal tijd kost. Hij voegde eraan toe, en dat is belangrijk, dat je in het jaar daarop, wanneer je over betere gegevens beschikt, beter kunt verantwoorden. Ik ga ervan uit dat de Kamer volgend jaar op de punten waarover zij nu kritisch was, zal bekijken of die lijn en die ontwikkeling daarin zit. Ik ben blij met de toezegging van de minister dat hij er het komende jaar aandacht voor zal hebben om conform de motie-Vendrik een aantal punten nog eens te beoordelen. Een bij dit punt belangrijke slotopmerking vond ik ook dat het misschien goed is om te overwegen in je verantwoording aan te geven waar die kwantitatieve informatie niet beschikbaar kan zijn. Als je cijfers niet hebt en ook kunt motiveren waarom je ze niet hebt, is het verstandig dit daarbij op te nemen.

Ik maak nog enkele kleine opmerkingen. Dit betreft met name de opmerking van de minister over mijn vraag om aan te haken bij experimentele jaarverslagen van een aantal departementen. Ik gebruikte alleen WWI als voorbeeld. Het ging mij er niet om de minister uit te nodigen tussentijds snel in te haken en alsnog iets te doen wat niet helemaal is afgesproken, maar ook wij zijn op de hoogte van het feit dat er wordt geëvalueerd. Mijn vraag was er meer op gericht of de minister bereid is om er, zodra die evaluatie beschikbaar is, zorg voor te dragen dat deze informatie wordt verwerkt in de begroting van OCW. Die evaluatie kunnen wij na deze ronde gaan maken. Daarvoor zal het kabinet ongetwijfeld aandacht hebben. Ik heb zijn opmerking daartoe als een toezegging genoteerd, met de nuance "mits de evaluatie geslaagd is", maar dat begrijp ik.

Ik heb kritische kanttekeningen gemaakt bij het subsidiebeheer bij de directies Cultureel Erfgoed en Kunsten. De minister was zo vriendelijk om mijn opmerking in ieder geval in die zin te nuanceren dat hij zei: er is in feite niets in frauduleuze zin gebeurd. Nu heb ik dat ook niet in mijn tekst staan, maar stel je voor dat je die suggestie zou hebben gewekt. Ik zou haar niet gewekt willen hebben, maar de minister heeft daarop op een adequate manier gereageerd. Ik heb als een belangrijke toezegging genoteerd dat hij ervan uitgaat dat het volgend jaar op orde is. De minister zal begrijpen dat wij dit met grote belangstelling zullen volgen en er zeer kritisch naar kijken.

Wij hebben genoteerd wat de minister heeft gezegd over de gang van zaken bij CFI. De minister heeft een opmerking gemaakt over de relatie tussen de financiën van OCW en het uitvoeren van toeslagen, het leggen van rekeningen en dergelijke. De minister heeft daarop wel een uitgebreide reactie gegeven, maar hij is niet ingegaan op mijn kritische vraag waarom hij niet met zijn collega's een vuist maakt en zegt: waarom ligt de verrekening niet bij de veroorzaker? Als er al sprake is van rekeningen, maar ik kan hem verzekeren dat dit in andere gevallen wel aan de orde is.

Daarmee ben ik gekomen aan de opmerkingen die de minister aan het slot van zijn betoog heeft gemaakt. Die gingen vooral over het aspect restrisico. Wij hebben die paragraaf niet voor niets aangehaald. Als je het jaarverslag goed leest, komt deze paragraaf naar voren als iets in de marge van het jaarverslag, terwijl er toch nogal forse risico's liggen, schrijft de minister zelf. Ik gebruikte het voorbeeld van 336,3 mln. en ook 336,3 mln. als restrisico. Als je de cijfers in die paragraaf optelt, zijn dat forse bedragen die de aandacht van de minister vragen bij de uitvoering van zijn beleid in de komende periode.

MinisterPlasterk

Over het op koers liggen zijn de relativerende opmerkingen in voldoende mate gemaakt, maar ook niet te veel. Wij proberen toch zoveel mogelijk kwantitatief te werken waar het mogelijk is. U hebt erop gewezen dat de factor causaliteit soms niet voor 100% is vast te stellen en dat de factor tijd soms maakt dat er tussen het nemen van een maatregel en het meten van het effect een vertraging zit, die in het onderwijs soms jaren kan duren. Waar je een curriculum verandert en dan het aantal gediplomeerden meet, zit je soms echt door de duur van de school jaren later. Ik voeg hier nog een element aan toe dat nog niet is genoemd, namelijk dat dit, hoe exact wij het ook proberen te maken, ook een politiek oordeel bevat. Uiteindelijk is uw Kamer natuurlijk degene die zegt: dat mag allemaal wel zo zijn, maar wij vinden dit niet goed genoeg. Helemaal tot een exacte wetenschap kunnen wij dit niet maken. Het een leent zich meer voor input-outputbeoordeling dan het ander.

Niet alleen om redenen van maatschappelijke noodzaak, maar ook om die reden is het voortijdig schoolverlaten een van mijn lievelingsprojecten, omdat je daar echt koppen kunt tellen en kunt zeggen: dit zijn er 70.000, hoeveel daarvan zijn er aan het eind van een traject? Ook omdat daar de gelegenheid voor perverse effecten niet zo groot is. Dus als je puur het aantal uitgereikte diploma's als doelparameter neemt, loop je natuurlijk altijd weer het risico dat mensen om die doelstelling te halen lichtere diploma's gaan uitreiken. Dan moet je dat weer gaan dichtschroeien, terwijl je met voortijdig schoolverlaters toch eigenlijk kunt zeggen: iedereen die wij binnen het schooltraject weten te houden, is meegenomen. Het is moeilijk om daarvan een pervers effect te zien. Bij dit soort zaken proberen wij het zo kwantitatief mogelijk te doen. Daar waar het niet kwantitatief kan, kunnen wij het beter gewoon met zoveel woorden zeggen, daar ben ik het mee eens.

Bij de experimenten met de jaarverslagen heb ik goed gehoord dat de Kamer eraan hecht om de informatie te krijgen zodra die er is. Ik proef ook in de vraag van de heer Van Bochove dat uw commissie ervoor voelt om de evaluatie als die positief is ook zo snel mogelijk van toepassing te laten zijn op OCW. Dat is genoteerd, dat nemen wij mee.

Ik realiseer mij dat ik voor de directies Cultureel Erfgoed en Kunsten volgend jaar niet nog een keer met zo'n verhaal kan komen, dus dat is met grote letters genoteerd in het balboekje dat ik mee terugneem naar het departement.

U vroeg naar de afstemming met de collega van Financiën. In principe hebben wij natuurlijk eenheid van kabinetsbeleid en moeten wij met ons allen zorgen dat wij dat doen, en zijn wij daar dan ook samen op af te rekenen.

Het punt van de restrisico's neem ik ook mee. Ik denk dat wij volgende keer iets beter moeten kijken hoe wij dat presenteren. Het staat een beetje gek, dat snap ik ook. Overigens gaat het bij het bedrag dat de heer Van Bochove noemde om het onder het risico vallende bedrag van de totale gewichtenregeling. Dat is iets anders dan dat het allemaal restrisico zou zijn.

De voorzitter: Van Bochove

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de heer Jasper van Dijk wil ik mijn dank uitspreken aan de medewerkers van het Bureau Onderzoek en Rijksuitgaven en de Griffie OCW voor de ondersteuning van de voorzitter bij het voorbereiden van deze termijn. Ik heb die ondersteuning zeer gewaardeerd en dankzij die ondersteuning was het ook mogelijk om dit verhaal zo tot stand te brengen.

U hebt allemaal van de griffier een briefje gekregen dat wij nu aan de tweede termijn beginnen. U hebt allemaal maximaal zeven minuten spreektijd. Daarna krijgen de bewindslieden de gelegenheid om te antwoorden en hebben wij nog een korte termijn voor moties en dergelijke.

De heerJasper van Dijk(SP)

Voorzitter. Ik sluit mij volledig bij u aan als het gaat om het dank zeggen aan de ondersteunende diensten. Ik dank u ook dat u namens de hele commissie hebt willen optreden.

Ik ga direct door naar het Onderwijsverslag van de Inspectie. De regering schrijft in haar eigen brief van 12 mei: "Het Onderwijsverslag stemt enerzijds tot tevredenheid, maar anderzijds tot zorg." Dat staat als een huis. Er zijn twee nieuwe zorgpunten: het onderwijs voor zorgleerlingen en de kwaliteit van de examens. De achterstanden van leerlingen, bijvoorbeeld op zwakke scholen, worden als een "onaanvaardbare situatie" getypeerd. Stevige taal.

De resultaten uit het Onderwijsverslag, zeker als je kijkt naar lezen en rekenen, zijn zorgwekkend. Dat is ook al langer bekend. In 2007 schreef de Inspectie nog: "Een kwart van de leerlingen verlaat het basisonderwijs met het niveau van groep zes." Twee jaar achterstand, dus. Dat werkt door in het voortgezet onderwijs, want in het vmbo heeft inderdaad een grote groep leerlingen moeite om zelfstandig schoolboeken te lezen. Wat is nu de stand van zaken in het afgelopen schooljaar? Is er reden om aan te nemen dat dit verbetert? "De Inspectie controleert hier niet meer op", schrijft de minister in antwoord op vraag 66. Hoe kunnen wij het dan nog meten? Het lijkt mij toch een essentieel onderdeel van het kijken naar onderwijsresultaten. Graag hoor ik hierover het oordeel van de minister.

Er zijn wel andere cijfers. Ik verwijs naar blz. 203 van het Onderwijsverslag, waar staat: "Aan het begin van het eerste leerjaar presteert de meerderheid (83%) van de leerlingen van de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen van het vmbo bij luistervaardigheden onder het volgens de toets gewenste niveau voor leerjaar 1 in het vmbo. Bij tekstbegrip is dat het geval voor 60% van de leerlingen, bij woordenschatontwikkeling voor ruim 50%." Dat zijn heftige cijfers. Ik kan niet anders zeggen.

De bewindslieden en de Onderwijsinspectie wijzen er zelf op dat het aantal zeer zwakke scholen niet vermindert. Sterker, in het basisonderwijs is zelfs sprake van een stijging, en dat terwijl in 2011 het aantal met de helft moet zijn teruggebracht. De verklaring blijft onduidelijk. Meer actie is dus gewenst. Hoe staat het met het aanstellen van een bewindvoerder bij zwakke scholen? Hiervoor leek bij een vorig debat een Kamermeerderheid. Graag een reactie.

De Inspectie constateert dat het onderwijs aan leerlingen die extra zorg nodig hebben te vaak onvoldoende is en te weinig effectief. Graag de reactie van de minister op de opmerking van de Inspectie dat "de huidige activiteiten van het onderwijsveld in het kader van passend onderwijs vooral bestuurlijke veranderingen betreffen. Er is minder aandacht voor het gedrag van leraren en zorgfunctionarissen. Tot dusverre zijn ouders en leraren nauwelijks betrokken bij deze hele operatie."

Kan de staatssecretaris al reageren op het tussentijdse rapport van de commissie-Lambregts over de invoering van passend onderwijs? In Trouw van afgelopen zaterdag lees ik dat invoering in 2011 vrijwel onmogelijk is. Ouders worden onvoldoende betrokken, leraren worden gezien als probleem en doelstellingen blijven steken in wensen als "het kind centraal". Dit is nogal forse kritiek. Wat is de reactie van de staatssecretaris en wil zij bekijken of afstel niet beter is dan uitstel?

De voorzitter:

Mag ik u erop wijzen dat wij daarover deze week nog een uitgebreid AO hebben? Wij moeten wel proberen om dat overleg niet vanavond te houden. Terugkijken is uitstekend, maar vooruitkijken moeten wij toch doen in het komende AO.

De heerJasper van Dijk(SP)

Dat kan, maar ik wijs u erop dat een elementair onderdeel van het Onderwijsverslag gaat over zorgleerlingen, dus dan zouden wij daarover niet meer kunnen praten.

De voorzitter:

Ik bracht een zorgvuldige nuancering aan.

De heerJasper van Dijk(SP)

Ik ga verder met de ouderbijdrage. Er staat ook een brief van 26 maart op de agenda. Ik dank de staatssecretaris van voortgezet onderwijs voor haar reactie op onze meldingen. De Inspectie heeft zich daar actief op gericht. De staatssecretaris vraagt de Inspectie om handhavend op te treden tegen scholen die de regels overtreden. Wat houdt dit nu precies in? Kan zij dat toelichten? Is het een berisping of gaat het verder? Het punt is dat veel scholen onduidelijk zijn over de vrijwilligheid van de ouderbijdrage. Dit moet echt duidelijk zijn voor alle scholen.

Verder vraag ik de staatssecretaris of zij het terecht vindt dat scholen een incassobureau, en mogelijk ook deurwaarders, afsturen op ouders die de vrijwillige ouderbijdrage niet betalen. Vindt zij dit wel gepast, ook als ouders een overeenkomst hebben getekend? Ik vind dat dit niet past bij een vrijwillige bijdrage.

Er waren vandaag positieve berichten over de voortgang rond de schoolboeken. In de brief van de staatssecretaris van 26 maart staat dat 117 scholen een aanbesteding hebben gedaan voor komend schooljaar. Zij hebben bestaande overeenkomsten beëindigd. De staatssecretaris schrijft: "In een beperkt aantal gevallen heeft dit geleid tot het in rekening brengen van de resterende afschrijvingswaarde van de huurboeken. Scholen hebben echter nog niets betaald." Hoe staat dit ervoor? Om welke scholen en welke bedragen gaat het? Hoe verhoudt zich dit tot het convenant? Levert dit niet grote onvrede op vanwege de verbroken afspraken met de leveranciers?

Hoe zit het met de vrije keuze van leraren om een eigen methode te kiezen? Wordt dat ook onderzocht? Veel leraren zijn hier bezorgd over.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Als ik de berichtgeving volg die door de VO-raad naar voren wordt gebracht, wordt juist gezegd dat men buitengewoon positief is over de ruimte die docenten hebben gekregen bij het invoeren van de gratis schoolboeken: veel meer betrokkenheid bij het lespakket, zelf ruimte hebben om hun eigen dingen te gaan doen. Hoe komt u er nu bij dat het allemaal zo slecht gaat?

De heerJasper van Dijk(SP)

Ik krijg regelmatig berichten van leraren die zeggen dat zij problemen ervaren met het kiezen van hun eigen lesmethode. Daartegenover staat het onderzoek van de VO-raad volgens welke 30% van de scholen extra personeel nodig zegt te hebben voor de invoering van gratis schoolboeken. Krijgen scholen voldoende ondersteuning? Graag een reactie.

Nu wij het toch over de VO-raad hebben: ik wil nog iets zeggen over de werkgeversraden. In de antwoorden op het jaarverslag van 9 juni staat dat ruim 27 mln. naar deze sectorraden gaat. Zo gaat 18,5 mln. naar de PO-raad, 7,6 mln. naar de VO-raad en ruim 1 mln. naar de MBO Raad en de HBO-raad. Hoe zinvol wordt dit geld besteed? Er gaat bijvoorbeeld 4,5 mln. naar Expeditie durven, delen, doen, voor innovatie op vo-scholen en er gaat 2,2 mln. naar passend onderwijs en 1 mln. naar horizontale verantwoording. Is dit geld nu nuttig besteed? Waarom gaat dit geld niet rechtstreeks naar de scholen? In mijn ogen zal dit de causaliteit en de effectiviteit van onderwijsbeleid flink verhogen.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Voorzitter. Wij hebben ons vandaag na uw mooie woorden over de kwaliteit van het jaarverslag van het ministerie vooral gericht op het rapport dat door de Onderwijsinspectie naar voren is gebracht. Hieruit komt helder naar voren dat het op zich helemaal niet zo slecht gaat met het onderwijs; over het algemeen gaat het best goed. Er is echter een groep van ongeveer 800 scholen die onder geïntensiveerd toezicht staat. Daarnaast is er een groep van ongeveer 100 scholen in het primair onderwijs die gewoon zeer zwak is. Ook in vo bestaan nog steeds scholen die zeer zwak zijn.

Wij hebben hierover eerder een debat gevoerd. Ik ga dat hier niet nog een keer uitgebreid overdoen. Een van de elementen waarover destijds volgens mij enige discussie was is de vraag hoe wij ervoor zorgen dat wij de stakeholders – ik doel op de ouders – beter in de positie krijgen om druk uit te oefenen op de school en het schoolbestuur om ervoor te zorgen dat de kwaliteit op de betreffende school aanzienlijk verbeterd wordt. Ik zou mij kunnen voorstellen dat scholen en schoolbesturen er veel meer belang bij hebben om de ouders op een adequate manier te informeren over wat er precies in de rapporten van de Onderwijsinspectie staat en wat men daar precies mee gaat doen. Ik vind het eerlijk gezegd heel erg gek dat scholen, of het rapport nu goed of slecht is, dat nog steeds niet gedaan hebben. Ik ben er geen voorstander van om dit wettelijk af te dwingen, maar ik ben wel voorstander van meer voorlichting via PO-raad, VO-raad en andere raden in de richting van schoolbesturen om te zorgen voor meer openheid en transparantie over en toegankelijkheid van informatie op dit terrein voor de ouders.

Ik denk dat wij met een hele hoop wetgevende instrumenten al een aardig eind op streek zijn. Wij komen hiermee volgens mij een aardig eind verder. Een van de elementen die mij intrigeerde was dat het opbrengstgericht werken in het po op dit moment op 52% van de scholen plaatsvindt. De ambitie is om dit in 2011 op 70% te hebben. Vindt men deze ambitie niet een beetje aan de lage kant? Zou het niet wat hoger mogen zijn? Moet niet op iedere school opbrengstgericht werken veel meer ingang hebben, gekoppeld aan het leerlingvolgsysteem om ervoor te zorgen dat het onderwijs op een goede manier handen en voeten krijgt? Wij hebben op dit moment het gevoel dat de ambitie wel ietsje hoger zou mogen zijn.

Een belangrijk element waar de Onderwijsinspectie deze keer aandacht aan heeft besteed is het onderwerp van de zorgleerlingen. Het kabinet heeft aangegeven dat er op dit punt zorg bestaat. Volgens mij hebben wij hierover ook al gesproken in het debat over het onderzoek van de commissie-Dijsselbloem. Wij hebben toen gezegd dat er een betere verantwoording moet komen, ook ten opzichte van de ouders, van wat er precies gedaan wordt. Als wij het verslag lezen, hebben wij het gevoel dat dit op dit moment nog onvoldoende gedaan wordt. Wij vinden het eigenlijk te gek voor woorden dat er op dit moment nog geen individueel behandelingsplan is dat echt besproken wordt met de ouders. Wij lezen in het Inspectierapport en in de kabinetsreactie dat dit soort dingen nog niet goed geregeld zijn. Wij horen er ook verhalen over. Wat gaat het kabinet eraan doen om dit soort dingen wel te realiseren? Stel dat er zo'n individueel behandelingsplan op tafel ligt. Hoe wordt ervoor gezorgd dat het dan ook werkelijk uitgevoerd wordt?

Een van de elementen waar scholen vaak tegenaan lopen is dat er onvoldoende expertise of mankracht aanwezig is bij de expertisecentra om dingen op te lossen. Men heeft min of meer behoefte aan 40 uur ambulante begeleiding, maar mag in de handen knijpen als men vier uur krijgt. Hoe wordt dit opgelost? Wij hebben het gevoel dat er nu naar bureaucratische oplossingen wordt gezocht, maar dat is niet de oplossing.

Hieraan gekoppeld is de vraag hoe je ervoor zorgt dat docenten ook werkelijk kunnen onderkennen welke zorg een leerling nodig heeft. Ook op dat vlak zit nog weleens een probleem. Dat heeft voor een deel te maken met onderkennen, maar ook met de verlegenheid die verschillende docenten hebben wanneer zij met een zorgleerling in aanraking komen. Een zorgleerling voelt dat over het algemeen ragfijn aan, met alle gevolgen van dien. Hoe wordt ervoor gezorgd dat docenten in een betere positie komen om dit soort elementen goed te herkennen en er op een goede manier mee om te gaan?

In het verlengde daarvan – dit is misschien in tegenspraak met wat ik zo-even heb gezegd – heb ik eerlijk gezegd weleens het gevoel dat wij op dit moment zoveel van de docenten verwachten, dat onze verwachtingen eigenlijk wel eens te hoog gespannen zijn. Wij verwachten niet dat er een schaap met vijf, maar zo langzamerhand acht poten neergezet wordt. Ik houd van lamsbout, maar acht vind ik echt te veel. Als het aankomt op de docenten, moeten wij volgens mij toch eens gaan nadenken over de vraag of wij niet veel meer moeten overgaan tot teambuilding of teamvorming binnen scholen, opdat men gezamenlijk, als groepje docenten, de verantwoordelijkheid voor een aantal klassen heeft. Het collegiaal overleg, de intervisie, moet in deze groepen kunnen plaatsvinden om dit soort problemen te kunnen oplossen. Wij kunnen dit niet meer overlaten aan de enkele individuele docent met al die problemen en uitdagingen waar hij voor staat.

De heerJasper van Dijk(SP)

Op zich ben ik het eens met de constatering van de CDA-fractie dat het werk voor veel docenten heel erg zwaar is. Het is dan natuurlijk de vraag wat wij daaraan gaan doen. De heer Van Dijk pleit voor teamvorming/teambuilding op scholen. Dat is natuurlijk aan de scholen zelf; als ze dat willen, doen ze dat en het gebeurt ook al. Ik vroeg mij af of er nog een ingrijpender standpunt van de CDA-fractie komt naar aanleiding van dit op zich terechte inzicht, bijvoorbeeld dat de invoering van passend onderwijs op dit moment, met alle werkdruk, veel te heftig is.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Volgens mij is de heer Van Dijk iedere keer weer op zoek naar "jumping to conclusions". Aankomende donderdag hebben wij nog een helder debat over passend onderwijs. Laten wij dit onderwerp daar keurig netjes bespreken. Ik ben er niet voor om dingen die op dit moment noodzakelijk zijn op de lange baan te gaan schuiven. Het klinkt misschien weinig drastisch wat ik nu voorstel, maar als wij verantwoordelijkheden voor klassen onderbrengen in teams, dan geef ik de heer Van Dijk op een briefje dat dit bijna een revolutie in het onderwijs is. Laten wij dit maar eens een keertje gaan doen; men zal zien dat er geweldige stappen vooruit worden gezet.

Ik heb nog enkele wat kleinere puntjes, te beginnen ...

De voorzitter:

U moet wel aan uw tijd denken.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Daarom noemde ik het ook kleinere puntjes. Ik begin bij het register van diploma's. Voorgesteld wordt een register van diploma's voor het hoger onderwijs. Waarom alleen maar voor het hoger onderwijs, waarom niet ook het mbo erbij? Wie heeft precies toegang tot dat register? Moet hiervoor betaald worden; hoe zit dat precies? Wanneer komt het er?

Een volgend onderwerp betreft drie scholen binnen het mbo die nog steeds niet voldoen aan de onderwijstijd. Wat is hiertegen precies gedaan? Welke sancties zijn in dit geval toegepast?

Ten aanzien van de zogeheten B3-scholen is gebleken dat er acht scholen zijn die niet voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Leerplichtwet. Welke actie is ondernomen; hebben de gemeentes de leerlingen en hun ouders gezegd dat de scholen de Leerplichtwet overtreden? Zijn de school gesloten?

Tot slot. Wij hebben een afschrift van een brief van de heer Van Steenhoven namens de staatssecretaris ontvangen in reactie op een aanbeveling van de Ombudsman met betrekking tot de B3-scholen. Er zou meer overleg moeten gaan plaatsvinden met deze scholen over het toezicht. Mij is nog niet helemaal helder wat het antwoord hierop is. Komt er meer overleg of blijft het bij het huidige regime?

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Voorzitter. Wij hebben het over de grootste begroting van Nederland: de onderwijsbegroting. Dat is niet niks. Onderwijs is namelijk superbelangrijk als fundament voor onze gezamenlijke toekomst. Er is dus alle reden om er grondig naar te kijken. De VVD-fractie heeft nog een paar dingen gevonden waarop nog een toelichting nodig is.

De minister noemde het schoolverzuim. Wij krijgen daarover aanstaande woensdag nog een debat. Opvallend was dat de cijfers worden gericht ten opzichte van 2002, dus de vorige kabinetsperiode. Er was al een gedeeltelijke reductie gerealiseerd. Nu wordt er ook gekoerst op 2012. Wat is de doelstelling van dit kabinet? Welke stappen wil het precies zetten? Ik kijk even naar recente cijfers van schoolverzuim, wat iets anders is dan schooluitval. Ik zie daarbij eigenlijk alleen maar een stijging, die men verklaart door een betere registratie. Ik wil daarop graag een toelichting. Kijk ik naar de andere cijfers, over schooluitval, dan valt op dat het kabinet helemaal niet zulke grote stappen heeft gemaakt. Is die analyse juist? Ik hoor graag een reactie.

Verder wil ik graag weten of de Inspectie het toelatingsbeleid van scholen controleert. Steeds vaker bereiken mij berichten dat scholen "vol" zitten, vooral voor kinderen die ergens anders zijn afgewezen. Daarover maakt mijn fractie zich ernstige zorgen. Vaak loopt men daardoor op de school veel achterstand op. Hoe gaat dat eigenlijk in zijn werk?

Ik kom op de klachten van ouders. Het onderwijs is gestoeld op drie poten: de besturen, de docenten en de ouders met hun kinderen. Eigenlijk vind ik dat de poot "ouders" veel beter zou moeten worden gestut, want die is zeer kwetsbaar. De besturen kunnen met hun klachten namelijk terecht bij hun raden. De docenten kunnen terecht bij hun bonden. De ouders met hun kinderen staan echter vaak alleen. Welk beleid wordt hierop gevoerd? Hebben de ouders die in conflict zijn met de school, eigenlijk wel voldoende handvatten om op onderwijsgebied het beste voor hun kind op te eisen? Ik wil daarover graag een visie van het kabinet hebben, ook omdat ik veel hoor dat de huidige klachtencommissies niet werken, niet in de laatste plaats omdat zij maar een paar keer per jaar bij elkaar komen. Het duurt maanden voordat zaken in gang worden gezet. In geval van klachten – zeker als het gaat om kinderen die van school worden verwijderd – is acuut handelen noodzakelijk. Ik hoor graag een visie op de positie van de ouders in dit kader.

Ik kom op het onderwerp taal. Ook dat is opmerkelijk. De leesvaardigheid is gedaald van de tweede naar de twaalfde plaats. Ook in "De staat van het onderwijs" kan men lezen dat er een achterstand is van vele jaren. Ik wil graag de verplichte vroeg- en voorschoolse educatie nog eens naar voren brengen. Recentelijk bracht ik een avond door met een aantal mensen dat, net als ik, zich zorgen maakte over de reljeugd. Een van de punten die daarbij prominent naar voren kwamen, was het onderwerp "taal". Als jongeren namelijk zonder de taal te beheersen op de basisschool komen, waarmee zij een afwijkende positie innemen in de klas, kan dat heel snel leiden tot keten op de straat. Als dan blijkt dat dat keten wel eens lucratief is, door diefstal en dergelijke, komt een kind in een neerwaartse spiraal waar hij niet gemakkelijk meer uitkomt. Taal is daar een heel belangrijke factor in. Als je de taal niet goed beheerst en met achterstanden van school komt, ook op het vervolgonderwijs niets meer kunt klaarmaken, dan ben je klaar voor een loopbaan in de bijstand. Ik zwijg dan nog van een loopbaan in de criminaliteit.

Op dit moment maakt 72% gebruik van de vve, de vroeg- en voorschoolse educatie. Ik vind dat dit 100% zou moeten zijn. Al eerder heb ik gezegd dat het veel te vrijblijvend is om de ouders alleen maar vve aan te bieden. Het moet echt verplicht worden gesteld, ook met het oog op het belang van de kinderen.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Betekent dat een verlaging van de leerplichtige leeftijd naar drie jaar?

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Nee, het is wel voor kinderen die het nodig hebben. Het is niet voor heel Nederland.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

U bent in tegenspraak met uzelf. U zegt net dat het iedereen verplicht moet worden om daarnaar toe te gaan. Vervolgens vraag ik u of dat een verlaging van de leerplichtige leeftijd naar drie jaar betekent. Dan zegt u: nee, het is alleen voor hen die het nodig hebben. Hoe bepaalt u wie het nodig heeft?

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Fijn dat u het vraagt. Volgens mij ligt er nog steeds de motie-Rutte over de peutertaaltoets, waar u niet aan wilt. Een grote regeringspartij zou toch ook het belang hiervan moeten inzien? Het gaat niet aan om nu te gaan kissebissen over hoe wij gaan vaststellen wie wat nodig heeft. Het gaat toch om het eindresultaat? Je wilt niet dat de scholen kinderen afleveren met een taalachterstand, met alle gevolgen die dat heeft voor de maatschappij en vooral de kinderen zelf. Laten wij nu eens schouder aan schouder optrekken. Minister Eberhard van der Laan heeft een nieuwe koers voor de PvdA ingezet, zo heb ik begrepen. Misschien dat hij hiervoor inmiddels ook oog krijgt.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Mag ik constateren dat mevrouw Dezentjé mijn vraag niet heeft beantwoord?

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Volgens mij heb ik een zeer helder antwoord gegeven. Het is spijtig om te constateren dat het CDA dit probleem helemaal niet onderkent. Het CDA duikt er liever voor weg.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Mag ik dan de vraag nog eens herhalen? Hoe gaat u precies meten? Hoe gaat u precies meten hoe het op tweejarige leeftijd staat met de taalachterstand van een kind? Hoe gaat u dat organiseren?

De voorzitter:

Ik laat mevrouw Dezentjé antwoorden. Daarmee ronden wij dit puntje af.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Wij hebben het over de driejarige leeftijd. Er zijn heel veel wetenschappelijke onderzoeken geweest. Er liggen rapporten waaruit allerlei methoden naar voren komen om spelenderwijs het niveau van een kind te kunnen vaststellen. Dat kan dus. U zegt van niet, maar u hebt waarschijnlijk een ander wetenschappelijk rapport. Ik vind het allemaal best. Ik heb hiermee mijn punt gemaakt. Het kan. Zelfs TNO heeft het gezegd en dat lijkt mij niet de eerste de beste organisatie. Ik houd mij daaraan vast. Ik ben geen wetenschapper. Ik zou bijna zeggen: gelukkig maar. Politiek is namelijk geen wetenschap.

Ik kom op het punt van de hoogbegaafden. Daar zit volgens mij ook nog een knelpunt. Als je een IQ onder de 70 hebt, dan kom je al gauw op het speciaal onderwijs terecht. Heb je een IQ boven de 130, dan ben je eigenlijk een beetje een pisang. Je komt dan vaak in een problematische situatie terecht. Staatssecretaris Dijksma is bezig om daarvoor allerlei nieuwe dingen op te zetten. Hulde daarvoor, maar er is al zo veel. Er is 10 mln. beschikbaar gesteld om de stichting Landelijk Informatiecentrum Hoogbegaafdheid op te zetten. Men heeft daar heel veel ervaring en kennis in huis, maar toch doet het centrum er niet aan mee. Ik zou graag een reactie hierover horen. Men zou uit die ervaring moeten putten, of zij zouden ondersteund moeten worden. Ik vind dat hoogbegaafden nog steeds ondergeschoven kindjes zijn. Ik zou daarop graag een visie willen hebben.

Ten slotte: de kwaliteit van het onderwijs. 850 scholen in Nederland staan onder geïntensiveerd toezicht. Waar gaat het fout?

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

Voorzitter. Ik heb geen vragen over het jaarverslag van het ministerie. Als ik defensiewoordvoerder was, dan zou mijn hele bijdrage juist alleen maar over het jaarverslag gaan. Bij OCW ziet het er gelukkig een stuk beter uit. Ik vind dat de voorzitter dat voor ons uitstekend heeft verwoord en ik laat het daarbij.

Wij hebben gelukkig in Nederland goed onderwijs, maar het kan altijd beter. Slecht onderwijs hebben wij ook en dat moet altijd beter. Wij moeten samen daaraan werken, want onderwijs verdient onze aanhoudende zorg. Dit kabinet wil op allerlei fronten inzetten op kwaliteit: taal en rekenen, doorlopende leerlijnen, goede kwaliteitszorg, et cetera. Mijn vragen gaan over kwaliteitsborging. Ik begin met een paar vragen over de examinering en richt die aan de staatssecretaris die het voortgezet onderwijs in haar portefeuille heeft. Er is her en der discrepantie tussen het centraal examen en het schoolexamen. Bij sommige scholen is dat verschil hardnekkig. Soms is het best uit te leggen en dan is er niet zoveel aan de hand, maar soms is het werkelijk hardnekkig. Wat zijn de machtsmiddelen van de staatssecretaris bij de niet bekostigde scholen, bijvoorbeeld de Luzac-colleges, die met soepeler beoordelingen misschien toch de slagingscijfers opleuken? Welke overwegingen liggen er ten grondslag aan het feit dat zij twee jaar de tijd krijgen om zich als particuliere onderwijsaanbieder aan de wet te gaan houden? Dat is toch een ruime tijd!

Er is geconstateerd dat vmbo-scholen zich in de basis beroepsgerichte leerweg maar zelden aan de regels houden. Examinatoren helpen bijvoorbeeld leerlingen tijdens het examen en slechts 4% van de examinatoren leeft de voorschriften voor het afnemen van examens volledig na. Je kunt zeggen dat de examinatoren fout zijn, maar misschien zijn de voorschriften wel te ingewikkeld. Kan daarop worden ingegaan?

Bij een van de vijf mbo-opleidingen voldoen de examens niet aan de kwaliteitsstandaarden. Regelmatig dekken de examens niet de uitstroomeisen van de opleiding of zij zijn onvoldoende betrouwbaar. In het hoger onderwijs twijfelen veel examencommissies of zij kunnen instaan voor de kwaliteit van de examens. Mijn vraag aan de minister is, in hoeverre de academische vrijheid een belemmering vormt voor de kwaliteitsborging van de examinering in het hoger onderwijs.

Wij hebben wel wat zorgen over de kwaliteitszorg zelf, met name in het primair en voortgezet onderwijs. Het gaat wel steeds beter maar met kleine stapjes. Ik vond het frappant dat in het jaarverslag stond dat besturen vaak onvoldoende weten over de kwaliteit van hun eigen scholen. De Inspectie weet vaak méér over de prestaties van de scholen dan de besturen van die scholen zelf. Zij zien niet altijd aankomen dat hun school bijvoorbeeld heel zwak wordt. Toch zijn er bijna altijd signalen dat een school afglijdt en niet alle scholen ondernemen dan actie. Daarom is het terecht dat de Inspectie niet alleen de zeer zwakke maar ook de zwakke scholen onder geïntensiveerd toezicht brengt.

Ik heb een aantal vragen en gooi eerst even een knuppel in het hoenderhok. Zijn de PO-raad, de VO-raad en de WEC-Raad wel de goede gesprekspartners voor het ministerie om scholen voortgang te laten boeken met de kwaliteitszorg? Hebben de bewindslieden een idee of individuele scholen zich gebonden voelen aan de afspraken die met deze raden worden gemaakt? Wij twijfelen daar weleens aan. Wat zegt het over de kwaliteit van besturen als deze zich zo weinig laten informeren over de kwaliteit van hun eigen scholen? Welke mogelijkheden heeft de Inspectie om in te grijpen als er signalen zijn dat een school afglijdt naar het niveau van een zwakke school?

De heerJasper van Dijk(SP)

Het is een goede vraag van mevrouw Kraneveldt, maar wat is haar antwoord? Ik heb ook mijn twijfels over de geschiktheid van deze sectorraden en in mijn termijn gevraagd of het wel zinvol is dat daar zoveel geld heengaat. Vindt mevrouw Kraneveldt dat deze sectorraden gepasseerd moeten worden?

De heerBosma(PVV)

Mijn vraag komt eigenlijk op hetzelfde neer. Ik wilde zeggen: de vraag stellen, is haar beantwoorden.

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

Je kunt op bestuurlijk niveau wel met raden werken en zij kunnen ook zinvol zijn. Ik vind dat je altijd vragen mag stellen naar hun effectiviteit en hun representativiteit. Ik hoor geluiden dat scholen niet het gevoel hebben heel erg gebonden te zijn aan de afspraken die tussen de raden en de landelijke overheid gemaakt worden. Vandaar dat ik vraag wat de bewindslieden daarvan vinden. Er zijn natuurlijk wel wat akkefietjes geweest met diverse raden. Eerst vonden zij iets goed en daarna weer niet en stonden op het Plein, en vervolgens vonden zij het weer wel goed. Vinden er gesprekken hierover plaats tussen het ministerie en deze raden?

De heerJasper van Dijk(SP)

Verbaast het mevrouw Kraneveldt niet dat er 27 mln. aan subsidie naar deze raden is gegaan? Is zij bereid om te bekijken of dat geld niet beter direct naar de scholen kan gaan?

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

Ik wil eerst horen wat gedaan wordt van dat geld. Ik kan mij voorstellen dat heel veel van dat bedrag bestemd is voor de invoering van ingewikkelde trajecten. Ik wil niet meteen zeggen dat het allemaal overhead is. Natuurlijk moeten wij er kritisch naar kijken. Het is een heel bedrag, maar ik weet niet of het opgeteld een heel bedrag is. Er komt veel op schoolbesturen af, zij mogen daarin best gefaciliteerd worden. Aan alles is echter een grens. Het lijkt mij niet meer dan terecht dat wij elkaar daarop aanspreken.

Op zwakke scholen gebeurt natuurlijk wel het een en ander. de bewindslieden spelen daar goed op in door flinke maatregelen te nemen, ook op het gebied van governance. Wat is het concrete verschil in machtsmiddelen na de aanscherping van het toezichtstraject van de Inspectie richting de zwakke en zeer zwakke scholen als scholen niet of laat ingrijpen? Wat kan de Inspectie daartegen doen? Kunnen de bewindslieden aangeven in hoeverre is voorzien in financiering van begeleidingstrajecten voor scholen in het primair onderwijs na 2009? In 2009 is 1 mln. beschikbaar voor dat doel, maar is het ook daarna gewaarborgd?

Ik sla een paar vragen over en vervolg met het passend onderwijs. Donderdag is er inderdaad een AO, maar omdat en de inspecteur-generaal en de staatssecretaris voor het voortgezet onderwijs hier aanwezig zijn, wil ik toch een aantal vragen daarover stellen.

De voorzitter:

Ik herhaal dat wij nu niet het debat van aanstaande donderdag gaan voeren. Wij kijken nu vooral terug en niet vooruit.

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

Dat is goed, voorzitter.

In de afgelopen jaren is de zorgstructuur op veel scholen uitgebouwd, maar desondanks niet altijd goed geregeld. De heer Jan Jacob van Dijk heeft een aantal voorbeelden gegeven. De volgende zin uit het Onderwijsverslag heeft mij erg getroffen en ik kan die uit persoonlijke ervaring helaas onderschrijven, namelijk dat zorgleerlingen met eigen leerlijnen vanwege hun geïsoleerde positie in de groep soms weinig instructie krijgen en relatief vaak zelfstandig moeten werken: kind op de gang. In het ergste geval lijkt het onderwijs voor deze leerlingen die juist extra aandacht van hun leraren nodig hebben, op het doorwerken van een schriftelijke cursus. Wij moeten er allemaal heel hard aan werken dat dit niet meer voorkomt.

Ik heb een vraag aan de inspecteur-generaal. De Inspectie vraagt nadrukkelijk aandacht van scholen en schoolbesturen voor de kwaliteit en de effectiviteit van het onderwijs aan zorgleerlingen. Kan de inspecteur-generaal scholen nu en in de toekomst goed aanspreken op de effectiviteit en de kwaliteit zonder het formuleren van een zorgplicht op het niveau van de individuele school?

De voorzitter:

Ik onderbreek u even, mevrouw Kraneveldt, om u erop te wijzen dat u de vraag aan de bewindspersoon stelt en niet aan de inspecteur-generaal. Ik spreek met u af dat het aan de betreffende bewindsvrouwe is of zij de moeite neemt om de inspecteur-generaal het woord te geven. Wij hebben al een gesprek gevoerd met de inspecteur-generaal.

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

Dat is waar, voorzitter.

Het gevaar bestaat dat scholen zorgleerlingen gaan mijden omdat de eventueel achterblijvende resultaten van die leerlingen een minder gunstig beeld kunnen geven van de toegevoegde waarde van de school, in ieder geval bij de Inspectie. Een voorbeeldig zorgbeleid wordt misschien onvoldoende meegewogen in de resultaten. De school wordt dan gestraft voor het feit dat zij misschien heel veel van deze kinderen heel ver kan brengen. Een dergelijk strategisch gedrag willen wij niet, zeker niet in het kader van onze ambities voor het passend onderwijs.

Wat is de laatste stand van zaken bij het recht doen aan de toegevoegde waarde van de school door de Inspectie en met name bij de kwaliteitszorg? Ook deze kinderen hebben recht op opbrengstgericht werken. Als scholen opbrengstgerichter gaan werken, houdt het toetsingskader van de Inspectie dan voldoende rekening met enerzijds de terechte eis dat er resultaten geboekt worden en anderzijds met de specifieke kenmerken van deze kinderen?

De heerBosma(PVV)

Voorzitter. Ik neem aan dat ik de laatste spreker ben in deze termijn.

De voorzitter:

Dat wachten wij af. Je weet het nooit.

De heerBosma(PVV)

Misschien meldt de Partij voor de Dieren zich nog na de lamsboute opmerking van Jan Jacob van Dijk. Dat kan, je weet het maar nooit.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Als dat zou gebeuren, heb ik toch veel bereikt.

De heerBosma(PVV)

Veel gras is al voor mijn voeten weggemaaid, dus ik houd het heel kort. Ik ga er als een speer doorheen, in telegramstijl.

Een punt van kritiek is wat u, voorzitter, zo prachtig wist te verwoorden, te weten de kreet "op koers". Er ligt nogal wat op koers. Ik probeerde de minister net in te fluisteren "boterzacht". Dat nam hij helaas niet over, maar veel doelen zijn tamelijk fluïde geformuleerd. Inderdaad, politiek is geen wetenschap, zo leren wij net weer. Maar hier en daar zijn de doelen toch een tikje vaag.

Wij zien steeds problemen op het gebied van de kunsten. Bij de directie Kunsten en de directie Cultureel Erfgoed zitten wat zaken die niet kloppen. De minister heeft er al een harde toezegging over gedaan: het is nu echt de laatste keer. Laten wij hem geloven, maar wat als er volgend jaar toch weer fouten zitten? Ik word toch een beetje achterdochtig. Vorig jaar heeft ook de Rekenkamer in de richting van de directie Kunsten gewezen. Wij zien wat klein grut in de zin van het fonds BKVB, waar op een begroting van 22 mln. maar liefst 15 mln. is verdwenen. Ik heb mij onlangs in de Amsterdamse grachtengordel gewaagd om uit te zoeken hoe dat tot stand is gekomen. Het is tamelijk simpel; ik leg het een andere keer uit. Wij zien ook dat Kosmopolis ten onder is gegaan. Het is toch een wereld waarin weinig controle lijkt te zijn. In zowel de gemeente Amsterdam als de gemeente Rotterdam zijn daar al eens harde woorden over gesproken, met name door de plaatselijke rekenkamers. Ik denk toch dat het een bron van zorg moet zijn. In 2008 was er ook al een verbeterplan. Waarom zal het nu wel lukken?

Wat de gratis schoolboeken betreft, wijst alles erop dat het doel wordt bereikt. Als dat het doel is van gratis schoolboeken, zijn er inderdaad gratis schoolboeken. DUO Market Research – wij hadden het net over een organisatie met de naam Duo, maar ik begrijp waarom de minister ertegen is; er is al een organisatie die zo heet – zegt na een onderzoek dat het in ieder geval niet leidt tot beter onderwijs en ook niet tot goedkopere boeken. Het gaat om een enquête waarvoor zij hebben gesproken met directeuren en leraren.

Een ander pijnpunt in het dossier van de schoolboeken blijft dat de helft van de lesboeken op basisscholen ouder is dan negen jaar. Vooral op het gebied van taal en rekenen wordt gewerkt met oude boeken.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

In wiens opdracht heeft DUO Market Research dit onderzoek gedaan?

De heerBosma(PVV)

Dat weet ik niet. Gaat u mij dat vertellen?

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Volgens mij is dat de club van de uitgevers geweest. Vindt u de uitkomst van dit onderzoek dan ook niet verbazingwekkend?

De heerBosma(PVV)

"Wetenschap is geen politiek", wordt er naast mij gezegd.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

I rest my case!

De heerBosma(PVV)

Ik houd dit even in mijn achterhoofd. Onderzoeken worden altijd gedaan door derden. Als u zegt "wij gaan een onderzoek per definitie niet geloven omdat het door derden wordt gedaan", schrijf ik dat op, stop ik het in mijn achterzak en zal ik het er vaak uithalen.

Niet alleen bij taal en rekenen zien wij dat er veel problemen zijn met de schoolboeken. Er wordt ook gewerkt met atlassen waarin de DDR en de Sovjet-Unie nog staan en er wordt nog steeds gerekend met guldens. Vorige week hebben wij een dramatisch cijfer besproken bij het plan LeerKracht: 42% van de tijd van leraren wordt niet gebruikt voor lesgerelateerde taken. Ton van Haperen, die allerlei leuke columns schrijft, werd dit weekend nog geciteerd in NRC Handelsblad. Hij zegt: er is geen lerarentekort, zij doen alleen het verkeerde werk. Nu heeft de staatssecretaris voor het primair onderwijs gezegd, helemaal terecht: wij gaan ons echt concentreren op taal en rekenen, de overbodige ballast gooien wij overboord, allerlei maatschappelijke claims gaan wij niet meer doen. Dat is hartstikke goed, maar hoe staat het daarmee? Is er al een soort cultuurbreuk zichtbaar en wordt in allerlei zaken die minder belangrijk zijn – soms zijn ze maatschappelijk zeer relevant zoals obesitas, maar het gaat ook om vergaderen – al op een leuke manier het mes gezet?

Ik kom bij het kopje varia. Wij zien een aanvraag van de StichtingTegenZinloosGeweld. Zij wil geld hebben voor de zoveelste actie met stickers: ik draag geen wapens. De gangmembers op school lachen zich er suf om. Krijgen die mensen daadwerkelijk geld?

Ik kom bij het rapport van de Inspectie. Wij hebben de discrepantie gezien, het hardnekkige verschil tussen het schoolonderzoek en het centraal schriftelijk onderzoek. Scholen willen het schoolonderzoek wel eens oppimpen. Hoe staat het met de strijd daartegen? De zeer zwakke scholen zijn genoemd. 850 scholen staan onder intensief toezicht, 100 scholen zijn zeer zwak. Waarom worden toch de signalen op weg daar naartoe onvoldoende opgepakt? Wie kan er veel beter bovenop zitten?

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. De minister heeft mij onlangs uitgelegd dat het tot de professionaliteit van de bewindspersoon behoort dat hij direct kan antwoorden. Ik ben dat geheel met de minister eens; ik vind dat een heel professionele houding. Maar ik begrijp in dit geval, daartoe ter linkerzijde aangespoord, dat het op zijn minst nodig is dat er een paar minuten wordt geschorst voor afstemming.

De vergadering wordt van 19.25 uur tot 19.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik wijs de leden van de commissie erop dat zij geen tweede termijn hebben. Met zorg zal ik u interrupties toestaan, dus zeker niet onbeperkt. Ik probeer dat vriendelijk te sturen.

MinisterPlasterk

Voorzitter. Ik kan het kort houden, want de meeste vragen liggen op de terreinen van de staatssecretarissen en die zullen ze dan ook beantwoorden. Om de indruk weg te nemen dat ik alle inhoudelijke vragen doorschuif, is het misschien wel aardig om deze gelegenheid te gebruiken om te benadrukken dat er in mijn portefeuille wel degelijk enkele onderdelen van het onderwijs zitten, allereerst het hoger onderwijs. Daarover heb ik een vraag gekregen en die zal ik zo beantwoorden. In de tweede plaats ben ik verantwoordelijk voor het integrale budget van het ministerie en de verdeling daarvan, ook tussen de diverse portefeuilles. Om die reden heb ik net ook dat onderdeel van de begroting en de verslaggeving daarover voor mijn rekening genomen. De Inspectie van het Onderwijs valt helemaal onder mij als het gaat om de taakinvulling, -opvatting en -uitvoering van de Inspectie, maar zodra zij een feilen signaleert op het gebied van het primair dan wel het voortgezet of beroepsonderwijs ligt de verantwoordelijkheid voor wat er vervolgens mee gebeurt bij de staatssecretarissen. Alle vragen die over de Inspectie zijn gesteld, zal ik daarom naar hen verwijzen. Verder zit in mijn portefeuille de arbeidsvoorwaarden en daarmee in samenhang en samen met de staatssecretarissen het actieplan Leraren. Ik zal straks op een punt een antwoord geven dat daarop betrekking heeft. Samen met staatssecretaris Van Bijsterveldt ben ik verantwoordelijk voor het voortijdig schoolverlaten. De beantwoording zal zij voor haar rekening nemen, maar ik zou er nog wel een kanttekening bij willen plaatsen.

Mevrouw Dezentjé vroeg toen het om het vroegtijdig schoolverlaten ging wat het peiljaar en de peilperiode is. Dat debat hebben wij eerder vrij uitvoerig gehad. Toen hebben wij uitgebreid gesproken over de vragen wat de nulmeting is, wat het jaar is waarin wij het doel willen bereiken en wat het traject daar naartoe is. Het lijkt mij dat wij dat nu niet moeten herhalen. Uw commissie heeft er toen uitgebreid met de staatssecretaris en mij over gesproken, maar misschien wel in een andere samenstelling.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Het zou best kunnen dat daarover gesproken is, maar wij hebben het nu over het verslag. Wij hebben nu een doelstelling die gaat van 2002 tot 2012. Mijn enige vraag was waar de minister zich op richt in deze kabinetsperiode.

MinisterPlasterk

Maar dat is exact hetzelfde antwoord als dat wij destijds hebben gegeven. De doelstelling voor de halvering ligt op 2012. In het traject daar naartoe hebben wij tussenstappen vastgelegd en kijken wij per jaar of wij die halen. De regering heeft zich in ieder geval gebonden aan hetgeen in doelstelling 35 is neergelegd.

In het kader van het hoger onderwijs vroeg mevrouw Kraneveldt of er geen spanning zat tussen de academische vrijheid aan de ene kant en de exameneisen bij het hoger onderwijs aan de andere kant. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die niet zie. Er wordt geaccrediteerd op het niveau van het hoger onderwijs door de NVAO en op wat er in het hoger onderwijs gebeurt, wordt in meer marginale zin toegezien door de Inspectie. De academische vrijheid heeft enerzijds betrekking op de vrijheid om te onderzoeken wat men wil en anderzijds op de vrijheid van de invulling van het curriculum in wetenschappelijke zin. Ik zie er geen spanning in dat men aan bepaalde normen moet voldoen om uiteindelijk het examen te halen.

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

Ik heb erop gewezen dat veel examencommissies in het hoger onderwijs eraan twijfelen of zij wel in kunnen staan voor de kwaliteit van de examens. Is dat inderdaad ook uw beeld en, zo ja, hoe komt dat dan? Waarom kunnen zij daar niet voor instaan?

MinisterPlasterk

Ik dacht dat 93% dacht in staat te zijn om de kwaliteit van de examens te beoordelen. Wellicht kan ik de desbetreffende tabel straks even krijgen, want dan kan ik er wat beter op reageren. Ik kom hier dus graag op terug.

Laat ik de gelegenheid dan gebruiken om nog eens over de raden en de kosten daarvan een algemene opmerking te maken. Als zij dat wensen kunnen de staatssecretarissen straks zelf nog wel iets over de PO-raad, de VO-raad en de MBO Raad zeggen. Er is een bedrag genoemd van 28 mln. en gezegd dat dit wel heel erg veel is. Natuurlijk is het een hoop geld, maar dat moet toch wel worden gezien in verhouding tot de begroting van OCW met een totaal van 30 mld. Het gaat dus om 0,1% van het totaal, waarmee bovendien nog een groot deel van de werkgeversfunctie is belegd. Ik wil niet zeggen dat het allemaal perfect is en er niets meer af zou kunnen. Die 28 mln. vertaalt zich in ongeveer 500 man ten opzichte van de ongeveer 400.000 man die in het onderwijs werkzaam zijn. Ook daar is de verhouding dus ongeveer een op duizend. Per school is dat een zoveelste functionaris die er vanuit die raden aan toegerekend zou kunnen worden. Ik vind het dus niet op voorhand extreem. Het ligt per sector verschillend wat de formatie precies is. Misschien kunnen de staatssecretarissen daar straks nog wat specifieker op antwoorden.

De heerJasper van Dijk(SP)

Ik vind die relativering van de minister eerlijk gezegd niet zo relevant, het gaat om ruim 27 mln. en dat is een enorm bedrag. Hoe zinvol wordt al dat geld besteed? Ik heb voorbeelden genoemd. Het wordt besteed aan innovatie van het voortgezet onderwijs, aan verbetering van de kwaliteit van het management en dat soort zaken. Vindt de minister het in ieder geval niet belangrijk om daar nog eens heel zorgvuldig naar te kijken, zeker gezien het omstreden karakter van deze raden?

MinisterPlasterk

In deze snelle opsomming heb ik drie punten genoteerd waarmee ik het oneens ben. Allereerst vind ik de ratio wel degelijk relevant. Zo'n bedrag in absolute zin zegt natuurlijk niets als je dat niet relateert aan het totale bedrag dat in het onderwijs omgaat. Ik heb net gezegd dat als de werkgeversfunctie in het onderwijs belegd is in een organisatie die 0,1% van het totale budget uitmaakt ik dat niet op voorhand idioot vind. Of het nu optimaal is, is vers twee. Ten tweede ben ik het er ook niet mee eens dat innovatie in het onderwijs onbelangrijk is. Ik denk ook dat werkgevers daar een bijdrage aan moeten leveren. Ik ben het er helemaal niet mee eens dat het onbelangrijk is om de kwaliteit van het management te verbeteren. Integendeel, ik heb zelf ook wel eens kritiek op het management. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de kwaliteit van het management wordt verbeterd. Daarin hebben werkgevers en hun organisaties ook een belangrijke rol. Waar het gaat om de zorgvuldigheid waarmee ernaar moet worden gekeken, ben ik het natuurlijk wel met u eens. Natuurlijk moet zorgvuldig worden bezien of het budget daarvoor wel noodzakelijk is. Het grootste deel zit echter bij het primair en het voortgezet onderwijs. Bij het middelbaar en hoger beroepsonderwijs is het wat minder. Maar misschien kunnen de staatssecretarissen er nog iets over zeggen en aangeven welke functies bij deze koepels belegd zijn. Laten wij niet vergeten dat toen die koepels zijn ingesteld heel veel taken uit wat toen nog Zoetermeer was, naar deze koepels zijn afgestoten. Dan komt er natuurlijk ook wat formatie mee, dat is onvermijdelijk.

Ik zou u nog wat cijfers geven. Het probleem met die indicatoren van de examencommissies is dat de percentages buitengewoon uiteenlopen. Als het gaat om de onafhankelijkheid van de commissies zegt 98% dat dat wel snor zit. Als het gaat om de vraag of er een toetsingsbeleid is geformuleerd, is 91% tevreden. De meeste percentages zitten wel in die buurt, maar als het gaat om bijvoorbeeld het garant staan voor de toetscompetentie van docenten is het opeens verrassend laag. Daar vindt maar 13% dat zo. Tegen wat dat nu zegt over de kwaliteit van de examencommissies kun je heel verschillend aan kijken. Het hangt er maar van af welke van deze zestien punten van score in de tabel 13.5b je nu de meest belangrijke vindt. Ik zou u dan ook willen vragen om daar nog eens naar te kijken en er doorheen te shoppen. De deskundigheid wordt in ieder geval door 76% als goed beoordeeld. Dat het zo uiteenloopt, vind ik bijna moeilijk te snappen wanneer men vanuit een oordeel spreekt. Ik kijk op dit punt dan ook enigszins vragend naar de Inspectie.

MevrouwRoeters(inspecteur-generaal van de Inspectie van het Onderwijs)

Dit betreft een onderzoek onder leden van examencommissies. Daarnaast zijn ook de colleges van bestuur van universiteiten bevraagd. Er blijkt uit dat er een groot vertrouwen is in de procedures die er in het hoger onderwijs rond examens zijn, maar dat de leden van de examencommissies feitelijk niet weten wat de kwaliteit van de toetsen is en of de docenten die de toetsen opstellen daartoe wel competent zijn. Vervolgens is met de colleges van bestuur gesproken en daaruit blijkt dat die vanuit een bepaald centraal punt ook monitoren hoe het staat met de kwaliteit van de examencommissies, dat het daar beter gesteld is met die competenties, dat het duidelijker is wie de examens maakt en dat de desbetreffende docenten dat ook kunnen.

MinisterPlasterk

Voorzitter. Ik wil er ten slotte geen misverstand over laten bestaan dat mensen in het hoger onderwijs tentamens halen en geen eindexamen doen. De examencommissies kijken of die tentamens op een fatsoenlijke manier verlopen en beoordelen bijvoorbeeld hoeveel voldoendes een student moet halen om de studie succesvol af te ronden. Ik kan mij eerlijk gezegd niet herinneren dat ik in mijn studietijd ooit een examencommissie van dichtbij heb gezien. Zij bevinden zich daar meer op een metaniveau.

StaatssecretarisDijksma

Voorzitter. Ik zal proberen de vragen zoveel mogelijk per thema te beantwoorden. De heer Jasper van Dijk heeft, net als alle anderen, aandacht gevraagd voor de zorgleerlingen. Ik blijf erbij dat dit een heel ingewikkeld woord is en soms ook wel een verkeerd stempel met zich brengt. In toenemende mate hebben kinderen extra zorg nodig in ons onderwijs en met name het aantal kinderen met gedragsproblemen stijgt. De vraag is hoe we daarmee omgaan. Zijn onze leraren in staat en weerbaar genoeg om deze kinderen adequate zorg te verlenen? Soms is dat niet het geval en moet je vaststellen dat kinderen elders in het onderwijs op hun plaats zijn, maar hoe zorgen we ervoor dat deze kinderen daar terecht komen? Dat is een belangrijke vraag die het onderwijs al op zijn minst tien jaar bezighoudt. Hoewel iedereen zich daar heel veel zorgen over maakt, blijkt het in de praktijk heel lastig te zijn om daarin een goede weg te vinden. Onze verre voorgangers hadden de gedachte opgevat dat voortaan alle kinderen naar het regulier onderwijs moesten. Nu moeten we vaststellen dat dit weliswaar een mooi ideaal is maar dat dit de kinderen geen recht doet, omdat zij soms extra zorg nodig hebben die in het regulier onderwijs gewoon niet aan de orde kan zijn. Tegelijkertijd is het nodig om zeker kinderen met een gedragsprobleem zoveel mogelijk nabij thuis te kunnen opvangen. De Inspectie heeft geconstateerd dat het heel lastig is om de vraag te beantwoorden in hoeverre men in staat is om door middel van behandelplannen te bepalen wat kinderen nodig hebben. De heer Jan Jacob van Dijk heeft hierover gesproken. Enerzijds moet vastgesteld worden dat behandelplannen in het onderwijs nog wel eens gezien worden als bureaucreatie. Men heeft het al heel druk, terwijl mensen met veel ervaring in het omgaan met kinderen die extra zorg nodig hebben, constateren dat dit misschien wel de belangrijkste handeling is, omdat je moet nadenken over de vraag welke zorg het kind nodig heeft en hoe met ons onderwijsaanbod daaraan recht kan worden gedaan. Passend onderwijs gaat daar deels over, maar niet alleen. Passend onderwijs is vooral een kwestie van vraag en aanbod beter op elkaar afstemmen, maar tegelijkertijd leggen we in verbeteren van de kwaliteit van het primair onderwijs de lat sowieso hoger. In het Nederlandse basisonderwijs wordt over het algemeen goed gepresteerd, hoewel het beter kan. Voor bepaalde groepen kinderen kan het zelfs veel beter. Dat zijn vooral die kinderen waarvoor extra zorg nodig is.

Op basis van het rapport van de commissie-Dijsselbloem hebben wij vastgesteld dat je voortdurend moet monitoren terwijl je bezig bent met het onderwijsveld, de scholen en met de verschillende instanties het beleid te ontwikkelen. De commissie-Lambrechts heeft over al deze zaken een advies uitgebracht en wij hebben de Kamer dit advies de vorige week gestuurd, ook met het oog op een gesprek tussen de leden van deze commissie met mevrouw Lambrechts. Ik hecht eraan dat dit soort gesprekken plaatsvinden, omdat het belangrijk is om de informatie over de gang van zaken niet alleen van OCW te krijgen, maar ook van derden die ingehuurd zijn om kritisch mee en soms ook tegen te denken. In mijn brief bij het advies van de commissie, maar ook al eerder naar aanleiding van de Inspectie over het passend onderwijs, heb ik vastgesteld dat de commissie een andere reactie moet krijgen. Die krijgt zij heel snel, want donderdag voeren wij het debat en wellicht wilt u nog een of twee nachtjes slapen voordat u uw gedachten hierover bepaalt. De commissie zal echter begrijpen dat het advies van mevrouw Lambrechts niet iets is om kennis van te nemen om vervolgens weer tot de orde van de dag over te gaan. Dat is niet het type advies; het vraagt zeker om herbezinning op onze huidige positie en om onze gedachten te bepalen over welke andere stappen we wellicht moeten zetten. Ik weet ook niet zeker of het lukt om het in volle omvang voor de zomer aan de vaste commissie voor te leggen, maar ik hoop haar er wel van te overtuigen dat ik het advies zeer serieus neem en dat we daarover donderdag in volle omvang van gedachten moeten wisselen. Wel staat vast dat ons werk in de scholen versterking behoeft. We zien namelijk dat er, met alle extra middelen die we in de afgelopen jaren aan zorg in het onderwijs beschikbaar hebben gesteld, nog steeds kinderen op wachtlijsten staan of onnodig thuis zitten en er nog steeds kritische rapporten komen – ook van de Onderwijsinspectie – over de kwaliteit van hetgeen wordt geleverd. Ik wil niet in een soort schulddiscussie terechtkomen; wel wil ik een antwoord op de vraag hoe we ervoor zorgen dat met name de leraren zich ook echt in staat gesteld voelen met deze toenemende druk aan het werk te kunnen.

De heer Bosma heeft mijns inziens terecht de vraag gesteld hoe wij omgaan met allerlei andere maatschappelijke opdrachten die ook op het onderwijs afkomen. Deze komen vaak voort uit handelingsverlegenheid van de samenleving, omdat wij zelf niet in staat zijn om bepaalde problemen op te lossen. Dan vragen we het maar aan de leraren en vervolgens denken we dat we het hebben opgelost. Deze moeten we van het bordje van de leraren halen. De minister, staatssecretaris Van Bijsterveldt en ik zijn daar ambassadeurs in: wij proberen onze kerndoelen schoon te houden van nieuwe aanvallen. Ook door de Kamer wordt daartoe af en toe een poging gedaan. Ik wijs in dit verband op het debat over de seksualisering van de samenleving, waarin voorstellen aan ons werden gedaan om wat dat betreft de kerndoelen nader in te vullen. Je moet je afvragen hoe consistent je daarin bent. Dit is een voorbeeld; ik denk dat het eerlijke antwoord aan de heer Bosma is dat scholen vrij zijn in de omgang met de kerndoelen. Zij doen dat zoals zij wensen. De meeste scholen besteden de helft van de tijd aan taal en rekenen. Natuurlijk stelt het ministerie van Onderwijs niet vast dat zij een aantal andere dingen niet mogen doen, maar de tijd waarin wij de kar als het ware telkens opnieuw vollaadden met nieuwe thema's moet echt voorbij zijn. Het helpt wel als wij in dit opzicht samen een vrij stevige boodschap overbrengen op al die mensen die denken dat zij het onderwijs een plezier doen met lespakketten over de liefde en de waarde van de euro enzovoort. Dat mag, maar laat niet de illusie ontstaan dat daar een soort koninklijk stempel van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op zit vanwege het idee dat het zo verder moet.

De heerJasper van Dijk(SP)

Is de staatssecretaris op haar departement vooral bezig met de vraag wanneer en op welke voorwaarden passend onderwijs wordt ingevoerd en niet met de fundamentele vraag of dat moet worden ingevoerd?

StaatssecretarisDijksma

Bij ons is in ieder geval niet aan de orde dat wij alles houden zoals het nu is. U roept mij op om over te gaan op afstel, maar daarover zijn wij het niet eens. Ik denk dat het huidige systeem van zorg aan leerlingen aan de ene kant leidt tot toenemende druk op alle betrokkenen om goede kwaliteit te leveren, maar aan de andere kant leidt tot onduidelijkheid, zoals u in het rapport Zicht op zorggelden dat wij de Kamer hebben toegestuurd, hebt kunnen lezen. Dat gaat over de manier waarop de middelen in de klas of in de groep belanden en of die efficiënt – dat betekent niet "onrechtmatig", want dat kun je absoluut niet stellen – worden besteed. Er telkens weer 100 mln. bij doen zonder te weten of dat bedrag goed terechtkomt en of de beoogde effecten ermee worden bereikt, is geen begaanbare route. Ik vind dat je met de gigantische bedragen die er in het onderwijs omgaan zonder dat er genoeg zicht is op wat er daadwerkelijk mee wordt gedaan, je al moet afvragen of een aantal dingen niet anders moeten. Ik ben meer geïnteresseerd in de inhoud van wat wij willen bereiken, dus beter onderwijs, een beter aanbod, geen kinderen meer die thuiszitten en kortere wachtlijsten. Dat is mijn doel. Over hoe dat het best kan worden bereikt, moet je altijd kunnen blijven discussiëren, vind ik. Ik wil daar in die zin open in zitten en daarover een open debat met u aangaan, overigens onder het beslag van de gedachte dat ik geen grote zak met extra middelen achter de hand heb. Sorry, mijnheer Van Dijk. Zelfs al had ik die, dan zou ik het niet verstandig vinden om die op tafel te zetten. Dat is de kern. Wij hebben al zoveel liggen, terwijl wij er onvoldoende zicht op hebben of dat goed en doelmatig wordt besteed.

Eerder hebt u de discussie gevoerd over de omgang met zeer zwakke scholen. Laat ik die kwestie meteen behandelen. Wij hebben er uitgebreid over gedebatteerd, zou ik willen zeggen. Mevrouw Kraneveldt vroeg of het bedrag van 1 mln. alleen in 2009 voor de begeleiding van zeer zwakke scholen was uitgetrokken. Nee, dat is ook voor 2010 gebeurd en een deel van dat bedrag is voor 2011 uitgetrokken. Wij zijn bezig met de escalatieladder op het terrein van slecht presterende scholen. Ook daarover krijgt u natuurlijk meer te horen. Ten slotte hebt u nog gevraagd naar het idee van een bewindvoerder. In een eerder debat heb ik gezegd dat wij er ambivalent tegenover stonden en tot de conclusie zijn gekomen dat wij dit niet moeten doen, zoals ik vrijdag heb meegedeeld. Waarom niet? Omdat in tegenstelling tot een aantal jaar geleden het nu dankzij het voorliggende wetsvoorstel mogelijk wordt om scholen te sluiten, als ultiem middel, dus zodra er echt van alles aan de hand is. Als je een bewindvoerder aanstelt – wij hebben daar enige ervaring mee – neem je de verantwoordelijkheid van een schoolbestuur over en kom je in de merkwaardige positie terecht dat je via de Inspectie eigenlijk op jezelf toezicht houdt. Zeker in een situatie waarin er al van alles is misgegaan en het heel lastig is om een school snel weer op orde te krijgen, is het de vraag of je jezelf als overheid in zo'n kwetsbare positie moet manoeuvreren. Het zou in zekere zin zelfs een negatieve prikkel kunnen zijn, namelijk uitstel van afstel om het in de woorden van de heer Jasper van Dijk te zeggen, in de zin dat schoolbesturen dan nog even voor de ontsnappingsroute kiezen. Je zou er ook tijd mee kunnen verliezen. Het is dus maar de vraag of je in een situatie, die echt heel ernstig is, naar zo'n middel moet grijpen. Alles afwegende – dat hebben wij u laten weten in de nota naar aanleiding van het verslag over het wetsvoorstel Goed bestuur – willen wij niet overgaan tot deze methode. Maar goed, dit is een debat. Mij lijkt het echt niet verstandig om het op die manier te doen.

De heerJasper van Dijk(SP)

U gaf allerlei zeer redelijke overwegingen aangaande het al dan niet aanstellen van een bewindvoerder. Het punt is natuurlijk dat het uiterste middel sluiten is. Dat willen wij natuurlijk niet, buiten mevrouw Dezentjé. Het is namelijk heel vervelend voor de leerlingen en het personeel. Dat is echt het uiterste, terwijl er voordat er een bewindvoerder wordt aangesteld, allerlei zachtere maatregelen kunnen worden genomen.

De voorzitter:

Dus is uw vraag?

De heerJasper van Dijk(SP)

Volgens de Onderwijsraad en mij was dit een goede tussenoplossing geweest. Natuurlijk is die tijdelijk van aard.

StaatssecretarisDijksma

Dat begrijp ik wel, maar als je al zo ver bent dat je zou moeten overgaan tot het aanstellen van een bewindvoerder, is de vraag of je, gelet op alle mogelijke negatieve consequenties die dat middel met zich brengt, niet in een te laat stadium overgaat tot een drastische overname, waardoor je alleen jezelf maar tegenkomt. Hoe het ook zij, ik vond het wel heel plezierig om te horen dat u de redelijkheid van onze argumentatie inziet. Ik tel mijn zegeningen!

De heer Jan Jacob van Dijk heeft een aantal voorzetten gegeven voor het debat van donderdag aanstaande. U weet dat wij bij een onderwerp als de flexibele inzet van ambulante begeleiding ook afhankelijk zijn van de vraag of je daarmee geen expertise verloren ziet gaan. Wij hebben namelijk vaker gemerkt dat als je iets in de lumpsum of op een andere manier belegt, je niet zeker weet dat het op het niveau wordt georganiseerd dat je wenst. Tegelijkertijd weten wij ook dat als scholen meer verantwoordelijkheid krijgen, zij meer middelen moeten krijgen. In het debat hebben wij het over dat spanningsveld. Mij lijkt de vraag hoe wij ervoor zorgen dat wij docenten beter voorbereiden, heel belangrijk. Hierover ben ik momenteel in gesprek met verschillende organisaties, omdat dit een belangrijk onderdeel van onze investeringsagenda voor passend onderwijs zou moeten zijn. Dat hebben wij u in de brief natuurlijk ook gemeld.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Ik wil op twee elementen de vinger leggen, allereerst op het feit dat heel veel scholen nog steeds geen individuele behandelplannen hebben, terwijl u daarvan zelf hebt gezegd hoe belangrijk ze zijn voor het aanbrengen van structuur in wat je precies wilt. Ten tweede wijs ik erop dat ik het niet heb gehad over lumpsumfinanciering. Ik heb alleen gezegd dat er op dit moment gedwongen winkelnering bij sommige centra is. Als men dan vraagt om 40 uur, mag men in de handen knijpen als men vier uur krijgt. Hoe gaan wij ervoor zorgen dat wij daar op een goede manier handen en voeten aan geven?

StaatssecretarisDijksma

Het probleem daarachter heeft juist te maken met het ultieme bereiken van passend onderwijs. Dat houdt in dat de rijksoverheid aan regio's geen regels meer oplegt over hoe zij bijvoorbeeld met hun middelen moeten omgaan. Daarvoor moet wel het vertrouwen tussen partijen onderling bestaan dat zij dit aankunnen. Dit is het spannende gesprek waar het onderwijs middenin zit. Aan de ene kant heeft iedereen problemen met allerlei regelgeving die nu geldt rond de indicatiestelling. Dat begrijp ik ook. Mijn antwoord is altijd dat ik daarvan zo snel mogelijk af wil. Wij moeten dan wel zeker weten dat scholen allemaal hun verantwoordelijkheid nemen, dat de expertise die er nu is niet verloren gaat. Het lastige is dat al die regelgeving soms wel aan instellingen de zekerheid geeft dat zij ten minste een minimaal aanbod aan financiële middelen ontvangen. Als je dit soort regelgeving wilt loslaten, is dat mogelijk. Dan moet je wel zeker weten dat inderdaad de goede zaken gebeuren. Dat is een kwestie van vertrouwen organiseren in het onderwijsveld. Mijn eerste conclusie is dat dit tijd kost.

De voorzitter:

De staatssecretaris gaat afronden, gezien de tijd.

StaatssecretarisDijksma

Ik doe mijn best. De heer Jan Jacob van Dijk heeft gevraagd hoe het zit met de B3-scholen. Het punt is dat ze niet voldoen aan de aanmerkingscriteria in de Leerplichtwet. Het gaat hier om scholen die al bestonden en dus is er gezegd dat ze onder de WOT vallen en meer tijd moeten krijgen om zich te verbeteren. Er wordt in mei en juni een tweede onderzoek gehouden en de Inspectie zal ons binnenkort rapporteren. De verwachting is dat sommige van deze scholen wel aan de criteria voldoen en andere niet. Als dit niet zo is, zullen wij aan de colleges van B en W melden dat deze scholen niet aan de criteria voldoen. Dan moet de leerplichtambtenaar aan ouders duidelijk maken dat hun kinderen niet meer naar een instelling gaan die in mijn woorden met het begrip "school" kan worden omschreven, waardoor zij dus in strijd handelen met de leerplicht.

De heer Jan Jacob van Dijk heeft iets gezegd over de Ombudsman. De Ombudsman heeft in ieder geval vastgesteld dat niet het huidige waarderingskader een probleem is, maar dat wij het wel beter met regels moeten formaliseren. Er moet, zoals dat zo mooi heet, een reglement worden opgesteld. Dat doen wij.

Er is gevraagd naar opbrengstgericht werken en of de ambitie niet te laag is. Ik wil hier zeggen dat een enorme stap is gezet. Er zijn 900 scholen die op dit punt in één jaar gigantische vooruitgang hebben geboekt. Een ambitie van 70% in deze kabinetsperiode is echt hoog. Als scholen daar bovenuit komen, dan mogen zij dat van mij. Sterker nog, wij stimuleren dat ook. Wij hebben allerlei projecten om dat voor elkaar te krijgen. Ik vertel er echter bij dat dit een behoorlijke ambitie is.

Mevrouw Dezentjé Hamming heeft gevraagd hoe wij omgaan met ouders. Enerzijds zijn wij altijd bezig met ouders door het ondersteunen van ouderorganisaties. Er bestaat ook één infopunt voor ouders. Dat financieren wij mede. Anderzijds zijn wij in gesprek over hoe wij ouders nog beter kunnen informeren over de kwaliteit van hun school, hoe je dat moet doen en wie dat moet doen. Dit ook in antwoord op vragen van de heer Jan Jacob van Dijk. Daarover hoort u nader van ons. In verband met de positie van ouders is het vooral belangrijk dat scholen heel goed communiceren met ouders. Waar het misgaat, ontstaan snel problemen. Klachten van ouders krijgen wij soms ook, via e-mail en dergelijke. Als wij echt denken dat er een probleem is, loopt dit altijd via de Onderwijsinspectie. Dat zijn de zogenaamde signalen, die natuurlijk ook bij de Onderwijsinspectie binnenkomen.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Refereert de staatssecretaris met het informatiepunt aan het CIO?

StaatssecretarisDijksma

Nee, aan 50 10.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Oké, want dat andere is alleen voor besturen en docenten. Is staatssecretaris zelf tevreden over hoe ouders worden ondersteund met hun klachten?

StaatssecretarisDijksma

Het is lastig om dat in generaliserende zin te zeggen, want er gaat natuurlijk ook wel eens wat mis. Dat zijn de zaken waarnaar wij kijken, maar je kunt niet in algemene zin zeggen dat er een heel groot probleem is. De meeste ouders hebben kinderen die op een school zitten waar het prima op orde is. Die ouders hoor je vaak niet. Het gaat erom dat ouders een route hebben waarlangs zij hun klacht kunnen neerleggen en dat die vervolgens wordt afgehandeld. Dat betekent niet altijd dat de individuele ouder daarmee het gevoel heeft dat hij het helemaal met deze oplossing eens is. Een ouder moet echter niet het idee hebben dat er niets met een klacht gebeurt.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Ik begrijp natuurlijk dat ouders niet altijd tevreden zijn met de uitkomst, maar mijn vraag richtte zich er meer op welk beleid de staatssecretaris heeft om die ouders te accommoderen als er een conflict is en of zij vindt dat er voldoende handvatten zijn waarmee de ouders uit de voeten kunnen, dus los van de uitkomst.

StaatssecretarisDijksma

Ik denk dat dat wel zo is, want dat is op individueel schoolniveau geregeld en vervolgens zijn er ook mogelijkheden voor ouders om als het ware op te schalen, tot en met een signaal bij ons afgeven of rechtstreeks via allerlei klachteninstellingen of via de ouderorganisaties. Dus die mogelijkheden zijn er.

Ik wil het debat niet overdoen over de verplichte VVE. Onze doelstelling – 100% – is gelijk. De heer Jan Jacob van Dijk heeft echt gelijk als hij zegt dat wij als wij die doelstelling willen afdwingen niet anders kunnen – dat hebben wij inmiddels geleerd – dan de leerplicht voor iedereen te verlagen. Dat willen wij niet. TNO zegt dat er een toets denkbaar is waarbij je een differentiatie kunt maken voor welk kind het wel of niet geldt. Het probleem was dat TNO juist zei dat het niet kon.

Wat gebeurt er met hoogbegaafde kinderen? Heel veel. Wij hebben inderdaad niet de Stichting Landelijk Centrum Hoogbegaafden opnieuw gefaciliteerd. Ik wil wel uitleggen waarom niet, maar het gaat toch om de doelstelling, of wij iets doen voor deze groep kinderen op een goede manier. Vervolgens zoeken wij inderdaad naar wegen om dat ook op een effectieve manier te organiseren. Dan moet ik eigenlijk gaan uitleggen waarom sommige subsidieaanvragen bijvoorbeeld niet worden gehonoreerd. Dat wil ik wel doen, maar ik vind persoonlijk dat dat niet het type debat is dat wij met elkaar moeten voeren. Het komt erop neer dat men zou zeggen: wij hebben een aanloopsubsidie nodig. Dat blijkt niet zo te zijn, want ook na een jaar aanloop redt men het nog niet alleen. Inmiddels is er van alles elders opgezet en dat loopt eigenlijk prima. Dan kom je bij de vraag of je dubbel moet gaan financieren. Vanwege onze eigen doelmatigheid is het antwoord dan nee.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Ik had alleen zorgen over het feit dat als zo'n stichting bestaat en heel veel ervaring en kennis heeft opgedaan die kennis en ervaring dan niet wordt ingebracht in weer een nieuw initiatief. Blijkbaar ontstaat daarnaast weer een heel nieuw initiatief.

StaatssecretarisDijksma

Ik denk dat het iets genuanceerder ligt. Laten wij vaststellen dat het altijd belangrijk is om eenmaal opgedane kennis niet met het badwater te laten verdwijnen. Dat is ook onze inzet.

Ik kom bij mevrouw Kraneveldt. Ik denk dat ik al heel veel heb gezegd over de zorgleerlingen. Ik vraag de inspecteur-generaal om iets te zeggen over de toegevoegde waarde van scholen. Wat het concrete verschil in machtsmiddelen in het nieuwe toezichtskader betreft, daarover krijgt de Kamer heel binnenkort een reactie op papier. Misschien kunnen wij het daarbij laten.

De minister heeft over de raden al het een en ander gezegd. Laten wij vaststellen dat heel veel van de middelen die wij via de PO-raad en het projectbureau PK voor de kwaliteitsverbetering van het primair onderwijs op de lat hebben staan inmiddels bij 2000 scholen belanden. Dus het beeld dat het geld naar een raad gaat waar het als het ware blijft hangen, is gewoon niet juist, want dit gaat naar al die scholen toe. Er moet toch iemand zijn die dat distribueert. Wij zijn geen distributiecentrum in dat opzicht.

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

Het punt van het geld was ook meer het punt van de heer Jasper van Dijk. Mij ging het om de representativiteit en effectiviteit. Is het wel eens onderwerp van gesprek tussen u en die raden? Je kijkt als argeloos burger naar de VO-raad. Dan denk je misschien dat dat het hele vo-veld is, maar het zijn de werkgevers. Is dat wel eens onderwerp van gesprek, zodat het helder is wie wie representeert?

StaatssecretarisDijksma

Ja, dat is met enige regelmaat onderwerp van gesprek, maar bijvoorbeeld ook vanwege het feit dat wij merken dat er verschillende verwachtingen zijn. Vanuit de Kamer krijgen wij nog wel eens de vraag – dat merk ik nu ook weer – dat het niet beter is dat wij met individuele scholen communiceren. Een van de verwijten die ik nog wel eens krijg van schoolbesturen, is dat ik te weinig met schoolbesturen praat en te veel met individuele scholen communiceer. Dat is fijn om te horen, maar dit is dus een ingewikkeld spanningsveld. Ik sluit mij met volle overtuiging aan bij de argumentatie die ook de minister hiervoor heeft gegeven. Dat moet ook, want het kabinet spreekt met één mond. Als wij dit allemaal ook nog zouden moeten doen, waren wij echt een heel groot orgaan.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Roeters, die nog een vraag moet beantwoorden namens staatssecretaris Dijksma.

MevrouwRoeters

Voorzitter. Wij onderzoeken op dit moment de toegevoegde waarde. Samen met de Universiteit Groningen bekijken wij hoe wij dat onderzoek het best kunnen opzetten.

Meer specifiek ten aanzien van zorgleerlingen is in de kwaliteitszorg belangrijk dat er een leerlingvolgsysteem is, waarmee wij de zorgleerlingen beter en sneller kunnen opsporen. Dan is het heel belangrijk dat het goed wordt aangepakt. Als wij op een school komen en wij zien daar zorgleerlingen, gaan wij na of de doelen concreet zijn geformuleerd, of er ook een aanbod is geformuleerd en of dat ook wordt gerealiseerd. Dus niet alleen een doel waar de school heen wil, maar ook een leeraanbod. Dat maakt dus onderdeel uit van het onderzoek op dat niveau naar de toegevoegde waarde voor de individuele zorgleerling.

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

hebt u met het nieuwe risicogestuurde toezicht voldoende zicht op die individuele zorgleerling? Doet u dat onderzoek steekproefsgewijs, of alleen bij scholen waarvan bekend is dat de zorg aan leerlingen zwak is?

MevrouwRoeters

Dat doen wij inderdaad risicogericht, dus op de zwakke en zeer zwakke scholen. Wij moeten ook zeggen dat er een verband is tussen zorgleerlingen en zeer zwakke scholen. Daarnaast doen wij het ook op scholen waar wij komen om een andere reden, bijvoorbeeld een themaonderzoek. Dan kunnen wij ook dit soort steekproeven doen. Wij doen het dus breder dan alleen maar op de zwakke en zeer zwakke scholen.

De voorzitter:

Mijn voorganger had als uitgangspunt: de Kamer tweederde, de bewindslieden een derde van de tijd. Wij lopen nu één op één, dus de staatssecretaris die nu aan het woord komt, heeft maar heel weinig tijd.

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Voorzitter. Dan zal ik proberen zo kort en krachtig mogelijk te antwoorden.

Hartelijk dank voor de aan mij gestelde vragen over de examens, de boeken, de ouderbijdrage en overige punten.

Ik begin met de examens, omdat dat natuurlijk toch altijd voor het voortgezet onderwijs een heel belangrijk thema is. Wij laten heel graag het hoe over aan de scholen, maar juist omdat wij ook weten dat wij aan het eind van de rit in beeld krijgen wat er uiteindelijk tot stand is gekomen en wat de toegevoegde waarde is van de examens, zijn wij er ook scherp op dat het vertrouwen in de examens ook echt overeind blijft. Er zijn ook nu weer de nodige vragen over gesteld. Dat is heel begrijpelijk, zeker ook naar aanleiding van het verslag van de Inspectie.

Gelukkig hebben de Inspectie en wij heel goed in beeld dat het rondom de examens niet goed verloopt op dit moment, met name waar het gaat om het verschil tussen CE en SE, wat bij een aantal scholen een probleem is. Wij hebben ook gezegd dat wij een aantal eisen willen aanscherpen rondom Engels, Nederlands en wiskunde.

Dat heeft geleid tot de zogenaamde examenbrief. Daarin hebben wij al een aantal belangrijke stappen gezet, die de komende tijd ook zullen worden uitgewerkt in wetgeving. De heer Bosma vroeg hoe het ermee staat. Wij zijn hier volop mee bezig. De planning is dat ook daadwerkelijk in 2012 de wetgeving rondom bijvoorbeeld het gemiddelde van het centraal examen is ingevoerd en wordt benut. Desondanks blijft de aandacht groot voor dit thema. Dat is uitstekend, zeker gelet op het feit dat een nieuw aspect naar voren is gekomen in het jaarverslag, namelijk de examinering rondom het vmbo.

Dat is logisch, want dit is eigenlijk het eerste jaar dat breed in het veld het nieuwe centraal schriftelijk praktijkexamen CSPE is ingevoerd. Dat blijkt toch nog tot behoorlijk wat problemen te leiden. Wij hebben ook gezegd in onze reactie dat wij die problemen buitengewoon serieus nemen. De rechtsgelijkheid is in het geding, evenals te weinig controle door de schoolleiding. Dat zijn punten die wij ons zeer ter harte moeten nemen, omdat die examens voor ons de toets moeten zijn van de toegevoegde waarde van de school waar het gaat om kennis en vaardigheden.

Wij zijn er volop mee bezig om dit aan te pakken. De wetswijziging van het centraal examen gemiddeld voldoende is daar natuurlijk belangrijk als toets dat er voldoende kennis is, maar wij doen meer op dit vlak. Wij zijn bezig met het opleiden van docenten van het vmbo voor het examineren in het vmbo. Er is een protocol ontwikkeld voor de scholen om aan te geven waaraan zij moeten voldoen. De VO-raad en de AOC Raad hebben een toolkit ontwikkeld voor het schoolexamen. Een uwer zei dat het misschien wat ingewikkeld is. Dat was het ook. Wij proberen daarbij behulpzaam te zijn. Er komt een standaardisering en borging van de wijze waarop zaken worden uitgevoerd. En wij hebben gelukkig het toezicht van de Inspectie, die volgend jaar opnieuw scherp hierop zal toezien. Wij moeten wel meewegen dat het CSPE voor de meeste scholen nieuw is en dat wij een ontwikkelingsgang te gaan hebben, maar wij zijn wel allemaal buitengewoon scherp.

Over met name het Luzac-examen heeft mevrouw Kraneveldt een vraag gesteld. Hoe gaan wij daarmee om? Het verschil tussen CE en SE wordt gewoon hetzelfde behandeld als bij andere scholen. Dus wij zijn gewoon even scherp. Meerdere jaren meer dan 0,5 verschil betekent gewoon dat de examenlicentie wordt ontnomen en het staatsexamen daar is. Dat geldt zowel voor bekostigd als voor niet-bekostigd onderwijs, en dat doen wij ook gewoon. De twee jaar gebruiken wij voor elke school om zich te herstellen van wat echt niet klopt. Hier gaat het erom dat men moet zorgen dat alle formulieren op orde zijn en dat men zich vervolgens ook aanpast aan alle eisen die daaraan vastzitten. Twee jaar is dan een redelijke termijn om van scholen te vragen die slag daadwerkelijk te maken.

De heer Jan Jacob van Dijk vroeg terecht naar het diplomaregister. Rondom het vo hebben wij sinds 2009 al verscherpte eisen op het gebied van de waarde van het diploma. Daar is dus ook echt beter te traceren of er iets fout is. De controles vanuit het hoger onderwijs zijn ook scherp waar het gaat om diploma's en toelating, maar desondanks is er toch het voornemen om voor vo- en bve-sector tot een registratie over te gaan om die zekerheid daadwerkelijk te hebben.

De voorzitter:

Ik onderbreek u even, want bij het punt hiervoor had mevrouw Dezentjé nog een vraag.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Wij praten hier over een blik terug. De staatssecretaris is enkele weken geleden doortastend opgetreden door de mislukte vraag uit het examen Nederlands te schrappen die op onheuse wijze over de VVD ging, maar daarmee waren wij niet klaar, omdat de staatssecretaris nog had gezegd dat zij met de club die de examens maakt – CEVO meen ik – nog eens rond de tafel zou gaan zitten om te kijken hoe dit is gegaan en hoe dit in het vervolg kan worden voorkomen. Hoe is dat gesprek verlopen, hoe is het gegaan en welke maatregelen heeft de staatssecretaris genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen?

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Ik meen dat ik volgende week een afspraak heb met de CEVO. De CEVO is eerst bezig geweest met het afronden van alle examens; dit is een heel drukke tijd. Volgende week hebben wij de afspraak. Dan zullen wij alles op een rijtje zetten. Er was nog een aantal andere aandachtspunten. Deze zijn er altijd wel. Het LAKS levert ook punten aan. Wij behandelen de zaak dan in één keer. Er zal ook gekeken worden naar de vraag of er extra maatregelen genomen moeten worden. In de Kamer heb ik al aangegeven dat het voor de hand ligt dat de CEVO zelf – de vakgroepen vallen onder de verantwoordelijkheid van de CEVO – nog een keer door de vragen heen loopt, opdat er nog eens met "vreemde ogen" naar de vragen gekeken wordt. Ik wil dit definitief afkaarten in het gesprek dat ik met de voorzitter van de CEVO, de heer Van der Laan, nog voor de vakantie heb.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Mag ik de staatssecretaris vragen om de Kamer hierover te informeren?

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Zeker, geen probleem.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Ik heb een vraag over het register. Er wordt aangekondigd dat er een register komt voor het hoger onderwijs. Mag ik nu begrijpen dat dit er ook komt voor het vo en de bve? Wanneer komt dit register er?

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Het precieze tijdstip kan ik niet zeggen. Wij hebben in ieder geval het voornemen om het te doen. Laat ik de Kamer hier nog nader over informeren, misschien in de laatste, afrondende termijn. Ik weet niet of er nog zo'n termijn is.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Nee, die is er niet. Misschien kan de staatssecretaris ons schriftelijk informeren?

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Geen probleem.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Misschien kan zij hierin ook aangegeven hoe een en ander precies gaat werken: wie mag er gebruik van maken, wie heeft er toegang toe en meer van dat soort elementen?

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Ik neem aan dat dit niet veel zal afwijken van het hbo-register ...

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Daar bestaat het ook nog niet.

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Dan zullen de minister en ik samen tot beantwoording overgaan.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Ik ga over naar het punt van de boeken. Ik ben ontzettend blij dat de heer Jasper van Dijk dit onderwerp aan de orde heeft gesteld, zoals ik altijd blij ben om te spreken over de gratis schoolboeken voor gezinnen met kinderen in het voortgezet onderwijs die vaak hoge lasten hebben en dankzij dit kabinet lagere lasten hebben. Het is nog mooier om te constateren dat de VO-raad die toch een van de grote criticasters was bij de invoering van de gratis schoolboeken en eigenlijk nooit geschroomd heeft om alle punten die niet goed gingen goed onder de aandacht te brengen – dit is ook zijn taak; voor deze kritische positie wordt de raad bekostigd, niet door ons maar door de scholen – zegt dat er heel veel goede kanten aan de invoering zitten en ziet dat een en ander goed verloopt. Ik ben daar ontzettend blij mee. Misschien is het goed om een paar punten te noemen. De heer Jasper van Dijk maakt zich zorgen over de docenten. Laten wij nuchter zijn, je moet bij een budget altijd goed kijken naar waar je je geld aan uitgeeft. Onbelemmerd uitgeven is voorbij. Het is mooi om te constateren dat in het onderzoek van de VO-raad 41% van de scholen aangeeft dat er meer betrokkenheid is van de docenten. Men heeft immers met elkaar het debat gevoerd op de scholen. Dat is een goede zaak. Er is ook een kritischer kijk op welke boeken wel en welke boeken niet aangeschaft worden. Gelet op het feit dat het om gemeenschapsgeld gaat, vroeger van de ouders en nu van de belastingbetaler, zeg ik: goede zaak! Wij constateren ook dat er een veel grotere prikkel is om na te denken over nieuwe vormen van leermiddelen, zoals digitalisering: een goede zaak! Er zit dus een aantal positieve ontwikkelingen aan vast dat door de VO-raad niet ongenoemd blijft, hetgeen ik waardeer.

Ten aanzien van de lopende contracten merk ik op dat wij alleen de scholen die om hulp vragen in beeld hebben. Dat aantal is eigenlijk gereduceerd tot een enkele school per week. Wij weten op dit moment dus niet hoe scholen precies in de weer zijn en zo hoort het ook. Immers, bij andere aanbestedingen houden wij ook niet alle vingers aan alle polsen. Dan kunnen wij het apparaat wel uitbreiden met 20% in plaats van terugdringen, zoals de coalitiepartijen met elkaar hebben afgesproken. Ik heb begrepen dat er op dit moment geen procedures lopen. De zorgen die hierover leefden zijn dus niet bewaarheid geworden. De oude contracten die liepen moesten beëindigd worden. De 117 scholen die na een aanbestedingsprocedure een overeenkomst hebben gesloten, hebben bestaande overeenkomsten beëindigd. Een van de leveranciers houdt tegenover een aantal scholen nog steeds vol dat men nog iets moet betalen. Voor zover ik heb begrepen heeft nog geen enkele school zich hiertoe bewogen. De vraag of wij de scholen wel voldoende steunen kan ik bevestigend beantwoorden. De scholen hebben € 10.000 per school gekregen en € 31 per leerling. Dat geld is volgens de taskforce goed weggezet bij organisaties die de scholen hebben bijgestaan. Een aantal scholen heeft het helemaal zelf gedaan en is hierover buitengewoon tevreden.

De heerJasper van Dijk(SP)

De staatssecretaris zegt dat er sprake is van één lopende zaak tussen een boekleverancier en tenminste één school. Hoe zit het dan met het convenant? Men heeft dit toch gesloten om elkaar niet aan te klagen?

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Ik heb niet gezegd dat er een zaak loopt tussen een leverancier en een school. Er is één leverancier die de gedachte heeft dat bij het afbreken van het contract middelen voor afschrijving betaald moeten worden. Voor zover ik weet, is er nog geen sprake van een zaak. Scholen zijn nog niet tot betaling overgegaan, omdat ze het er voor een groot deel niet mee eens zijn. Deze discussie loopt nog tussen de leverancier en degene die ontving. Ik vind dit ook echt een zaak tussen de school en de leverancier; dat lijkt mij wel zo netjes. Anders moeten wij ons immers met wel heel veel zaken gaan bemoeien.

Vervolgens kom ik bij het punt van de ouderbijdrage. De vraag is gesteld hoe ik handhaaf. De Inspectie controleert. Zij spreekt scholen aan als sprake is van een onheldere presentatie. De drang is dan om de website of de schoolgids te benutten. Als een school niet wil meedoen, zou sprake kunnen zijn van bekostigingsmaatregelen. Ik kan mij voorstellen dat de Inspectie ons te zijner tijd weer gewag doet van datgene dat zij heeft opgemerkt. Zij moet hiermee doorgaan wat mij betreft.

Wat de deurwaarders betreft, ik ben het eens met de opmerking dat je op ouders die zich niet verplicht hebben sowieso geen deurwaarder kunt afsturen. Wat ouders betreft die zich wel verplicht hebben door middel van het tekenen van een overeenkomst: ik zou het als schoolbestuur niet doen. Het is echter aan het schoolbestuur. Ik zou het niet doen; ik vind het niet zo netjes. Ik kan echter niet zeggen: gij zult dat niet doen. Immers, iemand is wel een verplichting aangegaan en het is dan aan het schoolbestuur om daar op een goede manier mee om te gaan.

Dan kom ik tot slot bij het rijtje "overig". De heer Bochove had nog een vraag over ...

De heerVan Bochove(CDA)

U bedoelt: Van Bochove.

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Neem mij niet kwalijk.

De heerVan Bochove(CDA)

Ik neem u niets kwalijk, mevrouw Van Bijsterveldt.

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Van Bijsterveldt inderdaad, met "dt", heel goed.

De heer Van Bochove had een vraag over de maatschappelijke stage. Hoe zit het met de doelstelling? Laat ik helder zijn. In het coalitieakkoord is sprake van vertrouwen in de maatschappelijke stage ten aanzien van het doel dat men wil bereiken: meer betrokkenheid van leerlingen bij zaken die in de samenleving buiten het eigen leefwereldje plaatsvinden. Het doel is invoering van de maatschappelijke stage voor alle leerlingen die in 2011 instromen in het voortgezet onderwijs. Ik kan niet anders zeggen dan dat wij, dat wil zeggen de scholen hiermee buitengewoon voortvarend bezig zijn. Ik ben twee maanden geleden een week lang op maatschappelijke stagetour geweest. Ik heb zo'n dertig projecten bezocht; buitengewoon leerzaam. Ik heb heel veel enthousiaste mensen ontmoet. Ik heb natuurlijk ook kritische geluiden gehoord. Wij moeten wel met een open mind in dit onderwerp staan. Ik wil dat het enthousiasme dat er is goed overeind blijft, ook in de komende jaren. Daarnaast hebben wij vanuit het ministerie een soort marsbrigade laten uitgaan naar alle scholen om te horen hoe het gaat, om goede ideeën uit te wisselen en om een beeld te krijgen van hoe een en ander loopt. Dat leidt tot een eerste tussenstand waarover ik de Kamer kort na de zomer wil informeren. Een aantal signalen is heel positief. Er ligt nog wel een aantal vragen. Een van deze vragen is voor mij aanleiding om wat verder na te denken. Dit betreft het aantal uren, met name in het mbo. Dat komt toch heel vaak terug: de zorg dat in het aantal jaren van het vmbo, het aantal uren toch wel heel hoog is. Zo mogelijk zal ik u daarover kort na de zomer informeren. Ik wil er dan graag voor de scholen al iets over zeggen, omdat het zo breed naar voren komt.

Ik ben aangeland bij het blokje "overige" en begin met het punt "voortijdig schoolverlaten". Ik wijs mevrouw Dezentjé erop dat er geen twijfel over kan bestaan dat de doelen bij "voortijdig schoolverlaten" dit jaar zijn gehaald. Dat is vooral een prestatie geweest van scholen, gemeenten en betrokkenen in de regio. Wij hebben de regioconvenanten gesloten. Dat is een heel mooi instrument. Wij merken dat de scholen en gemeenten samen met de leerplichtambtenaren et cetera buitengewoon druk bezig zijn om die doelen ook echt te bereiken. Het is net wat de minister zegt: wij spreken er veel over, dus de sense of urgency tussen de oren neemt toe. Ik stel ook vast dat wij stimulerend present zijn. Wij proberen daarbij de kracht te zoeken waar hij ligt, dus dicht bij de mensen in het veld zelf. Daarom ben ik blij dat wij die slag hebben kunnen maken in het eerste jaar. 2012 is inderdaad het einddoel, maar wij moeten jaarlijks zorgen dat wij netjes de stappen zetten, zodat wij geloofwaardig naar 2012 toegroeien.

Ik kom bij de onderwijstijd. Inderdaad zijn er drie mbo-instellingen met onvoldoende onderwijstijd. Ik kan u mededelen dat ik inmiddels de definitieve besluiten heb genomen in de vorm van een bekostigingssanctie voor alle drie de mbo-instellingen. Men is naar rato ook daadwerkelijk gekort. In dit schooljaar, 2008-2009, wordt opnieuw de naleving van de 850-urennorm gecontroleerd. Ik hoop u daarover in het najaar nader te informeren. Wij gaan dus voort. Er worden in het mbo welzeker slagen gemaakt op het vlak van de uren. Dat is maar goed ook. Mevrouw Dezentjé had het over schooluitval. De intensiteit van onderwijs is daarbij een heel belangrijk punt. Ik ben daarmee niet alleen in het mbo, maar ook in de lerarenopleiding en de pabo bezig. De minister is wat dat betreft bezig met de totale hbo.

Tot slot kom ik bij de kwaliteitszorg, die terecht door mevrouw Kraneveldt als een heel belangrijk punt naar voren werd gebracht. Wij zijn daarmee ook heel actief bezig. Gelukkig zien wij dat de kwaliteitszorg van scholen toeneemt. Er wordt een enorme sprong gemaakt: bij het basisonderwijs gaat het van 38% naar 52%. Ik weet niet of mijn collega dat al gemeld heeft, maar het is een mooi getal om nog eens te noemen. Bij het voortgezet onderwijs is de sprong van 34% naar 54%. Mevrouw Kraneveldt was bezorgd of de besturen wel wisten waar zij aan toe zijn. De Inspectie heeft er een jaar of twee geleden echter bewust voor gekozen om de besturen te gaan aanspreken, als eerstverantwoordelijke, dus het bevoegd gezag. Ik denk dat dat heel relevant is. Daarmee kijken de besturen goed naar wat er aan de hand is. Het is de verantwoordelijkheid van de besturen, dus moeten zij het beter aansturen. Via ondersteunende activiteiten hebben wij ook zelf de kwaliteitszorg gestimuleerd, maar de scholen zelf zijn dus ook sterker aan de slag. De nadruk ligt op opbrengstgericht werken rond talen en rekenen. Ook de komende tijd gaan wij met de sectororganisaties aan de slag om een intensieve voorlichtingscampagne op dit vlak te doen.

Is het geld voor de VO-raad en de Bve Raad weggegooid geld? De heer Van Dijk van de SP-fractie heeft gelijk als hij zegt dat wij elke keer buitengewoon kritisch moeten kijken of een onderwerp bij die raden hoort, ook omdat wij zien dat het voor de raden zelf soms lastig is. Zij hebben een dubbele rol. Enerzijds zijn zij de representant van de achterban. Soms moeten de raden gewoon de achterban bedienen. Zo moeten zij bijvoorbeeld kritisch zijn bij de start van iets als het boekenproject, als men geluiden hoort. Ik vind het mooi dat men ook positief is als het goed gaat. De rol van de raden is echter om een aantal klussen namens de sector op te pakken. Het is net wat mijn collega zegt: het is ondoenlijk om met elke school apart aan de bak te gaan. Als voorbeeld zou men kunnen kijken naar het steunpunt voor de zeer zwakke scholen. Dat zou een soort EHBO-team moeten zijn, zoals u graag wilde, en het gebeurt gewoon door de raden. Zij zijn verder bezig met "Durven, delen, doen". Dat is een heel mooi innovatieproject. Ik kan u buitengewoon aanbevelen om eens een aantal scholen in dat kader te bezoeken. Het is heel goed om te onderzoeken hoe je met nieuwe leermiddelen en hier en daar misschien ook met minder docenten, op een goede manier les kan blijven geven. Dat is een uitdaging waarvoor de sector staat. Wij zullen het niet alleen met menskracht kunnen. Wij zullen ook innovatief moeten nadenken hoe wij in de toekomst voldoende kwaliteit kunnen geven met het aantal leraren dat wij op dat moment hebben. De aanpak voor betere schoolexamens is zo'n punt, maar bijvoorbeeld ook Vensters voor Verantwoording. Daaraan hechten wij in het kader van de horizontale verantwoording rond onderwijstijd veel belang. Er zijn dus heel veel goede projecten. De VO-raad is nog een jonge club. De Bve Raad en de MBO Raad zijn er al wat langer. Ik vind dat men buitengewoon nuttig werk verricht. Dat verhindert niet dat je soms lijnrecht tegenover elkaar kunt staan. Dat is dan net even die andere pet.

De voorzitter:

Ik hoorde de staatssecretaris wat zeggen over een Mat-brigade.

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Ik bedoelde de Maatschappelijk stagebrigade, dus de Mas-brigade.

De voorzitter:

De minister en ik zagen de escalatieladder alweer ernstig oplopen. Ik begrijp ook uit de beantwoording van de staatssecretaris dat zij geen vragen heeft overgelaten van mevrouw Roeters. Ik sluit de behandeling bijna, maar mevrouw Dezentjé had nog een vraag.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Ik kan wat gemist hebben, maar volgens mij had ik nog gevraagd of de Inspectie het toelatingsbeleid op scholen controleert. Heb ik wat gemist?

De voorzitter:

Ik geloof niet dat u op die vraag antwoord heeft gekregen. Er is sprak van enige verwarring. Kunt u uw vraag even toelichten?

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Ik had daarbij het voorbeeld genoemd, dat mij steeds vaker berichten bereiken dat leerlingen die eenmaal van school zijn verwijderd, bijna niet meer op een andere school terechtkunnen. Daar worden allerlei excuses voor aangedragen. Het meest hoort men: de school is vol. Scholen hebben echter ook een toelatingsbeleid. Zij moeten op een gegeven moment leerlingen toelaten. Hoe wordt dat gecontroleerd?

StaatssecretarisVan Bijsterveldt-Vliegenthart

Dat is in principe eenvoudig. Als u dit soort klachten heeft, moet u het even laten weten. Wij spelen die klachten dan door naar de Inspectie. In principe is de voortgezet onderwijsschool waar de leerling zit, verantwoordelijk voor de leerling totdat hij op een andere plek zit. De school kan er dus niet de handen vanaf trekken, tot de leerling op een andere plek zit. Als een leerling te lang afwezig is, behoren de leerplichtambtenaren zich ermee te gaan bemoeien. Dan moet dat circuit in werking treden. Het kan niet zo zijn dat een leerling doelloos rondwandelt in deze wereld.

De voorzitter:

De heer Bosma stelt voor om na deze uitspraak van de staatssecretaris gewoon te stoppen. Ik stel voor dat wij de termijn van de regering afronden. Ik kijk naar mijn collega's ter linkerzijde. Er is nog gelegenheid tot het indienen van moties. Wij stellen het tweeminutenregime vast. Ik deel u van tevoren mee dat ik in de procedurevergadering van aanstaande donderdag met u wil spreken over het al dan niet verlenen van decharge. Dat zal, neem ik aan, niet zo veel tijd vergen.

MinisterPlasterk

Voorzitter ...

De voorzitter:

Wij stellen dat donderdag in de procedurevergadering aan de orde. Ik vind het prima dat de heer Plasterk de spanning nog even laat oplopen. Ik vind dat verder prima; ik ben niet meer dan de voorzitter.

Ik kijk of er nog ruimte is voor het indienen van moties. Daarvoor begin ik bij de heer Jasper van Dijk.

De heerJasper van Dijk(SP)

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. De staatssecretaris van voortgezet onderwijs zei over deurwaarders voor het innen van de ouderbijdrage: ik zou het niet doen. Dat vond ik een mooie opmerking. Ik zie het als een moreel appel aan schoolbesturen. Ik heb de opmerking dan ook genoteerd.

Vervolgens wil ik het hebben over de nut en noodzaak van de sectorraden. Ik denk dat het erop neerkomt dat wij van mening verschillen. De minister gaat er pal voorstaan, zo hoorde ik in zijn eerste termijn, ondanks alle kritiek die er in het onderwijs en de media leeft over deze raden en de omstreden positie die zij hebben. Ook mevrouw Kraneveldt stelt terecht de vraag wat zij nu precies representeren. Ikzelf vind dat zij vooral mist veroorzaken in de taakverdeling tussen scholen en overheid. Zij zweven ertussen. Het is niet precies duidelijk wat zij doen en waarvoor zij precies staan. Tegelijkertijd hebben zij ook een groot budget. Wij konden het 100 jaar doen zonder sectorraden; zij bestaan nog maar kort. Het is wat dat betreft geen grote stap om terug te gaan naar een situatie zonder de raden. Ik kom om deze reden met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in 2008 ruim 27 mln. subsidie is verstrekt aan de sectorraden in het onderwijs, waaronder de PO-, VO-, MBO- en HBO-raad;

verzoekt de regering, voorstellen te doen om dit geld vrij te maken voor het onderwijsbudget, zodat het rechtstreeks naar de scholen gaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (31924-VIII).

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Voorzitter, ik heb geen motie.

MevrouwDezentjé Hamming-Bluemink(VVD)

Voorzitter, ik heb ook geen motie.

MevrouwKraneveldt-van der Veen(PvdA)

Voorzitter, ik heb ook geen motie.

De heerBosma(PVV)

Voorzitter, ik heb geen motie.

De voorzitter:

Dan wachten wij even totdat wij over de motie kunnen beschikken. De heer Jan Jacob van Dijk wil een vraag stellen aan Jasper van Dijk.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Volgens mij klopt de veronderstelling dat er nooit sectorraden geweest zijn, niet. Er waren altijd werkgeversorganisaties en die hebben toevallig besloten om een aantal dingen samen te gaan doen. Vindt de heer Jasper van Dijk dat de overheid wel gaat over de koepels?

De heerJasper van Dijk(SP)

Nee, maar dat gaat mijn motie ook niet over. Mijn motie gaat over de subsidie die zij krijgen: 27 mln.! Ik denk dat ook het CDA zich achter de oren mag krabben bij zo'n bedrag. Dat is wat ik met deze motie aan de orde stel.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Volgens mij gaat het hier om het uitvoeren van enkele projecten die anders door het ministerie uitgevoerd moeten worden. Wellicht dat de heer Jasper van Dijk kan aangeven of hij vindt dat het geld rechtstreeks op het ministerie terecht moet komen.

De heerJasper van Dijk(SP)

Zo is het maar net. Ik heb een groot vertrouwen in de efficiëntie van het ministerie. Het kan dit soort taken ongelooflijk goed uitvoeren! Geen twijfel mogelijk.

De heerJan Jacob van Dijk(CDA)

Dat is wel veel hulde voor dit kabinet.

De voorzitter:

Dat hebben wij niet meer genoteerd, mijnheer Jacob van Dijk.

MinisterPlasterk

Het doet mij denken aan uw inmiddels overleden collega Thijs Wöltgens die op een gegeven moment in een debat zei: Voorzitter, u rekent op mijn consistentie maar dat kunt u niet. Ik zou hier toch op een zekere consistentie willen aandringen. Het komt regelmatig voor dat de Kamer en ook de geachte afgevaardigden van de SP de regering vragen bepaalde onderwerpen ergens aan de orde te stellen opdat er iets mee gebeurt. Wij zouden ofwel op de fiets 400 scholen langs moeten dan wel met de koepel op 7000 scholen, al naar gelang de sector waarover het gaat, dit moeten opnemen. Ik wil met alle plezier een keer op een rij zetten – maar ik maak er geen toezegging van want dan wordt het weer een klus – welke onderwerpen soms op verzoek van uw Kamer en soms op grond van een wens van het kabinet met de koepels worden besproken. Dat gebeurt ook in uitvoerende zin opdat zij met de achterban ervoor zorgen dat iets zijn beslag krijgt. Ik zeg niet dat elke euro per se eraan besteed moeten worden. Dat hebben de staatssecretarissen ook al aangegeven. Wij zijn er permanent kritisch op. Om een lang verhaal kort te maken, ik ontraad de motie. Ik denk dat het werkelijk een verlies zou zijn als wij de steun aan die koepels zouden intrekken.

De voorzitter:

Wij stemmen volgende week over de ingediende motie. Aanstaande donderdag in de procedurevergadering zullen wij spreken over de dechargeverlening.

Ik dank de minister, de beide staatssecretarissen, hun uitgebreide staf voor hun aanwezigheid en betrokkenheid bij dit debat en voor de beantwoording van alle vragen. Ik dank ook de belangstellenden op de publieke tribune.

Sluiting 20.46 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Depla (PvdA), Remkes (VVD), Van Bochove (CDA), voorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Leerdam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), Ouwehand (PvdD), Dibi (GroenLinks), Anker (ChristenUnie) en Smits (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gill'ard (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Ferrier (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Jacobi (PvdA), Elias (VVD), Timmer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Ten Broeke (VVD), Van Bommel (SP), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Ortega-Martijn (ChristenUnie) en Gerkens (SP).

Naar boven